Richtlijn 92/13/EEG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de communautaire voorschriften inzake de procedures voor het plaatsen van opdrachten door diensten die werkzaam zijn in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 09-01-2008
- Bronpublicatie:
11-12-2007, PbEU 2007, L 335 (uitgifte: 20-12-2007, regelingnummer: 2007/66/EG)
- Inwerkingtreding
09-01-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-2007, PbEU 2007, L 335 (uitgifte: 20-12-2007, regelingnummer: 2007/66/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Richtlijn van de Raad van 25 februari 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de communautaire voorschriften inzake de procedures voor het plaatsen van opdrachten door diensten die werkzaam zijn in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie
De Raad van de Europese Gemeenschappen,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100 A,
Gezien het voorstel van de Commissie (1),
In samenwerking met het Europese Parlement (2),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),
Overwegende dat Richtlijn 90/531/EEG van de Raad van 17 september 1990 betreffende de procedures voor het plaatsen van opdrachten door diensten die werkzaam zijn in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie (4) deze procedures aan regels bindt om te garanderen dat potentiële leveranciers en aannemers een eerlijke kans krijgen, maar geen specifieke bepalingen bevat op grond waarvan een daadwerkelijke naleving van die richtlijn kan worden gewaarborgd;
Overwegende dat de zowel op nationaal als op Gemeenschapsniveau bestaande voorzieningen die de toepassing van deze richtlijn moeten waarborgen, niet altijd adequaat zijn;
Overwegende dat het ontbreken van doeltreffende beroepsmogelijkheden of de ontoereikendheid van de bestaande mogelijkheden ondernemingen in de Gemeenschap ervan zou kunnen weerhouden hun kans te wagen; dat de Lid-Staten hierin derhalve verandering dienen te brengen;
Overwegende dat Richtlijn 89/665/EEG van de Raad van 21 december 1989 houdende de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken (5) alleen van toepassing is op aanbestedingsprocedures die vallen onder Richtlijn 71/305/EEG van de Raad van 26 juli 1971 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken (6), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 90/531/EEG, of onder Richtlijn 77/62/EEG van de Raad van 21 december 1976 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen (7), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 90/531/EEG;
Overwegende dat het openstellen van de aanbestedingen in de betrokken sectoren voor mededinging uit de gehele Gemeenschap maatregelen vereist om leveranciers en aannemers passende beroepsmogelijkheden te geven in geval van schending van het Gemeenschapsrecht ter zake of van de nationale voorschriften waarin dit recht is omgezet;
Overwegende dat een aanzienlijke uitbreiding van de garanties inzake doorzichtigheid en non-discriminatie vereist is en dat, wil dit tot concrete resultaten leiden, er doeltreffende en snelle beroepsprocedures moeten bestaan;
Overwegende dat rekening moet worden gehouden met de specifieke aard van bepaalde rechtssystemen door de Lid-Staten voor de bevoegdheden van de beroepsinstanties de keuze te laten uit verschillende mogelijkheden, die wel dezelfde werking hebben;
Overwegende dat één van deze keuzemogelijkheden betrekking heeft op de bevoegdheid om direct in te grijpen in de gunningsprocedures van de aanbestedende diensten, bij voorbeeld door deze procedures op te schorten of wel door besluiten of discriminerende bepalingen in documenten of publikaties nietig te verklaren;
Overwegende dat de andere keuzemogelijkheid betrekking heeft op de bevoegdheid om daadwerkelijke indirecte druk op de aanbestedende diensten uit te oefenen ten einde deze diensten eventuele inbreuken te doen corrigeren of hen ervan te weerhouden inbreuken te plegen en benadeling te voorkomen;
Overwegende dat vorderingen tot schadevergoeding altijd mogelijk moeten zijn;
Overwegende dat een persoon die een eis tot schadevergoeding indient uit hoofde van de kosten van het opstellen van een offerte of de kosten van deelneming aan een aanbestedingsprocedure, om deze kosten vergoed te krijgen niet hoeft aan te tonen dat de opdracht hem zou zijn gegund indien de inbreuk niet had plaatsgevonden;
Overwegende dat het dienstig zou zijn dat de aanbestedende diensten die de aanbestedingsvoorschriften naleven zulks op een passende wijze kenbaar kunnen maken; dat hiervoor een onderzoek, door onafhankelijke personen, van de door deze aanbestedende diensten toegepaste procedures en praktijken vereist is;
Overwegende dat voor dit doel een verificatiestelsel geschikt is dat voorziet in een in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen bekend te maken verklaring over de juiste toepassing van de aanbestedingsvoorschriften;
Overwegende dat de aanbestedende diensten de gelegenheid moeten hebben om, indien zij dat wensen, een verificatieprocedure te ondergaan; dat de Lid-Staten hun deze mogelijkheid moeten bieden, door te dien einde of wel zelf het stelsel op te zetten, of wel de aanbestedende diensten de mogelijkheid te bieden gebruik te maken van het verificatiestelsel van een andere Lid-Staat; dat de Lid-Staten personen, beroepsgroepen of het personeel van instellingen met de uitvoering van het onderzoek in het kader van het verificatiestelsel kunnen belasten;
Overwegende dat de noodzakelijke flexibiliteit bij de invoering van een dergelijk stelsel wordt gewaarborgd door de belangrijkste kenmerken ervan in deze richtlijn te omschrijven; dat de nadere uitvoeringsbepalingen dienen te worden vastgesteld in Europese normen waarnaar in deze richtlijn wordt verwezen;
Overwegende dat het nodig kan zijn dat de Lid-Staten dergelijke uitvoeringsbepalingen vaststellen vóór de aanneming van of naast de in de Europese normen vervatte voorschriften;
Overwegende dat, wanneer ondernemingen geen beroep instellen, bepaalde inbreuken niet ongedaan kunnen worden gemaakt, tenzij er een specifieke voorziening in het leven wordt geroepen;
Overwegende dat de Commissie, wanneer zij van oordeel is dat tijdens een aanbestedingsprocedure een duidelijke en kennelijke inbreuk heeft plaatsgevonden, de aandacht van de bevoegde autoriteiten van de betrokken Lid-Staat en van de betrokken aanbestedende dienst daarop moet kunnen vestigen, opdat passende maatregelen worden genomen om die inbreuk snel ongedaan te maken;
Overwegende dat moet worden voorzien in de mogelijkheid van een bemiddelingsprocedure op communautair niveau om geschillen in der minne te kunnen beslechten;
Overwegende dat de praktische toepassing van deze richtlijn tegelijk met die van Richtlijn 90/531/EEG opnieuw moet worden onderzocht aan de hand van door de Lid-Staten te verstrekken gegevens over het functioneren van hun nationale beroepsprocedures;
Overwegende dat deze richtlijn op hetzelfde ogenblik in toepassing moet worden gebracht als Richtlijn 90/531/EEG;
Overwegende dat het passend is dat het Koninkrijk Spanje, de Helleense Republiek en de Portugese Republiek voldoende extra tijd krijgen voor de omzetting van deze richtlijn, rekening houdend met de data waarop Richtlijn 90/531/EEG in deze landen in toepassing moet worden gebracht,
Heeft de volgende richtlijn vastgesteld:
Voetnoten
PB nr. C 216 van 31. 8. 1990, blz. 8, en PB nr. C 179 van 10. 7. 1991, blz. 18.
PB nr. C 106 van 22. 4. 1991, blz. 82, en PB nr. C 39 van 17. 2. 1992.
PB nr. C 60 van 8. 3. 1991, blz. 16.
PB nr. L 297 van 29. 10. 1990, blz. 1.
PB nr. L 395 van 30. 12. 1989, blz. 33.
PB nr. L 185 van 16. 8. 1971, blz. 5.
PB nr. L 13 van 15. 1. 1977, blz. 1.