HR, 27-09-2011, nr. S 10/03386
ECLI:NL:HR:2011:BR2079
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
27-09-2011
- Zaaknummer
S 10/03386
- LJN
BR2079
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BR2079, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 27‑09‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BR2079
- Wetingang
art. 588 Wetboek van Strafvordering
- Vindplaatsen
NbSr 2011/308
Uitspraak 27‑09‑2011
Inhoudsindicatie
Betekening dagvaarding hoger beroep en verstekverlening. Het oordeel van het Hof dat de betekening van de appeldagvaarding geldig was getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd omdat - kort gezegd - de verdachte zonder vaste woon- of verblijfplaats was. Echter het verzuim dat uit de stukken niet kan blijken dat een afschrift van de appeldagvaarding is toegezonden aan het in de appelakte vermelde adres leidt tot nietigheid.
27 september 2011
Strafkamer
nr. S 10/03386
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Arnhem, zitting houdende te Leeuwarden, van 13 november 2008, nummer 24/003086-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1954, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. D. Koningsbloem, advocaat te 's-Hertogenbosch, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2.1. Het middel klaagt ten eerste dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de dagvaarding in hoger beroep rechtsgeldig is betekend.
2.2. Bij de aan de Hoge Raad gezonden stukken bevinden zich, wat betreft de procesgang in hoger beroep, de volgende stukken:
(i) een aan het dubbel van de dagvaarding in hoger beroep gehecht GBA-overzicht van 30 oktober 2008, inhoudende dat de verdachte van 9 november 2006 tot 5 juni 2008 ingeschreven heeft gestaan op het adres [a-straat 1] te [plaats] en dat vanaf 5 juni 2008 van de verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats bekend was;
(ii) een akte instellen rechtsmiddel, inhoudende dat op 4 december 2007 door de verdachte hoger beroep is ingesteld tegen het vonnis van de Politierechter en inhoudende als adres van de verdachte: [a-straat 1] te [plaats];
(iii) een akte van uitreiking, inhoudende dat de appeldagvaarding op 12 september 2008 is uitgereikt aan de (waarnemend) griffier van de Rechtbank;
(iv) het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 30 oktober 2008, inhoudende dat de verdachte noch een raadsman is verschenen en tegen de verdachte verstek verleend is.
2.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt voorts in:
"Het hof is van oordeel dat de dagvaarding in hoger beroep op correcte wijze is betekend. Zowel op de dagvaarding als op de akte van uitreiking wordt vermeld dat verdachte zonder vaste woon- of verblijfplaats is. Hieruit blijkt genoegzaam dat de dagvaarding aan de griffier van de rechtbank is uitgereikt, omdat verdachte zonder vaste woon- of verblijfplaats was.
Verdachte heeft weliswaar bij het instellen van appel op 4 december 2007 een GBA-adres opgegeven, maar dat adres beschouwt het hof als achterhaald vanwege de uitschrijving uit de GBA vanaf 5 juni 2008. Gelet hierop was het ook niet vereist om een afschrift van de dagvaarding ex artikel 588a Sv naar dit adres te sturen."
2.4. In deze overweging ligt als het oordeel van het Hof besloten dat, nu de verdachte ten tijde van de uitreiking van de appeldagvaarding niet was ingeschreven in het GBA en het in de akte hoger beroep vermelde adres het oude, door het Hof als achterhaald beschouwde GBA-adres van de verdachte was, het in de appelakte vermelde adres niet als een feitelijke woon- of verblijfplaats van de verdachte behoefde te worden aangemerkt, en de betekening geldig was, omdat - kort gezegd - de verdachte zonder vaste woon- of verblijfplaats was. Dit oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd. De klacht faalt.
2.5. Het middel klaagt voorts over de beslissing van het Hof tot verstekverlening.
2.6. De hiervoor onder 2.2 (ii) vermelde akte houdt in:
"Desgevraagd heeft appellant de griffier meegedeeld dat de kennisgeving van gerechtelijke mededelingen, die betrekking hebben op deze zaak, kan plaatsvinden aan het in Nederland gelegen adres: - zoals hierboven vermeld."
2.7.1. Art. 588a eerste lid, aanhef en onder c Sv luidt:
"1. In de navolgende gevallen wordt een afschrift van de dagvaarding of oproeping van de verdachte om op de terechtzitting of nadere terechtzitting te verschijnen toegezonden aan het laatste door de verdachte opgegeven adres:
(...)
c. indien door of namens de verdachte bij het instellen van een gewoon rechtsmiddel in de betrokken zaak een adres in Nederland is opgegeven waaraan mededelingen over de strafzaak kunnen worden toegezonden.
(...)"
2.7.2. De memorie van toelichting bij het voorstel van wet dat heeft geleid tot de invoering van deze bepaling houdt onder meer het volgende in:
"Géén uitzondering op de verzendplicht van artikel 588a, eerste lid, wordt gevormd door het geval dat de verdachte ná zijn adresopgave bij de politie of justitie zijn inschrijving in de GBA heeft gewijzigd. De desbetreffende adressen staan los van elkaar: het ingevolge artikel 588 op te geven adres is een ander adres dan het GBA-adres (is het wel hetzelfde, dan behoeft daaraan geen afschrift te worden gezonden). Wanneer de verdachte wijziging brengt in zijn GBA-adres behoeft dat niet te betekenen dat hij er geen prijs meer op stelt om een afschrift van de dagvaarding te ontvangen op het andere, speciaal daarvoor door hem opgegeven adres."
(Kamerstukken II 2004/05, 29 805, nr. 3, p. 24).
2.8. Uit de stukken kan niet blijken dat een afschrift van de appeldagvaarding aan het in de appelakte vermelde adres is toegezonden, zodat ervan moet worden uitgegaan dat dit niet is geschied. Dit verzuim leidt tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de naar aanleiding daarvan gegeven uitspraak.
2.9. De klacht is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Leeuwarden, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 27 september 2011.