Einde inhoudsopgave
Wet inkomstenbelasting 2001
Artikel 7.7 Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2019
- Bronpublicatie:
19-12-2018, Stb. 2018, 512 (uitgifte: 28-12-2018, kamerstukken: 34556)
- Inwerkingtreding
01-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-12-2018, Stb. 2018, 512 (uitgifte: 28-12-2018, kamerstukken: 34556)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Buitenlands belastingplichtige
1
Het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen in Nederland is het voordeel dat een belastingplichtige geniet uit sparen en beleggen in Nederland, berekend volgens de regels van hoofdstuk 5, met uitzondering van de in artikel 5.1 genoemde persoonsgebonden aftrek. Het voordeel uit sparen en beleggen in Nederland wordt gesteld op het met overeenkomstige toepassing van de regels van hoofdstuk 5 bepaalde rendement van de rendementsgrondslag in Nederland.
2.
De rendementsgrondslag in Nederland is de waarde van de bezittingen in Nederland verminderd met de waarde van de schulden in verband met die bezittingen in Nederland. Bezittingen in Nederland zijn:
- a.
in Nederland gelegen onroerende zaken;
- b.
rechten die direct of indirect betrekking hebben op in Nederland gelegen onroerende zaken en
- c.
rechten op aandelen in de winst van een onderneming waarvan de leiding in Nederland is gevestigd, voorzover zij niet voortspruiten uit effectenbezit of uit dienstbetrekking en zij niet op grond van de afdelingen 7.2 of 7.3 zijn belast.
3.
Onder in Nederland gelegen onroerende zaken worden begrepen rechten die samenhangen met de exploratie of de exploitatie van in Nederland aanwezige natuurlijke rijkdommen.
4.
Indien de belastingplichtige ten aanzien van een of meer bezittingen bij het begin van het kalenderjaar nog geen belastbaar inkomen uit sparen en beleggen in Nederland geniet, of indien de belastingplichtige ten aanzien van een of meer bezittingen gedurende het kalenderjaar anders dan door overlijden ophoudt belastbaar inkomen uit sparen en beleggen in Nederland te genieten, wordt eveneens uitgegaan van de rendementsgrondslag in Nederland aan het begin van het kalenderjaar maar wordt het voordeel uit sparen en beleggen in Nederland ten aanzien van die bezittingen naar tijdsgelang herleid, waarbij gedeelten van kalendermaanden worden verwaarloosd.