NJ 1957/93
Periodiek aftreden van Kantonrechters-plaatsvervanger. Na herbenoeming telkens beëdiging nodig? Art. 36,. 2e lid jto 29 R. O.
HR 11-01-1957, ECLI:NL:HR:1957:206
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11 januari 1957
- Magistraten
Mrs. Donner, Smits, Boltjes, Hülsmann en Dubbink
- Zaaknummer
[11011957/NJ_1957-93]
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS136521:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1957:206, Uitspraak, Hoge Raad, 11‑01‑1957
- Wetingang
Essentie
Periodiek aftreden van Kantonrechters-plaatsvervanger. Na herbenoeming telkens beëdiging nodig? Art. 36,. 2e lid jto 29 R. O.
Samenvatting
Ingevolge art. 36, tweede lid, R. O. worden Kantonrechters-plaatsvervanger door den Koning voor viji jaren aangesteld. De bediening, welke zij ingevolge die aanstelling aanvaarden, omvat derhalve slechts een werkzaamheid gedurende dien termijn en mitsdien kan ook de eed, dien zij ingevolge art. 29 aileggen alvorens in bediening te treden, slechts betrekking hebben op de werkzaamheid gedurende dien termijn. Na herbenoeming opent zich voor hen een nieuwe bediening; alvorens in die nieuwe bediening te treden, hebben zij dus weder ingevolge art. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.