Einde inhoudsopgave
Richtlijn 91/68/EEG inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in schapen en geiten
Bijlage A
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2005
- Bronpublicatie:
24-06-1994, PbEG 1994, C 241 jo PbEG 1995, L 1 (uitgifte: 01-01-1995, kamerstukken/regelingnummer: -)
24-06-1994, PbEG 1994, C 241 jo PbEG 1995, L 1 (uitgifte: 01-01-1994, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-06-1994, PbEG 1994, C 241 jo PbEG 1995, L 1 (uitgifte: 01-01-1995, kamerstukken/regelingnummer: -)
24-06-1994, PbEG 1994, C 241 jo PbEG 1995, L 1 (uitgifte: 01-01-1994, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
EU-recht / Marktintegratie
Hoofdstuk 1
I. Officieel brucellose (B. melitensis) vrije schapenhouderij of geitenhouderij
A. Verlening van de status
Als officieel brucellose(B. melitensis)vrije schapenhouderij of geitenhouderij wordt beschouwd
- 1.
een bedrijf
- a)
waarvan alle dieren van de voor brucellose(B. melitensis) vatbare soorten sedert ten minste twaalf maanden vrij zijn van klinische of andere symptomen van brucellose (B. melitensis);
- b)
waar zich geen schapen of geiten bevinden die tegen brucellose (B. melitensis) zijn ingeënt, tenzij het dieren betreft die ten minste twee jaar geleden voor het laatst zijn ingeënt met het Rev. 1-vaccin of een ander vaccin dat volgens de procedure van artikel 15 van de onderhavige richtlijn is erkend;
- c)
waar overeenkomstig bijlage C met een tussenpoos van ten minste zes maanden met negatief resultaat twee tests zijn verricht bij alle schapen en geiten op het bedrijf die op het tijdstip van de test ouder waren dan zes maanden; en
- d)
waar zich na beëindiging van de onder c) bedoelde tests nog slechts schapen of geiten bevinden die op het bedrijf zijn geboren of die afkomstig zijn van een bedrijf dat officieel brucellosevrij is of van een bedrijf dat brucellosevrij is, onder de voorwaarden van punt D,
en waar, nadat de status is verkregen, nog steeds wordt voldaan aan de voorwaarden van punt B;
- 2.
een in een overeenkomstig punt II officieel als brucellosevrij erkende Lid-Staat of een officieel brucellosevrij erkend gebied gelegen bedrijf.
B. Behoud van de status
1
Op de officieel brucellose(B. melitensis)vrije schapenhouderijen en geitenhouderijen die niet gelegen zijn op een gedeelte van het grondgebied dat als officieel brucellose(B. melitensis)vrij is erkend, en waar na de toekenning van de status de dieren worden binnengebracht overeenkomstig het bepaalde onder D, wordt jaarlijks een representatief deel van alle schapen en geiten op dat bedrijf die ouder zijn dan zes maanden, gecontroleerd. Het bedrijf behoudt zijn status indien de tests een negatief resultaat opleveren.
Op elk bedrijf bestaat het representatieve deel van de dieren dat moet worden gecontroleerd, uit:
- —
alle niet gecastreerde mannelijke dieren, ouder dan zes maanden,
- —
alle dieren die sedert de vorige controle in het bedrijf zijn opgenomen,
- —
25 % van alle geslachtsrijpe en alle melkgevende vrouwelijke dieren, met een minimum van 50 dieren per bedrijf, behalve op bedrijven met minder dan 50 van deze vrouwelijke dieren, waar alle vrouwelijke dieren moeten worden gecontroleerd.
2
Voor een gebied dat niet officieel brucellosevrij is maar waar 99 % van de schapen- of geitenhouderijen officieel brucellose(B. melitensis) vrij zijn verklaard, kan de frequentie van de controle van officieel brucellosevrije bedrijven op drie jaar worden gebracht, mits de bedrijven die niet officieel brucellosevrij zijn, onder officiële controle worden geplaatst of aan een uitroeiingsprogramma worden onderworpen.
C. Vermoeden of uitbraak van brucellose
1
Indien op een officieel brucellosevrije schapenhouderij of geitenhouderij
- a)
bij een of meer schapen of geiten een vermoedelijke besmetting met brucellose (B. melitensis) wordt geconstateerd, wordt de status van dat bedrijf door de bevoegde instantie ingetrokken. De status kan evenwel voorlopig worden opgeschort indien het dier of de dieren onmiddellijk wordt (worden) geruimd of geïsoleerd, in afwachting van een officiële bevestiging van het bestaan of het niet bestaan van de ziekte;
- b)
de besmetting met brucellose (B. melitensis) wordt bevestigd, wordt de voorlopige opschorting door de bevoegde instantie slechts ingetrokken indien alle besmette of voor besmetting vatbare dieren worden geslacht en indien twee tests, die overeenkomstig het bepaalde in bijlage C met een tussenpoos van ten minste drie maanden worden verricht bij alle dieren van meer dan zes maanden op het bedrijf, een negatief resultaat opleveren.
2
Indien het in punt 1 bedoelde bedrijf gelegen is in een gebied dat als officieel brucellose (B. melitensis)vrij is erkend, brengt de betrokken Lid-Staat de Commissie en de andere Lid-Staten onmiddellijk op de hoogte.
De bevoegde instantie van de betrokken Lid-Staat ziet erop toe dat:
- a)
op het betrokken bedrijf alle besmette en alle voor besmetting vatbare dieren worden geslacht. De betrokken Lid-Staat houdt de Commissie en de andere Lid-Staten op de hoogte van de verdere ontwikkeling van de situatie;
- b)
een epidemiologisch onderzoek wordt ingesteld en de beslagen die vanuit epidemiologisch oogpunt in verband kunnen worden gebracht met het besmette bestand aan de in punt 1, onder b), bedoelde tests dienen te worden onderworpen.
3
Wanneer de brucellose overeenkomstig punt 2 wordt bevestigd, neemt de Commissie, nadat zij zich een oordeel heeft gevormd over de omstandigheden met betrekking tot de wederuitbraak van brucellose (B. melitensis), indien nodig, volgens de procedure van artikel 15 een besluit tot schorsing of intrekking van de status van dat gebied. Indien de status wordt ingetrokken, is een nieuwe erkenning slechts mogelijk volgens dezelfde procedure.
D. Het opnemen van dieren in een officieel brucellose(B. melitensis)vrije schapenhouderij of geitenhouderij
In een officieel brucellosevrije schapenhouderij of geitenhouderij mogen slechts schapen en geiten worden opgenomen die aan de volgende voorwaarden voldoen. Zij moeten
- 1.
of wel afkomstig zijn uit een officieel brucellosevrije schapenhouderij of geitenhouderij,
- 2.
of wel
- —
afkomstig zijn uit een brucellosevrij bedrijf,
- —
individueel zijn geïdentificeerd overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder a), van deze richtlijn,
- —
nooit tegen brucellose ingeënt zijn. Indien zij wel ingeënt zijn moet dat meer dan twee jaar geleden zijn. Vrouwelijke dieren die ouder zijn dan twee jaar en die zijn ingeënt voordat zij zeven maanden oud waren, mogen eveneens worden opgenomen, en
- —
op het bedrijf van oorsprong onder officiële controle zijn geïsoleerd en in die periode overeenkomstig bijlage C met ten minste zes weken tussenpoos twee tests hebben ondergaan met negatief resultaat.
II. Een Lid-Staat of een gebied die (dat) officieel brucellosevrij is
Volgens de procedure van artikel 15 van deze richtlijn kunnen als officieel brucellosevrij worden erkend alle Lid-Staten of gebieden in de zin van artikel 2, punt 10:
- 1
- a)
waar ten minste 99,8 % van de schapenhouderijen of geitenhouderijen als officieel brucellosevrij zijn erkend of
- b)
die voldoen aan de volgende voorwaarden:
- i)
de schapen- of geitenbrucellose is sedert ten minste vijf jaar een ziekte die verplicht moet worden aangemeld;
- ii)
sedert ten minste vijf jaar zijn officieel geen gevallen van schapen- of geitenbrucellose bevestigd;
- iii)
vaccinatie is sedert ten minste drie jaar verboden; en
- c)
waarvoor de naleving van deze voorwaarden is geconstateerd volgens de procedure van artikel 15 van de onderhavige richtlijn;
- 2.
waar, wanneer aan de in punt 1 bedoelde voorwaarden is voldaan,
- i)
jaarlijks door aselecte controles die hetzij op het bedrijf hetzij in het slachthuis worden uitgevoerd, met een betrouwbaarheid van ten minste 99 % is aangetoond dat minder dan 0,2 % van de bedrijven is geïnfecteerd, dan wel ten minste 10 % van de schapen en de geiten ouder dan zes maanden negatief heeft gereageerd op een van de overeenkomstig bijlage C uitgevoerde tests. Deze bepaling wordt vóór de inwerkingtreding van het Toetredingsverdrag opnieuw bekeken en eventueel gewijzigd volgens de procedure van artikel 15;
- ii)
nog altijd wordt voldaan aan de voorwaarden voor erkenning.
Hoofdstuk 2. Brucellose(B. melitensis)vrije schapenhouderij of geitenhouderij
A. Verlening van de status
Een schapenhouderij of geitenhouderij wordt als brucellose(B.melitensis)vrij beschouwd:
- 1.
indien
- a)
alle dieren van de voor brucellose (B. melitensis) vatbare soorten op het bedrijf sedert ten minste twaalf maanden vrij zijn van klinische of andere symptomen van brucellose (B. melitensis);
- b)
alle of sommige schapen en geiten op het bedrijf zijn ingeënt met het Rev. 1-vaccin of met een ander volgens de procedure van artikel 15 van de onderhavige richtlijn erkend vaccin; de ingeënte dieren moeten zijn ingeënt vóórdat zij zeven maanden oud waren;
- c)
op het bedrijf overeenkomstig bijlage C, met een tussenpoos van ten minste zes maanden, met negatief resultaat twee tests zijn verricht bij alle ingeënte schapen en geiten die op het tijdstip van de test ouder waren dan 18 maanden;
- d)
op het bedrijf overeenkomstig bijlage C, met een tussenpoos van ten minste zes maanden met een negatief resultaat twee tests zijn verricht bij alle niet ingeënte schapen en geiten die op het tijdstip van de test ouder waren dan zes maanden; en
- e)
zich op het bedrijf na beëindiging van de onder c) of d) bedoelde tests nog slechts schapen of geiten bevinden die op het bedrijf zijn geboren of die afkomstig zijn van een bedrijf dat officieel brucellosevrij is, onder de voorwaarden van punt D; en
- 2.
waar, nadat de status is verkregen, nog steeds wordt voldaan aan de voorwaarden van punt B.
B. Behoud van de status
Bij een representatief deel van alle schapen en geiten op elk bedrijf wordt jaarlijks een test verricht. Het bedrijf behoudt zijn status alleen indien deze tests een negatief resultaat opleveren.
Op elk bedrijf bestaat het representatieve deel van de dieren dat moet worden gecontroleerd, uit:
- —
alle niet gecastreerde en niet ingeënte mannelijke dieren ouder dan zes maanden,
- —
alle niet gecastreerde en ingeënte mannelijke dieren ouder dan 18 maanden,
- —
alle dieren die sedert de vorige controle in het bedrijf zijn opgenomen,
- —
25 % van alle geslachtsrijpe en alle melkgevende vrouwelijke dieren, met een minimum van 50 dieren per bedrijf, behalve op bedrijven met minder dan 50 van deze vrouwelijke dieren; daar moeten alle vrouwelijke dieren worden gecontroleerd.
C. Vermoeden of uitbraak van brucellose
1
Indien op een brucellose(B. melitensis)vrije schapenhouderij of geitenhouderij bij een of meer schapen of geiten een vermoedelijke besmetting met brucellose (B. melitensis) wordt geconstateerd, wordt de status van dat bedrijf opgeschort indien het dier of de dieren onmiddellijk wordt (worden) geruimd of geïsoleerd, in afwachting dat het bestaan of het niet bestaan van de ziekte officieel wordt bevestigd.
2
Indien de besmetting met brucellose (B. melitensis) wordt bevestigd, wordt de voorlopige opschorting slechts ingetrokken indien alle besmette of voor besmetting vatbare dieren worden geslacht en indien, overeenkomstig bijlage C, met een tussenpoos van ten minste drie maanden met negatief resultaat twee tests worden verricht
- —
bij alle ingeënte dieren ouder dan 18 maanden,
- —
bij alle niet ingeënte dieren ouder dan zes maanden.
D. Het opnemen van dieren in een brucellose(B. melitensis)vrije schapenhouderij of geitenhouderij
In een brucellose (B. melitensis) vrije schapenhouderij of geitenhouderij mogen slechts de volgende schapen of geiten worden opgenomen:
- 1.
of wel schapen en geiten afkomstig uit een officieel brucellose(B. melitensis)vrije of brucellose(B. melitensis)vrije schapenhouderij of geitenhouderij,
- 2.
of wel, tot het tijdstip van de erkenning van de status van de bedrijven in het kader van de overeenkomstig Beschikking 90/242/EEG (1) goedgekeurde uitroeiingsprogramma's, schapen en geiten afkomstig uit een ander bedrijf dan bedoeld in punt 1, die aan de volgende voorwaarden voldoen. Zij moeten
- a)
individueel zijn geïdentificeerd overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder a), van de onderhavige richtlijn;
- b)
van oorsprong zijn uit een bedrijf waar alle dieren van de voor brucellose (B. melitensis) vatbare soorten sedert ten minste twaalf maanden vrij zijn van klinische of andere symptomen van brucellose (B. melitensis);
- c)
- i)
- —
in de laatste twee jaar niet zijn ingeënt,
- —
op het bedrijf van oorsprong oder[lees: onder] veterinaire controle zijn geïsoleerd en in die periode, met een tussenpoos van ten minste zes weken, met negatief resultaat twee tests hebben ondergaan overeenkomstig bijlage C, of
- ii)
met het Rev. 1-vaccin of een ander volgens de procedure van artikel 15 van de onderhavige richtlijn erkend vaccin zijn ingeënt voordat zij zeven maanden oud waren, doch uiterlijk 15 dagen voordat zij in het bedrijf van bestemming worden opgenomen.
E. Wijziging van de status
Een schapenhouderij of geitenhouderij die brucellose(B. melitensis)vrij is kan, na afloop van een termijn van ten minste twee jaar, de status van officieel brucellose(B. melitensis)vrij verkrijgen indien:
- a)
sedert ten minste twee jaar geen enkel dier op het bedrijf tegen brucellose (B. melitensis) is ingeënt;
- b)
zonder onderbreking gedurende die periode aan de voorwaarden van punt D, onder 2, is voldaan;
- c)
de dieren ouder dan zes maanden na afloop van het tweede jaar met negatief resultaat een test overeenkomstig bijlage C hebben ondergaan.
Voetnoten
PB nr. L 140 van 1. 6. 1990, blz. 123.