TRA 2020/45
Het ene geval ex tunc, het andere ex nunc, waar is de rechtsgelijkheid?
HR 21-02-2020, ECLI:NL:HR:2020:284, m.nt. mr. C.J. Frikkee
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
21 februari 2020
- Zaaknummer
19/01978
- Noot
mr. C.J. Frikkee
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS195653:1
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:284, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 21‑02‑2020
ECLI:NL:PHR:2019:1383, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑12‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 18‑04‑2019
- Wetingang
Essentie
Het ene geval ex tunc, het andere ex nunc, waar is de rechtsgelijkheid?
Uitspraak
Deze bewerking van de uitspraak heeft ook betrekking op ECLI:NL:HR:2020:283.
Feiten en oordeel kantonrechter en hof
De Hoge Raad deed op dezelfde dag uitspraak over twee verschillende casusposities. In de ene zaak werd het ontbindingsverzoek met betrekking tot een schoonmaakster in eerste aanleg afgewezen (uitspraak ECLI:NL:HR:2020:283; zie ook TRA 2020/46 hierna). In de andere zaak had de kantonrechter de ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een manager financiële en juridische zaken juist toegewezen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.