Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 715/2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6)
Artikel 3 Definities
Geldend
Geldend van 04-07-2018 tot 01-07-2030
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 01-09-2020.
- Bronpublicatie:
30-05-2018, PbEU 2018, L 151 (uitgifte: 14-06-2018, regelingnummer: 2018/858)
- Inwerkingtreding
04-07-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-05-2018, PbEU 2018, L 151 (uitgifte: 14-06-2018, regelingnummer: 2018/858)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Voertuigeisen
In deze verordening en de uitvoeringsmaatregelen ervan wordt verstaan onder:
- 1.
‘hybride voertuig’: een voertuig met ten minste twee verschillende energieomzetters en twee verschillende energieopslagsystemen (in het voertuig) voor de aandrijving van het voertuig;
- 2.
‘voertuig dat in een specifieke sociale behoefte moet voorzien’: een dieselmotorvoertuig van de categorie M1 dat:
- a)
een voertuig voor bijzondere gebruiksdoeleinden is in de zin van Richtlijn 70/156/EEG met een referentiemassa van meer dan 2 000 kg,
dan wel
- b)
een voertuig is met een referentiemassa van meer dan 2 000 kg en ontworpen voor vervoer van zeven of meer inzittenden inclusief de chauffeur, met uitzondering, vanaf 1 september 2012, van voertuigen van de categorie M1G zoals bedoeld in Richtlijn 70/156/EEG,
dan wel
- c)
een voertuig is met een referentiemassa van meer dan 1 760 kg dat speciaal is gebouwd voor handelsdoeleinden en dat voor rolstoelgebruik binnen het voertuig is ingericht;
- 3.
‘referentiemassa’: de massa van het voertuig in rijklare toestand, verminderd met een massa van 75 kg voor de bestuurder en vermeerderd met een massa van 100 kg;
- 4.
‘verontreinigende gassen’: de als uitlaatgassen uitgestoten koolmonoxide, stikstofoxiden, uitgedrukt in stikstofdioxide(NO2)-equivalent, en koolwaterstoffen;
- 5.
‘verontreinigende deeltjes’: de bestanddelen van de uitlaatgassen die bij een maximumtemperatuur van 325 K (52 °C) uit het verdunde uitlaatgas worden verwijderd door middel van de filters zoals beschreven in de testprocedure voor de controle van de gemiddelde uitlaatemissies;
- 6.
‘uitlaatemissies’: de emissies van verontreinigende gassen en deeltjes;
- 7.
‘verdampingsemissies’: de koolwaterstofdampen die anders dan via de uitlaat uit het brandstofsysteem van een voertuig ontsnappen;
- 8.
‘motorcarter’: de ruimten in of buiten de motor die met het oliecarter zijn verbonden door in- of uitwendige verbindingen waaruit gassen en dampen kunnen ontsnappen;
- 9.
‘boorddiagnosesysteem’ of ‘OBD-systeem’: een emissiebeperkingssysteem dat bij een storing door middel van in een computergeheugen opgeslagen foutcodes kan aangeven in welk gebied de storing waarschijnlijk is opgetreden;
- 10.
‘manipulatie-instrument’: een constructieonderdeel dat de temperatuur, de rijsnelheid, het motortoerental, de versnelling, de inlaatonderdruk of andere parameters meet om een onderdeel van het emissiecontrolesysteem in werking te stellen, te moduleren, te vertragen of buiten werking te stellen, zodat de doelmatigheid van het emissiecontrolesysteem wordt verminderd onder omstandigheden die bij een normaal gebruik van het voertuig te verwachten zijn;
- 11.
‘emissiebeheersingssysteem’: de onderdelen van een voertuig die de uitlaat- en verdampingsemissies regelen en/of beperken;
- 12.
‘origineel emissiebeheersingssysteem’: een voorziening op het gebied van beheersing van verontreiniging of samenstel van dergelijke voorzieningen die onder de voor het betrokken voertuig verleende typegoedkeuring valt (vallen);
- 13.
‘vervangingsemissiebeheersingssysteem’: een voorziening op het gebied van beheersing van verontreiniging (of samenstel van dergelijke voorzieningen) ter vervanging van een origineel emissiebeheersingssysteem die (dat) kan worden goedgekeurd als technische eenheid zoals gedefinieerd in Richtlijn 70/156/EEG;
- 14.
vervallen;
- 15.
vervallen;
- 16.
‘biobrandstoffen’: van biomassa vervaardigde vloeibare of gasvormige brandstof voor vervoer;
- 17.
‘voertuig dat op alternatieve brandstof rijdt’: een voertuig dat qua ontwerp geschikt is om op ten minste één soort brandstof te rijden die bij atmosferische temperatuur en druk ofwel gasvormig is, dan wel in substantiële mate van niet-minerale oliën is afgeleid;
- 18.
‘motor met directe inspuiting’: een motor die kan werken in een modus waarin de brandstof in de inlaatlucht wordt gespoten nadat de lucht door de inlaatkleppen is gegaan.