RFR 2016/108
Wet Bopz. Welk tijdstip is bepalend voor de vraag of een Bopz-verzoek tijdig is ingediend?
HR 27-05-2016, ECLI:NL:HR:2016:997
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
27 mei 2016
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp
- Zaaknummer
16/00491
- Conclusie
A-G mr. F.F. Langemeijer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS924098:1
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:997, Uitspraak, Hoge Raad, 27‑05‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:416, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑04‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 26‑01‑2016
- Wetingang
Art. 25 lid 2, 29 lid 5 Wet Bopz
Essentie
Wet Bopz.
Welk tijdstip is bepalend voor de vraag of een Bopz-verzoek tijdig is ingediend? Wat zijn de gevolgen van een te laat ingediend Bopz-verzoekschrift?
Samenvatting
Op woensdag 18 november 2015 heeft de burgemeester een last tot inbewaringstelling afgegeven en deze – met de daarbij behorende bescheiden – toegestuurd aan de officier van justitie, die deze op donderdag 19 november heeft ontvangen. Pas na het weekend – op maandag 23 november – heeft de griffie van de rechtbank van de officier van justitie het verzoek machtiging voortzetting inbewaringstelling (i.b.s.) ontvangen. De rechtbank heeft op 26 november de gevraagde machtiging verleend en het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.