Hof Den Haag, 04-05-2021, nr. 2200285918
ECLI:NL:GHDHA:2021:808
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
04-05-2021
- Zaaknummer
2200285918
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2021:808, Uitspraak, Hof Den Haag, 04‑05‑2021; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:240
Uitspraak 04‑05‑2021
Inhoudsindicatie
Gepubliceerd n.a.v. ECLI:NL:HR:2023:240,
Partij(en)
Rolnummer: 22-002859-18
Parketnummer: 09-857196-17
Datum uitspraak: 4 mei 2021
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 10 juli 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedatum] 1978,
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op
18 februari 2020, 23 juni 2020 en 20 april 2021.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte en de benadeelde partij naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 (eerste en tweede cumulatief) en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van voorarrest. Tevens is aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd, waarbij is bepaald dat deze niet aan een maximum is verbonden. Voorts is een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
1.hij in of omstreeks de periode van 25 juli 2017 tot en met 26 juli 2017 te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door:
- [ slachtoffer] (van achteren) (bij de armen) beet te pakken en/of daarbij een hand over de neus en/of mond van die [slachtoffer] te plaatsen en/of
- die [slachtoffer] haar woning (aan de [adres slachtoffer]) binnen te sleuren en/of op de bank te gooien en/of
- die [slachtoffer] (meermalen) in/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd te slaan/stompen (waarbij die [slachtoffer] met haar hoofd tegen een muur stootte) en/of
- die [slachtoffer] bij de haren beet te pakken en/of
- een mes, althans een soortgelijk scherp en/of puntig voorwerp, aan die [slachtoffer] te tonen en/of met dat mes, althans soortgelijke scherpe en/of puntige voorwerp, te zwaaien en/of met dat mes, althans soortgelijke scherpe en/of puntige voorwerp, steekbewegingen naar/in de richting van de nek/hals, in elk geval (boven)lichaam, van die [slachtoffer] te maken
die [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], immers heeft hij, verdachte,
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (op de mond) gezoend en/of
- met zijn tong langs de wang en/of nek van die [slachtoffer] gegaan en/of
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht/geduwd en/of meermalen, althans eenmaal, heen en weer bewegingen gemaakt;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 25 juli 2017 tot en met 26 juli 2017 te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp, opzettelijk een persoon (te weten [slachtoffer]) heeft mishandeld door
- die [slachtoffer] met kracht bij (onder andere) de armen beet te pakken en/of
- die [slachtoffer] (meermalen) in/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd te slaan/stompen (waarbij die [slachtoffer] met haar hoofd tegen een muur stootte) en/of
- die [slachtoffer] bij de haren beet te pakken,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.hij (op één of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 5 augustus 2017 tot en met 8 augustus 2017 te Rotterdam, in ieder geval in Nederland, opzettelijk mondeling, door gebaren, bij geschrift en/of afbeelding zich jegens [slachtoffer] heeft geuit, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid te verklaren of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden en/of om die [slachtoffer] te beïnvloeden om terug te laten komen op een eerder afgelegde verklaring dan wel die eerdere verklaring te laten wijzigen, terwijl hij, verdachte, wist of ernstige reden had te vermoeden dat die verklaring zou worden afgelegd, door vanuit de Penitentiaire Inrichting (Rijnmond) meermalen, in elk geval eenmaal, telefonisch contact met die [slachtoffer] te leggen en/of onder andere het volgende op een dreigende en/of dwingende toon tegen die [slachtoffer] te zeggen: "Je kan niet meer intrekken maar je kan een mailtje naar mijn advocaat sturen. En zeggen dat je die torrie hebt overdreven." en/of "Bel die advocaat gewoon en handel die torrie met hem. Anders als ik voor moet gaan en het is niet geregeld dan ga ik niet meer met je praten." en/of "je gaat niet lopen liegen en bedreigen je weet toch en denken dat het zo gaat werken. Zo werkt het niet schat. Ik kan je pas vergeven als je gewoon, je trekt die ding recht en da kunnen we gewoon straight face tot face praten begrijp je". en/of "Bel die man vandaag. Bel hem. (..) Luister een keer je leven gewoon blind (..)", waarna hij haar beloofd met rust te laten, in elk geval (meermalen) woorden van gelijke (beïnvloedbare) aard en/of strekking".
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 (eerste en tweede cumulatief) en 2 tenlastegelegde, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting, zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar en 9 maanden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven reeds omdat het hof komt tot een enigszins andere bewezenverklaring. Ook zal het hof de bewijsvoering aanpassen en andere beslissingen nemen ten aanzien van de strafoplegging.
Verzoek tot het horen van aangeefster
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep – overeenkomstig zijn overgelegde en in het dossier gevoegde pleitnota - opnieuw verzocht om [slachtoffer] als getuige te horen. Ter onderbouwing van dit verzoek heeft de raadsman – kort gezegd – aangevoerd dat aangeefster aantoonbaar tegenstrijdig heeft verklaard en dat hij de verklaringen van aangeefster op de betrouwbaarheid daarvan wenst te toetsen en dat er nieuwe ontwikkelingen zijn die later bekend zijn geworden.
Naar het oordeel van het hof dient het verzoek tot het horen van aangeefster [slachtoffer] als getuige te worden afgewezen, op de grond dat de noodzaak tot het (opnieuw) horen van aangeefster ontbreekt.
Het hof heeft ter terechtzitting in hoger beroep van
18 februari 2020 en 23 juni 2020 reeds afwijzend op dit verzoek beslist. Naar het oordeel van het hof heeft de verdediging ter terechtzitting van 20 april 2021 geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die tot een andersluidend oordeel zouden moeten leiden. De verdediging heeft de gelegenheid gehad de getuige te ondervragen bij gelegenheid van haar verhoor bij de rechter-commissaris en heeft daarvan ook gebruik gemaakt. Ook is naar het oordeel van het hof geen sprake van nieuwe ontwikkelingen die maken dat aangeefster op deze, of andere punten (opnieuw) gehoord moet worden. Dat een aantal tussen de verdachte en aangeefster over en weer verzonden Facebookberichten eerst op de terechtzitting van 20 april 2021 als bijlage bij het pleidooi van de raadsman zijn overgelegd, maakt dit niet anders. De verdachte heeft deze Facebookberichten vanaf het begin – dus ook toen aangeefster bij de rechter-commissaris werd gehoord - voorhanden gehad, maar er om hem moverende redenen voor gekozen om deze eerst in een zeer laat stadium van het proces als verrassingselement – zo blijkt uit zijn verklaring ter terechtzitting in hoger beroep van 18 februari 2020 – in te brengen.
Het verzoek van de raadsman wordt derhalve afgewezen.
Gevoerde verweren
Vormverzuim ex artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv)
De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep – op de gronden als vermeld in zijn overgelegde en in het dossier gevoegde pleitnota – op het standpunt gesteld dat het niet opnemen van het, in de ogen van de verdediging belangrijkste, verhoor van aangeefster, te weten de aangifte van 26 juli 2017 te 15.00 uur, een onherstelbaar vormverzuim oplevert. Nu de verdachte hierdoor in zijn verdediging is geschaad, dient dit primair te leiden tot bewijsuitsluiting, subsidiair tot het horen van aangeefster en meer subsidiair tot strafvermindering.
Het hof overweegt als volgt.
Vooropgesteld moet worden dat naar het oordeel van het hof geen begin van aannemelijkheid bestaat voor de stelling van de verdediging dat het verhoor van aangeefster door de verbalisanten bewust niet is opgenomen.
Het hof is met de raadsman, op grond van het bepaalde in de Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, getuigen en verdachten van het openbaar ministerie, van oordeel dat het ontbreken van een auditieve registratie van voornoemde aangifte in dit geval een onherstelbaar vormverzuim oplevert in de zin van artikel 359a Sv. De vraag is of, en zo ja welk, rechtsgevolg aan dit verzuim moet worden verbonden, nu dit niet uit de wet volgt. Bij de beoordeling hiervan houdt het hof rekening met het belang van het geschonden voorschrift, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor werd veroorzaakt.
Het hof stelt vast dat niet is gebleken dat door het vormverzuim een inbreuk is gemaakt op verdachtes recht op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), noch is gebleken van enig ander rechtens relevant nadeel dat de verdachte hierdoor heeft ondervonden. Naar het oordeel van het hof is de verdachte door het ontbreken van de audio-opname van het verhoor van aangeefster niet in zijn verdediging geschaad, nu de verdediging nadien de gelegenheid heeft gehad om aangeefster tijdens haar verhoor bij de rechter-commissaris te bevragen. Het hof zal daarom volstaan met de enkele constatering dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek. De bepleite bewijsuitsluiting, het andermaal horen van aangeefster, dan wel strafvermindering, is naar het oordeel van het hof mede gelet op de aard en de relatief geringe ernst van het geconstateerde verzuim, en het ontbreken van enig gebleken nadeel in de zin van artikel 6 van het EVRM niet aan de orde.
Het verweer van de raadsman wordt mitsdien verworpen.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster
De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep – overeenkomstig zijn overgelegde en in het dossier gevoegde pleitnota – op het standpunt gesteld dat de door aangeefster afgelegde verklaring tijdens het informatieve gesprek en haar aangifte tegenstrijdigheden vertonen, waardoor deze verklaringen onvoldoende betrouwbaar zijn om tot het bewijs van het tenlastegelegde te dienen.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof constateert met de verdediging dat het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden en het proces-verbaal van aangifte op onderdelen afwijken.
Naar het oordeel van het hof betekent dit echter niet dat bedoelde processen-verbaal niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd omdat de aangeefster niet betrouwbaar zou zijn. Het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden betreft een verslag van het gesprek dat de verbalisanten kort na het aantreffen van aangeefster aan het Borndiep te Nootdorp op 26 juli 2017 om 05.09 uur op het politiebureau met haar voerden. Het gesprek bevat geen woordelijke weergave van hetgeen is besproken en is niet in de vraag- en antwoordvorm geverbaliseerd. Bovendien is het verslag niet door aangeefster doorgelezen en ondertekend. Doel van een informatief gesprek is enerzijds – zo volgt uit de Aanwijzing zeden van het openbaar ministerie - het informeren van de melder over de gevolgen van aangifte, de mogelijke impact van een strafrechtelijk traject, hulpverlening, slachtofferrechten en juridische bijstand. Anderzijds wordt op basis van de inhoud van het gesprek door politie en openbaar ministerie afgewogen of strafrechtelijk optreden in de rede ligt. Een vervolg op het informatief gesprek kan zijn het doen van een aangifte. Deze aangifte heeft in dit geval nog dezelfde dag om 15.00 uur in de middag plaatsgevonden en is in het proces-verbaal opgenomen in de vraag- en antwoordvorm en daarmee veel specifieker geverbaliseerd. Bovendien heeft de aangeefster deze verklaring doorgelezen en ondertekend. Verder heeft aangeefster tijdens haar verhoor op
5 augustus 2017 verklaard dat ze tijdens het informatief gesprek in paniek was en overstuur was doordat ze niet gekleed was en haar kinderen had moeten achterlaten. Ze heeft daarom toen niet alles in detail verteld.
Naar het oordeel van het hof volgt uit het voorgaande dat, voor zover verschil bestaat tussen het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden en de aangifte, dit niet tot de conclusie kan leiden dat de aangeefster niet betrouwbaar heeft verklaard. Bovendien is de aangeefster bij de rechter-commissaris als getuige gehoord en heeft zij haar bij de politie afgelegde verklaringen op essentiële onderdelen bevestigd terwijl zij, zo heeft zij bij de rechter-commissaris verklaard, haar bij de politie afgelegde verklaringen niet meer vóór het verhoor door de rechter-commissaris had doorgelezen omdat ze dat niet aankon. Tot slot acht het hof de door aangeefster afgelegde verklaringen betrouwbaar nu deze op essentiële punten worden ondersteund door overige bewijsmiddelen. Het hof verwerpt het verweer.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 eerste en tweede cumulatief en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. hij in of omstreeks de periode van 25 juli 2017 tot en met 26 juli 2017 te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door:
- [slachtoffer] (van achteren) (bij de armen) beet te pakken en/of daarbij een hand over de neus en/of mond van die [slachtoffer] te plaatsen en/of
- die [slachtoffer] haar woning (aan de [adres slachtoffer]) binnen te sleuren en/of op de bank te gooien en/of
- die [slachtoffer] (meermalen) in/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd te slaan/stompen (waarbij die [slachtoffer] met haar hoofd tegen een muur stootte) en/of
- die [slachtoffer] bij de haren beet te pakken en/of
- een mes, althans een soortgelijk scherp en/of puntig voorwerp, aan die [slachtoffer] te tonen en/of met dat mes, althans soortgelijke scherpe en/of puntige voorwerp, te zwaaien en/of met dat mes, althans soortgelijke scherpe en/of puntige voorwerp, steekbewegingen naar/in de richting van de nek/hals, in elk geval (boven)lichaam, van die [slachtoffer] te maken
die [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], immers heeft hij, verdachte,
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (op de mond) gezoend en/of
- met zijn tong langs de wang en/of nek van die [slachtoffer] gegaan en/of
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht/geduwd en/of meermalen, althans eenmaal, heen en weer bewegingen gemaakt;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 25 juli 2017 tot en met 26 juli 2017 te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp, opzettelijk een persoon (te weten [slachtoffer]) heeft mishandeld door
- die [slachtoffer] met kracht bij (onder andere) de armen beet te pakken en/of
- die [slachtoffer] (meermalen) in/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd te slaan/stompen (waarbij die [slachtoffer] met haar hoofd tegen een muur stootte) en/of
- die [slachtoffer] bij de haren beet te pakken,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;.
2. hij (op één of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 5 augustus 2017 tot en met 8 augustus 2017 te Rotterdam, in ieder geval in Nederland, opzettelijk mondeling, door gebaren, bij geschrift en/of afbeelding zich jegens [slachtoffer] heeft geuit, kennelijk om diens haar vrijheid om naar waarheid te verklaren of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden en/of om die [slachtoffer] te beïnvloeden om terug te laten komen op een eerder afgelegde verklaring dan wel die eerdere verklaring te laten wijzigen, terwijl hij, verdachte, wist of ernstige reden had te vermoeden dat die verklaring zou worden afgelegd, door vanuit de Penitentiaire Inrichting (Rijnmond) meermalen, in elk geval eenmaal, telefonisch contact met die [slachtoffer] te leggen en/of onder andere het volgende op een dreigende en/of dwingende toon tegen die [slachtoffer] te zeggen:
"Je kan niet meer intrekken maar je kan een mailtje naar mijn advocaat sturen. En zeggen dat je die torrie hebt overdreven." en/of "Bel die advocaat gewoon en handel die torrie met hem. Anders als ik voor moet gaan en het is niet geregeld dan ga ik niet meer met je praten." en/of "je gaat niet lopen liegen en bedreigen je weet toch en denken dat het zo gaat werken. Zo werkt het niet schat. Ik kan je pas vergeven als je gewoon, je trekt die ding recht en dan kunnen we gewoon straight face tot face praten begrijp je". en/of "Bel die man vandaag. Bel hem. (..) Luister een keer in je leven gewoon naar me gewoon blind (..)", waarna hij haar heeft beloofd met rust te laten, in elk geval (meermalen) woorden van gelijke (beïnvloedbare) aard en/of strekking".
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen als bijlage aan dit arrest worden gehecht.
Nadere overweging
Uit het dossier volgt dat de verdachte in de avond van 25 juli 2017 bij aangeefster thuis langs wilde komen om te praten. Hij dacht dat zij contact had met iemand via Facebook en was daar heel boos over. Aangeefster heeft vervolgens meerdere malen heel duidelijk aangegeven dat zij dit niet wilde. Zo blijkt uit de zich in het dossier bevindende Facebook Messenger berichten (hierna: berichten) dat zij onder meer het volgende heeft gestuurd in reactie op de mededeling van de verdachte dat hij onderweg was: “Niet komen. Ik wil je echt niet zien”, “Nee ik ga weg ik ga naar mama”, “Ik wil je niet zien” en “Nee, je komt niet. Ik wil je niet in mijn buurt hebben”. Ook heeft aangeefster in de berichten meerdere malen aangegeven dat zij bang is voor de verdachte door de manier waarop hij zich gedraagt. Ze is bang, geeft aan hem niet in de buurt te willen hebben. De verdachte blijft echter erop doorgaan. Aangeefster geeft dan aan dat ze dan buiten wil afspreken; ze wil niet alleen met de verdachte zijn.
Toen de verdachte uiteindelijk om ongeveer 23.00 uur bij aangeefster voor de deur stond, is aangeefster naar buiten gegaan omdat ze niet wilde dat de verdachte binnenkwam. Vervolgens heeft aangeefster, nadat de verdachte bleef aandringen dat hij in haar telefoon wilde kijken, de voordeur geopend om haar telefoon te pakken. De verdachte is toen direct de woning binnengegaan en sommeerde aangeefster om ook naar binnen te komen. Toen aangeefster dit weigerde, heeft de verdachte haar de woning ingetrokken, terwijl hij een hand voor haar mond hield. Als gevolg hiervan is aangeefster in de gang flauwgevallen. Ook de verdachte heeft verklaard dat aangeefster in een soort van ‘traumatrans’ raakte. In de keuken kwam aangeefster weer bij toen de verdachte haar hoofd onder de kraan hield. Vervolgens heeft de verdachte haar meegetrokken naar de woonkamer en haar op de bank neergegooid. De verdachte heeft aangeefster in haar gezicht geslagen, bij haar haren gepakt en haar keel dichtgehouden. Ook heeft hij een mes uit de keuken gepakt en aan de aangeefster getoond. Op enig moment daarna heeft hij haar en zijn eigen (onder)kleding uitgetrokken en zijn penis in de vagina van aangeefster gebracht/geduwd. De verdachte heeft een doekje met ijsblokjes aan aangeefster gegeven, dat zij tegen haar gezicht heeft gehouden. Aangeefster is in een onbewaakt moment de woning ontvlucht en op blote voeten en in nachtkleding de straat opgerend, terwijl haar drie jonge kinderen nog in de woning lagen te slapen. Zij heeft aangebeld bij getuige [getuige] die zag dat zij erg van streek was, huilde, hoorde dat ze zwaar aan het ademen was en trilde. Verbalisanten namen die nacht op het politiebureau waar dat de linkerzijde van het gezicht van aangeefster rood en enigszins gezwollen was.
In het licht van voornoemde feiten en omstandigheden acht het hof niet aannemelijk dat de seks tussen de verdachte en aangeefster vrijwillig heeft plaatsgevonden. Aangeefster was bang voor de verdachte, wilde daarom niet dat hij naar haar toe kwam en wilde hem al helemaal niet bij haar in huis hebben. Er zijn door de verdachte geweldshandelingen gepleegd en hij heeft een mes getoond. Aangeefster was in paniek toen zij midden in de nacht aanbelde bij getuige [getuige]. Het hof acht, net als de rechtbank, aannemelijk dat aangeefster zich uit angst niet langer heeft verzet tegen verdachtes handelingen, zodat het onder 1 eerste cumulatief tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard. Dit wordt ondersteund door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze in de bijlage van dit arrest zijn weergegeven. Dat aangeefster tijdens de telefoongesprekken met de verdachte nadien of tegen getuige [getuige] niet heeft gezegd dat zij ook was verkracht, zoals de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep heeft opgeworpen, maakt naar het oordeel van het hof niet dat de verkrachting niet heeft plaatsgevonden. Immers heeft aangeefster bij de rechter-commissaris verklaard dat zij de verkrachting niet kon benoemen en dat tijdens het telefoongesprek met de verdachte ook niet kon. Dat aangeefster en verdachte, zoals de verdachte stelt, een affectieve relatie zouden hebben gehad, is voor de beoordeling van de tenlastegelegde feiten niet van belang. Dit doet aan het voorgaande in ieder geval niet af nu in het kader van de onderhavige strafzaak relevant is wat zich heeft afgespeeld in de nacht van 25 op 26 juli 2017.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 eerste cumulatief en tweede cumulatief bewezenverklaarde levert op:
verkrachting en mishandeling.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk mondeling zich jegens een persoon uiten, kennelijk om diens vrijheid om een verklaring naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat die verklaring zal worden afgelegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van de feiten
De verdachte is op 25 juli 2017 omstreeks 23.00 uur naar de woning van het slachtoffer gegaan, terwijl het slachtoffer meerdere malen nadrukkelijk had aangegeven dat zij niet wilde dat de verdachte zou komen. Toen de verdachte uiteindelijk toch tegen haar zin langskwam, wilde ze hem uit angst niet in haar woning laten. Op enig moment heeft het slachtoffer op aandringen van de verdachte de voordeur geopend om haar telefoon binnen te pakken. De verdachte is toen haar woning binnengegaan. Het slachtoffer wilde niet naar binnen. Toen het slachtoffer niet naar binnen wilde komen heeft de verdachte het slachtoffer met een hand op haar mond haar woning ingesleurd, waarna het slachtoffer is flauwgevallen. Vervolgens heeft de verdachte het slachtoffer in haar woning mishandeld en verkracht, waarbij hij haar in het gezicht heeft geslagen, bij haar haren heeft beetgepakt en een mes heeft getoond.
Het slachtoffer was doodsbang voor de verdachte. Zo bang dat zij in het midden van de nacht – toen zij haar kans schoon zag – de woning, waar haar drie jonge kinderen nog lagen te slapen, is ontvlucht, terwijl de verdachte nog in de woning aanwezig was. Zij is blootvoets en in nachtkleding de straat op gerend en heeft bij diverse woningen aangebeld om hulp te zoeken.
De verdachte heeft een ernstige en grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer en de persoonlijke levenssfeer. Als gezegd hebben de feiten plaatsgevonden in de woning van het slachtoffer, een plek waar iemand zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen. De verdachte heeft hier niet bij stilgestaan, maar zijn eigen seksuele verlangen laten prevaleren boven het welzijn van het slachtoffer.
De verdachte heeft op geen enkele wijze verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen en heeft ook geen enkel inzicht getoond in de gevolgen die zijn handelen voor het slachtoffer heeft gehad. Die gevolgen zijn, zoals is gebleken uit de namens haar ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring, nog steeds aanwezig. Zo is het slachtoffer naar eigen zeggen veranderd in een persoon die zij niet wil zijn en kampt zij met nachtmerries en angst voor onbekende mensen. Ze heeft haar opleiding niet af kunnen maken en werken is volgens haar nog steeds een te grote belasting. Er hangt boven haar leven een grijze wolk van angst en verdriet, aldus het slachtoffer.
Voorts heeft de verdachte zich in de periode van
5 augustus 2017 tot en met 8 augustus 2017 schuldig gemaakt aan beïnvloeding van het slachtoffer, waarmee hij haar vrijheid om in een strafrechtelijk onderzoek naar waarheid en geweten een verklaring af te leggen heeft ondermijnd. De verdachte heeft vanuit de Penitentiaire Inrichting meerdere malen telefonisch contact opgenomen met aangeefster en de bewezenverklaarde uitingen gedaan.
De persoon van de verdachte
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 14 april 2021 is de verdachte meermalen veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Het hof heeft acht geslagen op de over de persoon van de verdachte opgemaakte persoonlijkheidsrapportages, te weten de Pro Justitia-rapportage d.d. 7 april 2015 van psychiater I. Maksimovic, het Pro Justitia-rapport d.d. 30 april 2015 van psycholoog J. van Beek, de rapportage d.d. 13 februari 2017 van psychiater G.H. van den Bosch en psycholoog I. Schilperoord, beiden verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie (NIFP), (opgemaakt in het kader van de strafzaak bij de rechtbank Oost-Brabant), het reclasseringsadvies d.d. 19 april 2017 en de NIFP-rapportage d.d. 22 maart 2019 van psychiater D.C.W.H. Naus en psycholoog A. Witvliet (opgemaakt in het kader van de strafzaak bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch).
De ontkennende verdachte heeft niet meegewerkt aan het opmaken van Pro Justitia-rapportages en ook aan de onderzoeken in het Pieter Baan Centrum (PBC) in 2017 heeft de verdachte zijn medewerking grotendeels onthouden. Hierdoor hebben de deskundigen niet op de gebruikelijke wijze kunnen vaststellen of en zo ja, welke stoornissen bij de verdachte aanwezig zijn, of deze stoornissen ook ten tijde van het plegen van onderhavige delicten aanwezig waren, of er een relatie bestaat tussen de stoornissen en de delicten en of, en zo ja in welke mate, de gepleegde feiten aan de verdachte kunnen worden toegerekend.
De reclassering heeft in haar advies van 19 april 2017 gerapporteerd dat de verdachte niet gemotiveerd is voor reclasseringsbemoeienis. Naar inschatting van de reclassering is het – gelet op de ontkenning van de verdachte, zijn pro criminele houding, het gebrek aan motivatie en de door het NIFP veronderstelde persoonlijkheidsproblematiek – niet haalbaar om een reclasseringsadvies gericht op het verminderen van de kans op recidive met de verdachte op te starten.
De verdachte heeft wel medewerking verleend aan het onderzoek in het PBC in 2019 doch dit rapport is opgemaakt in een andere strafzaak, destijds aanhangig bij het hof ’s-Hertogenbosch, die betrekking had op (deels) andersoortige strafbare feiten. Bij inmiddels onherroepelijk geworden arrest van het hof ’s-Hertogenbosch van 25 september 2019 in vorenbedoelde strafzaak, is aan de verdachte mede de maatregel van TBS met dwangverpleging opgelegd.
Motivering van de straf
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf heeft het hof acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) die worden gehanteerd bij de straftoemeting. Als basisoriëntatiepunt voor verkrachting – overigens in 2013 voor het laatst herijkt – geldt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. Als strafvermeerderende factoren laat het hof meewegen:
het door de verdachte gebruikte geweld, de aard van de gedraging, de bijzonder bedreigende setting en het feit dat de verdachte geen enkel inzicht heeft getoond in zijn handelen en hier bovendien geen verantwoordelijkheid voor heeft willen nemen.
Gelet op de aard en de buitengewone ernst van de bewezenverklaarde strafbare feiten kan naar het oordeel van het hof niet anders worden gereageerd dan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Het hof ziet gelet op hetgeen het hof heeft geoordeeld omtrent het artikel 359a Sv verweer geen aanleiding om tot strafvermindering te komen, zoals door de raadsman meer subsidiair is betoogd.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
4 jaren een passende en geboden reactie vormt.
Geen TBS
Het hof beschikt ten aanzien van de onderhavige strafzaak niet over een advies als bedoeld in artikel 37a Sr, terwijl evenmin kan worden gesteld dat sprake is van een zogenaamde weigerende observandus. Reeds om die reden zal het hof geen TBS kunnen opleggen.
Redelijke termijn
Het hof heeft, evenals het openbaar ministerie en de verdediging, vastgesteld dat de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM is overschreden.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak, waarin de verdachte in verband met de bewezenverklaarde feiten in voorlopige hechtenis verkeert, te gelden dat de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep dient te zijn afgerond met een eindarrest binnen 16 maanden nadat het hoger beroep is ingesteld, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals – onder meer - de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop.
Met het instellen van hoger beroep op 12 juli 2018 heeft de redelijke termijn van de berechting in hoger beroep een aanvang genomen. Het hof wijst arrest op 4 mei 2021. Derhalve heeft de berechting in hoger beroep 2 jaar en
10 maanden geduurd en dit maakt dat de redelijke termijn met 1 jaar en 6 maanden is overschreden. Het hof is evenwel van oordeel dat sprake is van bijzondere omstandigheden.
Tijdens de pro forma-zittingen op 27 juni 2019 en
5 september 2019 zijn door en namens de verdachte geen onderzoekswensen ingediend. De inhoudelijke behandeling van de zaak in hoger beroep stond gepland op 18 februari 2020, maar is op uitdrukkelijk verzoek van de verdediging, in verband met de toen pas door de verdediging ingebrachte onderzoekswensen omgezet naar een regiezitting. Vervolgens is de inhoudelijke behandeling van de zaak op 23 juni 2020 aangevangen, maar is de zaak toen wegens een door de verdachte gedaan verzoek tot wraking niet afgedaan. Nadat het wrakingsverzoek was afgewezen, is de zaak voor een derde maal voor inhoudelijke behandeling aangebracht ter terechtzitting. Dat heeft geresulteerd in de terechtzitting van 20 april 2021, waarop het hof heeft bepaald dat heden arrest zal worden gewezen.
Gezien het vorenstaande is het hof van oordeel dat de overschrijding van de redelijke termijn in overwegende mate voor rekening van de verdachte dient te komen, zodat kan worden volstaan met de enkele constatering dat de redelijke termijn is overschreden.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 12.904,71, bestaande uit € 404,71 materiële en € 12.500,00 immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 5.404,71, vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte deels betwist. Hiertoe is – naast de bepleite vrijspraak – subsidiair onder meer aangevoerd dat het causaal verband tussen de verweten gedraging en de kosten met betrekking tot de ‘zorgkosten factuur van VGZ’ onvoldoende is aangetoond, wegens het ontbreken van een concrete onderbouwing. Voorts verzoekt de raadsman de immateriële schade te matigen.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 404,71 materiële schade is geleden. De door de raadsman aangehaalde zorgkosten dateren van 27 juli 2017 en 30 juli 2017 en zijn derhalve direct na de bewezenverklaarde feiten gemaakt. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 1 eerste en tweede cumulatief bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 juli 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 eerste en tweede cumulatief bewezenverklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 2.500,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 juli 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 2.904,71 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 63, 242, 285a en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 eerste en tweede cumulatief en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 eerste en tweede cumulatief en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 1 eerste en tweede cumulatief bewezenverklaarde tot het bedrag van € 2.904,71 (tweeduizend negenhonderdvier euro en eenenzeventig cent) bestaande uit € 404,71 (vierhonderdvier euro en eenenzeventig cent) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het onder 1 eerste en tweede cumulatief bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.904,71 (tweeduizend negenhonderdvier euro en eenenzeventig cent) bestaande uit € 404,71 (vierhonderdvier euro en eenenzeventig cent) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 39 (negenendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 25 juli 2017.
Dit arrest is gewezen door mr. M.P.J.G. Göbbels,
mr. A.L. Frenkel en mr. K. Versteeg, in bijzijn van de griffier mr. N. van Burgsteden.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 4 mei 2021.
mr. K. Versteeg en mr. N. van Burgsteden zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Bijlage, inhoudende de bewijsmiddelen in de zaak met rolnummer 22-002859-18 tegen de verdachte, genaamd:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedatum] 1978.
Tenzij anders vermeld wordt bij gebruik voor het bewijs van processen-verbaal gedoeld op processen-verbaal in de zin van artikel 344, eerste lid, onder 2, van het Wetboek van Strafvordering.
Bewijsmiddelen
Feit 1 (eerste en tweede cumulatief)
1. De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 24 april 2018 verklaard -zakelijk weergegeven-:
U vraagt mij of ik die dag van het tenlastegelegde feit de hele dag in Nootdorp was. Nee. U vraagt of ik ongeveer rond 23.00 uur bij haar huis kwam. Dat zou best kunnen. Mijn DNA kan daar overal zijn, ook op het mes. U houdt voor dat we seks hebben gehad. We hebben inderdaad seks gehad.
2. Het proces-verbaal van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank te Den Haag van 9 april 2018. Dit proces-verbaal houdt onder meer in –zakelijk weergegeven-:
als de op 9 april 2018 tegenover deze rechter-commissaris afgelegde verklaring van [slachtoffer]:
Ik had iemand op Facebook die ook plaatjes deelde. Daarom volgde ik diegene. [verdachte] zei dat ik contact had met deze persoon. Hij had een heel scenario gemaakt en daar was hij heel boos over. [verdachte] wilde langskomen om daarover te praten en zei dat hij het zou oplossen. Ik weet niet of dat exact zijn woorden waren, maar het kwam daarop neer. Dit was vlak voor het voorval. Dit gesprek ging via Facebook. Daar was ik wel bang van geworden.
Op een gegeven moment heeft hij mij naar binnen getrokken. Hij had zijn hand voor mijn mond en had zijn arm om mij heen. Toen ben ik flauwgevallen. Toen ik bijkwam waren we in de keuken. Hij heeft mij meegetrokken naar de bank. Hij heeft mij daar neergegooid, neergezet of laten vallen, zoiets. U vraagt mij wat er toen gebeurde. Toen gebeurde de rest. [Opmerking rechter-commissaris: de getuige wordt emotioneel]
U houdt mij voor dat ik ook heb verklaard dat ik door [verdachte] ben verkracht. U vraagt mij hoe vaak dat is geweest. Eén keer. U vraagt mij of ik kan verklaren over het klaarkomen van [verdachte]. Ik weet dat hij een papiertje vasthad en dat het daarin gebeurde.
U zegt mij dat er in het dossier wordt gesproken over een mes en u vraagt mij wat ik mij daarvan kan herinneren. Ik gaf niet het antwoord dat hij wilde horen. Hij bleef
vragen stellen over dat contact op Facebook. Hij werd bozer en bozer. Hij liep naar de keuken en pakte een mes uit de keuken. Hij zei: “Als je nu geen antwoord geeft, dan is je hoofd eraf. Dan maak ik je dood. Dan verdwijn je gewoon”.
U vraagt mij naar het moment nadat ik bijkwam in de keuken. Ja, toen heeft hij mij geslagen. Toen ik aan het bijkomen was, sloeg hij mij in mijn gezicht en zei dat ik wakker moest worden.
U vraagt mij wanneer het mes in beeld kwam. Hij heeft mij tussendoor bij mijn haren gepakt en heeft mijn keel dichtgehouden. Volgens mij heeft hij het mes gepakt nadat hij mijn keel heeft dichtgehouden. U vraagt mij of dit voor de verkrachting was. Ja.
3. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 26 juli 2017 van de politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2017211604-1. Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (blz. 52 e.v.):
als verklaring van [slachtoffer]:
Feit: Verkrachting
Plaats delict: [adres slachtoffer], binnen de
Gemeente Pijnacker-Nootdorp
Pleegdatum/tijd: Tussen dinsdag 25 juli 2017 om 23:00 uur
en woensdag 26 juli 2017 om 03:09 uur
Hij deed zijn broek helemaal uit en hij trok mijn korte broek uit. Toen deed hij mijn string opzij en maakte ruimte om er in te gaan. In mij, in mijn vagina.
Hij deed speeksel uit zijn mond op zijn hand en deed dat over zijn penis heen. Ik heb me niet verzet. Hij had me al geslagen en ik was zo bang. Ik dacht laat het maar gebeuren, dat is veiliger.
Jij gaf aan dat hij zijn penis in jouw vagina deed, wat gebeurde er daarna?
Hij heeft me nog gezoend op mijn lippen. Met zijn tong ging hij langs mijn wang en mijn nek en intussen bleef hij bewegen met zijn onderlijf. Hij maakte heen en weer
bewegingen in me.
Wat werd er gezegd?
Hij zei dat ik fucking lekker was. Ik zei niets.
4. Een proces-verbaal van relaas d.d. 7 september 2017 van de politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2017211604-39. Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (blz. 241):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Er zijn twee processen-verbaal gemaakt dat verdachte [verdachte] vanuit het huis van bewaring belt met aangeefster [slachtoffer].
Het 1e proces-verbaal gaat over dat [verdachte] op 5 en 6 augustus 2017 naar [slachtoffer] belt.
Het 2e proces-verbaal gaat over een gesprek tussen [verdachte] en [slachtoffer] ook op 6 augustus 2017.
5. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 augustus 2017 van de politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2017211604-35. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 256 e.v.):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Hieronder volgt de letterlijke weergave van 2 telefoongesprekken afkomstig vanuit de PI Rotterdam.
1)
Datum gesprek volgens opname: 5 augustus 2017
M = mannenstem en V = vrouwenstem
V: Je bent echt te ver gegaan.
M: Waarom heb je niet de tijd genomen om met mij te praten.
V: Om te praten? Met een mes in je hand?
6. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 augustus 2017 van de politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2017211604-36. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 264 e.v.):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Hieronder volgt de letterlijke weergave van 1 telefoongesprek afkomstig vanuit de PI Rotterdam.
1)
Datum gesprek volgens opname: 6 augustus 2017
M = mannenstem en V = vrouwenstem
V: Je slaat me? Je zet een mes op me.
7. Een proces-verbaal van uitwerken gesprek PI d.d. 26 januari 2018 van de politie Team Kinderporno (DH) met proces-verbaalnummer 40. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 456 e.v.):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Naar aanleiding van het verzoek van de officier van justitie te Den Haag heb ik het gesprek tussen man en vrouw uitgewerkt. Ik heb het gesprek, voor zover mogelijk, woordelijk uitgewerkt.
NNM = onbekende man
NNV = onbekende vrouw
NTV = niet te verstaan
NNV: dat je me hebt geslagen.
NNV: ik ben de helft van me haar kwijt.
NNM: ja oke, he uh maar uh luister dan.
NNV: Je hebt de haren uit me hoofd getrokken.
NNV: Maar wat je mij hebt gedaan het is gewoon te ver
gegaan.
NNV: Je hebt me kapot gemaakt.
8. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 26 juli 2017 van de politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2017211604-12. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 69 e.v.):
als de op 26 juli 2017 afgelegde verklaring van [getuige]:
Ik hoorde omstreeks 03.00 uur dat er onwijs hard werd aangebeld. Die bel ging wel 10x achter elkaar. Toen zag ik een vrouw voor mijn deur staan. Ik hoorde dat zij riep: “help mij, help mij, er is een man in mijn huis met een mes”. Zij was echt in paniek en wilde gelijk mijn woning binnen. Ik zag dat zij heel erg van streek was, huilde en hoorde dat zij zwaar aan het ademen was. Ik zag dat zij trilde. Ik hoorde dat de vrouw in mijn woning door de telefoon tegen de politie zei: “hij heeft mij geslagen in mijn gezicht en hij had een mes”.
9. Een proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden d.d. 26 juli 2017 van de politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2017211604-5. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 30 e.v.):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Waar is het gebeurd : [adres slachtoffer], Nootdorp
Wanneer is het gebeurd : Tussen dinsdag 25 juli 2017
te 23.00 uur en woensdag 26
juli 2017 te 03:09 uur.
Overige vragen
Is er letsel : Ja, linkerzijde van haar
gezicht is rood en enigszins
gezwollen.
Rechterarm meerdere blauwe
plekken
Linkerbeen meerdere blauwe plekken.
10. Een proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 20 februari 2018 van de politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2017211604-13. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Sporendrager(s)
Goednummer : PL1500-2017211604-1836613
SIN : AAIG1905NL
Object : Mes
11. Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag, nr. 2017.09.08.077, d.d. 4 december 2017, opgemaakt en ondertekend door de deskundige ing. J.L.W. Dieltjes. Dit rapport houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-:
als relaas van deze deskundige:
DNA-onderzoek
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek
AAIG1905NL#1 een bemonstering van het gehele heft van
het mes
SIN Beschrijving DNA-profiel/
celmateriaal kan afkomstig zijn van
AAIG1905NL#1 DNA-mengprofiel van (minimaal) twee personen
Afgeleid DNA-hoofdprofiel van een vrouw
slachtoffer [slachtoffer]
DNA-nevenkenmerken
Verdachte [verdachte]
Feit 2
12. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 augustus 2017 van de politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2017211604-35. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 256 e.v.):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Hieronder volgt de letterlijke weergave van 2 telefoongesprekken afkomstig vanuit de PI Rotterdam.
1)
Datum gesprek volgens opname: 5 augustus 2017
M = mannenstem en V = vrouwenstem
M: Je kan niet meer intrekken maar je kan een mailtje naar mijn advocaat sturen. En zeggen dat je die torrie hebt overdreven.
2)
Datum gesprek volgens opname: 6 augustus 2017
M = mannenstem en V = vrouwenstem
M: Bel die advocaat gewoon en handel die torrie met hem. Anders als ik voor moet gaan en het is niet geregeld dan ga ik niet meer met je praten.
13. Een proces-verbaal van uitwerken gesprek PI d.d. 26 januari 2018 van de politie Team Kinderporno (DH) met proces-verbaalnummer 40. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 456 e.v.):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Naar aanleiding van het verzoek van de officier van justitie te Den Haag heb ik het gesprek tussen man en vrouw uitgewerkt. Ik heb het gesprek, voor zover mogelijk, woordelijk uitgewerkt.
NNM = onbekende man
NNV = onbekende vrouw
NTV = niet te verstaan
NNM: je gaat niet lopen liegen en bedriegen je weet toch en denken dat het zo gaat werken. Zo werkt het niet schat. Ik kan je pas vergeven als je gewoon, je trekt dingen recht en dan kunnen we gewoon straight face to face praten begrijp je.
NNM: Bel die man vandaag ja? Bel hem.
NNM: Luister 1 (één) keer in je leven gewoon naar me gewoon blind.
NNV: en daarna laat je me met rust?
NNM: Sowieso toch 100 (honderd) procent.
14. De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 24 april 2018 verklaard -zakelijk weergegeven-:
U zegt dat ik in de gesprekken tegen aangeefster zeg dat zij contact met de advocaat moet opnemen en het verhaal moet vertellen. Ik zei tegen haar dat ze dan de advocaat kon bellen. U vraagt of ik haar erop wilde wijzen dat ze aan het liegen was en dat zij dat recht moest zetten. Zij wilde Islamitisch gezien correct handelen dus ik heb tegen haar gezegd dat dit een herkansing was om met een schone lei te beginnen. U vraagt of ik contact met haar heb opgenomen. Ik belde de eerste keer.
De bewijsmiddelen zijn -ook in hun onderdelen- slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud in het bijzonder betrekking hebben.
Deze bijlage is ondertekend door de voorzitter,
mr. M.P.J.G. Göbbels, op _____________________________.