NJ 1932, p. 797
Pandrecht op een vordering. Schuldvergelijking. Faillissement van den pandhouder. Pandrecht op een vordering op zichzelf.
HR 24-12-1931, ECLI:NL:HR:1931:110, m.nt. Prof. E. M. Meijers (Curatoren ‘Beider Belang’)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
24 december 1931
- Magistraten
Mrs. Fentener van Vlissingen, Visser, Kosters, van den Dries, van Gelein Vitringa
- Zaaknummer
[24121931/NJ_1932,_p._797]
- Conclusie
Mr. Tak
- Noot
Prof. E. M. Meijers
- Roepnaam
Curatoren ‘Beider Belang’
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS162009:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1931:110, Uitspraak, Hoge Raad, 24‑12‑1931
- Wetingang
(BW art. 1196; Fw art. 53.)
Essentie
Pandrecht op een vordering. Schuldvergelijking. Faillissement van den pandhouder. Pandrecht op een vordering op zichzelf.
Samenvatting
De schuldeischer, die zijn vordering op den schuldenaar aan dien schuldenaar in pand heeft gegeven, heeft, bij faillissement van dien schuldenaar-pandhouder, het recht om die vordering in vergelijking te brengen met een vordering van dien schuldenaar op hem.
Het pandrecht heeft daardoor zijn volle uitwerking. Ten onrechte heeft de Rechtb. hier het beroep op schuldvergelijking afgewezen.
Partij(en)
Mr. F. M. Westerouwen van Meeteren, advocaat en procureur, wonende te 's-Gravenhage, eischer tot cassatie van een op 21 Mei 1931 door de Arr.-Rechtbank ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.