Hof 's-Gravenhage, 08-11-2011, nr. 22-006615-10
ECLI:NL:GHSGR:2011:BU3684
- Instantie
Hof 's-Gravenhage (Wrakingskamer)
- Datum
08-11-2011
- Magistraten
Mrs. A.L.G.A. Stille, M.A.F. Tan-de Sonnaville, C.M. le Clercq-Meijer
- Zaaknummer
22-006615-10
- LJN
BU3684
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2011:BU3684, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage (Wrakingskamer), 08‑11‑2011
Uitspraak 08‑11‑2011
Inhoudsindicatie
Zaak Schipholbrand. Wrakingsverzoek rechter-commissaris. Naar het oordeel van het hof is in dit geval geen sprake van een tijdige indiening van het verzoek. Namens verzoeker zijn geen zodanige dwingende omstandigheden naar voren gebracht dat deze tot een ander oordeel zouden moeten leiden. Verzoeker wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wraking.
Mrs. A.L.G.A. Stille, M.A.F. Tan-de Sonnaville, C.M. le Clercq-Meijer
Partij(en)
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken
inzake het schriftelijk verzoek tot wraking, als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering in de strafzaak van het Openbaar Ministerie tegen:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] te [geboorteplaats],
thans zonder woon- of verblijfplaats hier te lande.
Namens verzoeker:
Raadslieden mr. E.J.H. Damman en mr. R.A.C. Frijns, beiden advocaat te Arnhem.
Het geding
1.
In de strafzaak tegen verzoeker, thans bij dit hof bekend onder genoemd parketnummer, heeft op 26 mei 2009 een terechtzitting van de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam plaatsgevonden, alwaar mr. Damman een schriftelijk wrakingsverzoek heeft gedaan gericht tegen mr. M. Koole, rechter-commissaris te Haarlem, aan wie het hof te Amsterdam een aantal onderzoekshandelingen had opgedragen. Blijkens het proces-verbaal van voornoemde terechtzitting heeft het gerechtshof te Amsterdam geoordeeld dat, nu het wrakingsverzoek niet bij (het kabinet van) de rechter-commissaris te Haarlem maar bij het gerechtshof Amsterdam is ingediend, het wrakingsverzoek niet in behandeling zal worden genomen, nu het gerechtshof Amsterdam daar ex artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering niet toe bevoegd is.
Vervolgens heeft mr. Damman op 4 juni 2009 bij de rechtbank Haarlem een schriftelijk verzoek tot wraking van mr. M. Koole ingediend. Bij beschikking van 25 juni 2009 heeft de wrakingskamer van de rechtbank Haarlem voornoemd verzoek afgewezen.
Daarna heeft het gerechtshof te Amsterdam in de strafzaak op 3 september 2009 arrest gewezen.
Bij arrest van de Hoge Raad der Nederlanden van 14 december 2010 is het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 3 september 2009 vernietigd en is de zaak verwezen naar het gerechtshof te 's‑Gravenhage, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.
Ter terechtzitting van de meervoudige kamer van het gerechtshof 's‑Gravenhage van 10 oktober 2011, heeft mr. Damman het wrakingsverzoek zoals dat tijdens de terechtzitting van het gerechtshof Amsterdam van 26 mei 2009 is ingediend gehandhaafd.
2.
Mr. M. Koole heeft de griffier van de wrakingskamer per brief d.d. 19 oktober 2011 laten weten niet in de wraking te berusten. Voorts heeft de rechter-commissaris medegedeeld dat zij van haar recht om gehoord te worden gebruik wenste te maken.
3.
De wrakingskamer heeft het verzoek op 31 oktober 2011 ter openbare terechtzitting behandeld, waar de raadslieden mrs. Damman en Frijns zijn verschenen en het verzoek hebben toegelicht. Tevens is verschenen en gehoord genoemde rechter-commissaris. Mrs. Damman en Frijns hebben een pleitnota met daarbij behorende bijlagen overgelegd. De advocaat-generaal mr. M. van der Horst heeft zijn standpunt uiteengezet aan de hand van schriftelijke aantekeningen.
Het wrakingsverzoek
4.
Namens verzoeker zijn door zijn raadslieden blijkens het schriftelijke wrakingsverzoek en de nadere toelichting ter zitting van 31 oktober 2011 — zakelijk weergegeven — de volgende gronden naar voren gebracht:
De rechter-commissaris heeft in strijd met de gemaakte afspraken betwiste en belastende informatie, te weten een citaat uit de verklaring van de verdachte verstrekt aan de deskundige Delémont. Het betreft het volgende citaat:
‘Toen je zat te roken, was toen het licht op je kamer uit of aan?’‘Het licht was uit’.
Voorts heeft de rechter-commissaris besloten de deskundige niet de beschikking te geven over het rapport van Van Koppen en Wagenaar van november 2008. Eveneens heeft de rechter-commissaris besloten een rapport van NIBRA en een proces-verbaal van de technische recherche uit 2002 naar aanleiding van een eerdere brand in het cellencomplex te Schiphol niet aan de deskundige te verstrekken.
Ten aanzien van de volgende feiten en omstandigheden hebben de raadslieden medegedeeld dat deze in het licht van bovengenoemde gronden gezien dienen te worden, maar geen zelfstandige wrakingsgronden opleveren en dat zij dienen om het gehele kader waarin het wrakingsverzoek moet worden gezien, te schetsen:
De rechter-commissaris heeft ondanks een daartoe strekkende last van het hof geweigerd om de pleitnota van 12 december 2008 te vertalen en aan de deskundige Delémont te zenden. Voorts heeft de rechter-commissaris geweigerd het NFI te benoemen om de onderzoeksmethode van Van den Heuvel en Roes te valideren. Ook heeft de rechter-commissaris zelfstandig, zonder overleg met de betrokken deskundige, de advocaat-generaal of de verdediging, een rapport van 50 pagina's samengevat en teruggebracht tot 6 zinnen.
Gelet op voornoemde gronden heeft de rechter-commissaris bevooroordeeld en partijdig gehandeld dan wel de schijn van partijdigheid op zich geladen.
5.
De rechter-commissaris heeft op 19 oktober 2011 een schriftelijke reactie gegeven en deze op 31 oktober 2011 mondeling toegelicht. Ten aanzien van de gronden dat de rechter-commissaris een vraag en antwoord uit de verklaring van de verdachte aan de deskundige Delémont heeft verstrekt, het feit dat zij het rapport van Wagenaar en Van Koppen niet aan de deskundige Delémont heeft verstrekt en het feit dat het rapport van TNO uit 2002 niet is opgevraagd en is verstrekt, luidt haar standpunt dat de door haar genomen beslissingen begrijpelijk zijn gemotiveerd en binnen haar taak als rechter-commissaris liggen. Daarin kan naar haar mening geen aanleiding voor wraking liggen. Ten aanzien van het verstrekken van het citaat voert zij aan dat zij aan de deskundige, zonder daarover zelf een standpunt in te nemen, de uit het dossier beschikbare informatie heeft verstrekt. Daarnaast was de deskundige er van op de hoogte dat de verklaring van de verdachte op betrouwbaarheid zou worden getoetst. Ten aanzien van het ter beschikking stellen van het rapport van Van Koppen en Wagenaar heeft zij het niet nodig gevonden dat de deskundige kennis nam van het gehele rapport. Ten aanzien van het aan de deskundige niet verstrekken van het NIBRA rapport en het rapport van de technische recherche van een brand die in 2002 heeft plaatsgevonden heeft zij opgemerkt dat deze niet tot het dossier behoorden. Verder heeft zij opgemerkt dat haar rol voornamelijk faciliterend was en dat het niet aan haar was te dien aanzien te beslissen.
Wat betreft het verzoek tot wraking neemt zij primair het standpunt in, dat dit te laat is ingediend, gelet op haar brieven van 12 mei 2009, waarin zij haar beslissingen aan de verdediging heeft meegedeeld. Deze brieven zijn op diezelfde dag per fax aan de verdediging verzonden.
6.
De advocaat-generaal heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verzoeker niet-ontvankelijk is in het wrakingsverzoek, nu niet meteen nadat de feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke partijdigheid schade zou hebben opgelopen bij de verdediging bekend waren, het wrakingsverzoek is ingediend. Daarnaast bestaat er naar de mening van het openbaar ministerie bij de verdediging geen rechtens te respecteren belang meer bij het alsnog beantwoorden van de vraag of de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de arrondissementsrechtbank Haarlem al of niet bevooroordeeld is geweest. Subsidiair stelt de advocaat-generaal zich gemotiveerd op het standpunt dat het verzoek op inhoudelijke gronden afgewezen dient te worden.
Beoordeling van de bevoegdheid van het hof
7.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 14 december 2010 de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam vernietigd en de zaak naar het gerechtshof 's‑Gravenhage verwezen opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt afgedaan. De Hoge Raad heeft onder andere overwogen dat het hof Amsterdam zich ten onrechte onbevoegd heeft verklaard tot kennisneming en behandeling van het wrakingsverzoek. Het hof 's‑Gravenhage begrijpt de uitspraak van de Hoge Raad aldus dat, nu de verdediging het wrakingsverzoek heeft gehandhaafd, dit ertoe dient te leiden dat voornoemd verzoek door dit hof opnieuw dient te worden behandeld. Dat de rechtbank Haarlem in 2009 een beslissing heeft genomen op het daar ingediende verzoek tot wraking van mr. Koole voornoemd, doet hieraan niet af, nu die rechtbank daartoe, gelet op voormelde overweging van de Hoge Raad kennelijk niet bevoegd was. Die beslissing wordt als niet gegeven beschouwd.
Beoordeling van de ontvankelijkheid
8.
Voor de beoordeling van de ontvankelijkheid gaat de wrakingskamer op basis van het onderzoek ter terechtzitting uit van het volgende:
‘Op 20 april 2009 heeft mr. Damman aan mr. Koole een fax gestuurd inhoudende het verzoek om enkele vragen te doen vertalen en deze met de bijlagen door te geleiden aan de deskundige Delémont. Punt 18 van voornoemde fax luidt:
‘heeft u kennisgenomen van het proces-verbaal van de zitting van het gerechtshof d.d. 12 december 2008 en van het rapport van prof. Van Koppen en prof. Wagenaar?’
Op 1 mei 2009 heeft mr. Damman in aansluiting op zijn fax van 20 april 2009 een fax gestuurd inhoudende de mededeling dat voor de beantwoording van de vragen de heer Delémont dient te beschikken over de navolgende documenten:
- —
Het proces-verbaal van de zitting van 12 december 2008 inclusief het rapport van Van Koppen en Wagenaar;
- —
Het rapport van het NIBRA/TNO (…) van december 2002 dat is opgesteld naar aanleiding van eerdere branden in het detentiecentrum. In het NIBRA/TNO rapport wordt melding gemaakt van een proces-verbaal van de technische recherche.
Op 12 mei 2009 is namens de rechter-commissaris per fax met als onderwerp
‘(…) Verzoek d.d. 20 april / 1 mei vertaling stukken’
aan mr. Damman medegedeeld dat de verzoeken, neergelegd in de brieven van 20 april 2009 en 1 mei 2009, om vertaling van een aantal rapporten en het verzoek om het opvragen van een proces-verbaal van de technische recherche dat wordt genoemd in een rapport van TNO uit 2002 en ook dat te laten vertalen, worden afgewezen.
De rechter-commissaris verwijst in die brief naar het overleg van 5 juni 2008, waarin is afgesproken welke stukken tenminste vertaald zouden worden en verzoekt de raadsman, indien hij in dit stadium van de zaak nog stukken vertaald wenst te zien, aan te geven waarom het voor de deskundige Delémont relevant is om van die stukken kennis te nemen.
Blijkens het bij voornoemde fax behorend verzendoverzicht is deze fax op 12 mei 2009 geslaagd verzonden.
Dat de rechter-commissaris een citaat uit de verklaring van de verdachte aan de deskundige heeft doen toekomen, blijkt uit het rapport van die deskundige. De verdediging heeft daaraan gerefereerd onder punt 27 van voormelde fax van 20 april 2009.’
9.
Mr. Damman heeft ter terechtzitting van het gerechtshof Amsterdam op 26 mei 2009 het verzoek tot wraking gedaan.
10.
Volgens het bepaalde in artikel 513, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering dient het verzoek tot wraking te worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden, als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, aan de verzoeker bekend zijn geworden.
11.
Het onderhavige verzoek tot wraking is gebaseerd op feiten en omstandigheden die blijkens het hiervoor onder 8. overwogene, de verdediging bekend waren voor 20 april 2009 respectievelijk ten tijde van de afwijzing van de verzoeken van de verdediging door de rechter-commissaris op 12 mei 2009. Nu het wrakingsverzoek is gedaan op 26 mei 2009, is naar het oordeel van het hof — gelet op bovenvermelde omstandigheden — in dit geval geen sprake van een tijdige indiening van het verzoek. Namens verzoeker zijn geen zodanige dwingende omstandigheden naar voren gebracht dat deze tot een ander oordeel zouden moeten leiden.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat verzoeker niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoek tot wraking. Dienovereenkomstig zal worden beslist.
Beslissing
Het hof:
- —
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking;
- —
bepaalt dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan de raadslieden van de verzoeker, genoemde rechter-commissaris en de advocaat-generaal.
Deze beslissing is gegeven op 8 november 2011 door mrs. A.L.G.A. Stille, M.A.F. Tan-de Sonnaville en C.M. le Clercq-Meijer in aanwezigheid van de griffier mr. M.Th.A. de Ridder.