HR, 14-04-2015, nr. 13/02138
ECLI:NL:HR:2015:1201
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
14-04-2015
- Zaaknummer
13/02138
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:1201, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 14‑04‑2015; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:547, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2015:547, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑02‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:1201, Gevolgd
Uitspraak 14‑04‑2015
Partij(en)
14 april 2015
Strafkamer
nr. 13/02138
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 5 april 2013, nummer 22/005686-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988.
1. Geding in cassatie
Het beroep – dat blijkens de akte van cassatie niet is gericht tegen de gegeven vrijspraak – is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.R. Kellermann, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover daarbij voorwerpen aan het verkeer onttrokken zijn verklaard en in zoverre tot terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel behelst de klacht dat de onttrekking aan het verkeer is bevolen zonder dat is vastgesteld dat een strafbaar feit is begaan.
2.2.1.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
"hij op of omstreeks 11 augustus 2011 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een motorfiets (merk Piaggio) en/of een motorblok heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die motorfiets en/of dat motorblok wist(en), althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;"
2.2.2.
De verdachte is hiervan vrijgesproken. Deze vrijspraak is als volgt gemotiveerd:
"De verdachte heeft weliswaar tegenover de politie en ter terechtzitting in hoger beroep verklaard het in eerste instantie vreemd te hebben gevonden dat het motorbloknummer vaag te zien was, doch dat hem desgevraagd door de verkoper werd medegedeeld dat het motorblok afkomstig was van de Dienst Domeinen. Toen hem daarbij een formulier werd getoond waarop stond vermeld de Dienst Domeinen, vertrouwde de verdachte erop dat het motorblok niet van diefstal afkomstig was. Nu op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter terechtzitting geen feiten en omstandigheden zijn gebleken die de verklaring van de verdachte onaannemelijk maken, acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzet-, dan wel schuldheling. De verdachte behoort derhalve van het ten laste gelegde te worden vrijgesproken."
2.2.3.
Voorts is de onttrekking aan het verkeer bevolen van de volgende inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp(en):
- 1 motorfiets (frame)
- 1 motorblok.
Deze beslissing is als volgt gemotiveerd:
"De in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een motorfiets (frame) en een motorblok dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang."
2.3.
Art. 36b, eerste lid aanhef onder 3°, Sr luidt:
"1. Onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen voorwerpen kan worden uitgesproken:
(...)
3° bij de rechterlijke uitspraak waarbij, niettegenstaande vrijspraak of ontslag van alle rechtsvervolging, wordt vastgesteld dat een strafbaar feit is begaan."
2.4.
De verdachte is vrijgesproken van het tenlastegelegde. Bij gebreke van een bewezenverklaring is de rechter in het kader van het beslissingsschema van art. 350 Sv dus niet toegekomen aan de vraag of sprake was van een strafbaar feit. Nu de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen voorwerpen is bevolen maar de bestreden uitspraak niets inhoudt omtrent de vaststelling van enig strafbaar feit, is niet voldaan aan het vereiste van art. 36b, eerste lid aanhef onder 3°, Sr.
2.5.
Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak – voor zover aan het oordeel van de Hoge Raad onderworpen – niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, dus uitsluitend wat betreft de beslissing ter zake van de onttrekking aan het verkeer van de hiervoor genoemde inbeslaggenomen voorwerpen;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 april 2015.
Conclusie 17‑02‑2015
Nr. 13/02138 Zitting: 17 februari 2015 (bij vervroeging) | Mr. Vellinga Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Verdachte is door het Gerechtshof te Den Haag vrijgesproken van opzet- en schuldheling. Voorts heeft het Hof een frame van een motorfiets en een motorblok aan het verkeer onttrokken verklaard.
2. Namens verdachte heeft mr. A.R. Kellermann, advocaat te Amsterdam, één middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel klaagt dat het Hof heeft verzuimd vast te stellen of enig strafbaar feit is begaan (art. 36b, eerste lid aanhef onder 3°, Sr).
4. In zijn arrest van 18 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:649 overwoog de Hoge Raad:
“2.4 De verdachte is vrijgesproken van het tenlastegelegde. Bij gebreke van een bewezenverklaring is de rechter in het kader van het beslissingsschema van art. 350 Sv dus niet toegekomen aan de vraag of sprake was van een strafbaar feit. Nu de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen voorwerpen is bevolen maar de bestreden uitspraak niets inhoudt omtrent de vaststelling van enig strafbaar feit, is niet voldaan aan het vereiste van art. 36b, eerste lid aanhef onder 3°, Sr.”
5. In de onderhavige zaak ligt het niet anders. Het Hof heeft de verdachte vrijgesproken en een frame van een motorfiets en een motorblok aan het verkeer onttrokken verklaard doch verzuimd vast te stellen of enig strafbaar feit is gepleegd. Dit betekent dat niet is voldaan aan het vereiste van art. 36b, eerste lid aanhef onder 3°, Sr en de bestreden uitspraak dus in zoverre niet in stand kan blijven.
6. Het middel slaagt.
7. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen waarop het bestreden arrest zou dienen te worden vernietigd.
8. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover daarbij voorwerpen aan het verkeer onttrokken zijn verklaard en in zoverre tot terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG