AMB-004, map 2 p. 10-11 (proces-verbaal van bevindingen).
Hof Amsterdam, 15-02-2024, nr. 23-002096-22
ECLI:NL:GHAMS:2024:314, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
15-02-2024
- Zaaknummer
23-002096-22
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2024:314, Uitspraak, Hof Amsterdam, 15‑02‑2024; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2022:4255, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Vindplaatsen
PS-Updates.nl 2024-0111
NJFS 2024/110
Uitspraak 15‑02‑2024
Inhoudsindicatie
Onderzoek Barago. Hof acht bewezen dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan moord en poging tot moord en legt een gevangenisstraf voor de duur van 28 jaar op. Beslissingen op vorderingen benadeelde partijen (affectieschade en shockschade).
Partij(en)
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002096-22
datum uitspraak: 15 februari 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 juli 2022 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers
13-048291-21 (zaak A) en 13-327180-21 (zaak B) tegen
[verdachte] ,
geboren te Amsterdam op 22 november 2000,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [penitentiaire inrichting] .
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
16 en 23 maart 2023, 15 september 2023, 3 november 2023 en 15, 18 en 19 januari 2024 en
15 februari 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadslieden en de advocaten van de benadeelde partijen naar voren hebben gebracht.
2. Tenlasteleggingen
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd
in zaak A dat:
hij, op of omstreeks 12 december 2019 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen met een vuurwapen op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
in zaak B dat:
hij, op of omstreeks 12 december 2019 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg meermalen met een vuurwapen in de richting van die [slachtoffer 2] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
3. Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.
4. Oordeel van het hof
4.1
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het in zaak A tenlastegelegde medeplegen van moord op [slachtoffer 1] en het in zaak B tenlastegelegde medeplegen van poging tot moord op [slachtoffer 2] wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het in zaak A en het in zaak B tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
4.3
Overwegingen ten aanzien van de bewijsconstructie
Het hof verwijst in de tekst van deze overwegingen met voetnoten naar de betreffende bewijsmiddelen.
De als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn, voor zover niet anders aangegeven, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde personen en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
De bewijsmiddelen zijn voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5° Sv betreft, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Het hof bespreekt de bewijsconstructie in de volgende paragrafen:
4.4
Ten aanzien van het in zaak A en in zaak B tenlastegelegde
4.4.1
Inleidende feiten en omstandigheden
4.4.2
De tijdlijn voor en op 11 december 2019
4.4.3
Eerste tussenconclusie
4.4.4
De tijdlijn op 12 december 2019
4.4.5
Tweede tussenconclusie
4.4.6
Verdere redengevende feiten en omstandigheden
4.4.7
Overeenkomende elementen tussen de schutters en [medeverdachte 1] en [verdachte]
4.4.8
Eindconclusie betrokkenheid verdachten
4.4.9
Eindconclusie ten aanzien van het in zaak A tenlastegelegde
4.4.10
Eindconclusie ten aanzien van het in zaak B tenlastegelegde
4.4
Ten aanzien van het in zaak A en in zaak B tenlastegelegde
4.4.1
Inleidende feiten en omstandigheden
4.4.1.1 Overlijden van [slachtoffer 1] op 12 december 2019
Op 12 december 2019, omstreeks 17:15 uur, krijgen verbalisanten naar aanleiding van een melding van een schietpartij de opdracht om te gaan naar de [straatnaam 1] in Amstelveen. Op de parkeerplaats van sportcomplex [sportcomplex] zien de verbalisanten naast een donkerkleurige auto (BMW) (hierna: de BMW), een man liggen met een plas bloed rondom zijn hoofd.1.Het slachtoffer, naar later bleek [slachtoffer 1]2.(hierna: [slachtoffer 1] ), ademde niet meer en uit meerdere plekken op zijn hoofd kwam bloed. Reanimeren bleek niet meer mogelijk.3.
De forensisch patholoog heeft geconcludeerd dat het overlijden van [slachtoffer 1] wordt verklaard door algehele weefselschade op basis van ernstig bloedverlies en ademhalingsfunctie-, longfunctie, en hersenfunctiestoornissen als gevolg van twee doorschoten aan het hoofd en drie doorschoten en één inschot aan de romp. De andere vastgestelde schotletsels kunnen een bijdrage hebben geleverd aan (de snelheid van) het overlijden. Daarnaast zijn meerdere huiddefecten en breuken geconstateerd, waaronder een huidperforatie in de voorste haargrens en een onderliggende schedelbreuk. Het letsel had een opvallende ronde vorm en is volgens de forensisch patholoog waarschijnlijk ontstaan als gevolg van bij leven opgetreden inwerking van hevig stomp botsend geweld op het hoofd, zoals door vallen op of geslagen worden met een (deels) ronde harde structuur. Vanuit dit letsel was geen schotkanaal herleidbaar. Gezien de overige sectiebevindingen heeft dit letsel geen rol gespeeld bij het overlijden.4.
Rondom het lichaam van [slachtoffer 1] zijn in totaal twaalf hulzen (kaliber 9x19 mm, met bodemstempel S&B) aangetroffen en inbeslaggenomen. Op basis daarvan is geconcludeerd dat er minimaal twaalf keer is geschoten.5.
Door middel van munitieonderzoek is onderzocht of de verschoten munitiedelen afkomstig zijn uit één of meer vuurwapens, wat het soort en het merk is van het gebruikte vuurwapen en of een relatie met een ander schietincident kan worden aangetoond. Voor tien hulzen geldt dat de resultaten van het vergelijkend hulsonderzoek extreem veel waarschijnlijker zijn wanneer de hulzen zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapen (hypothese 1), dan wanneer de hulzen zijn verschoten met twee vuurwapens van hetzelfde kaliber en met de dezelfde systeemkenmerken (hypothese 2). Voor de overige hulzen geldt dat de resultaten van het onderzoek veel waarschijnlijker zijn wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is. Vermoedelijk zijn alle hulzen verschoten met een (semi-)automatisch werkend pistool van het kaliber 9mm Parabellum. Er zijn geen aanwijzingen dat het betreffende vuurwapen bij eerdere schietincidenten in Nederland is gebruikt.6.
Het hof concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat de hulzen met één en hetzelfde vuurwapen zijn verschoten.
In de BMW, in gebruik bij [slachtoffer 1] ,7.is onderzoek verricht. In de achterzijde van de hoofdsteun van de bijrijdersstoel bevond zich een mediascherm. Aan de bovenzijde van het mediascherm was een doorschot zichtbaar en in het bestuurdersportier zat een perforatie. Door middel van sondering van deze plekken is vastgesteld dat het doorschot in de hoofdsteun van de bijrijdersstoel en de beschadiging in het portier van de bestuurder door één projectiel waren veroorzaakt. Na demontering van de binnenbekleding van het bestuurdersportier werd een volmantel projectiel aangetroffen. De BMW bleek te zijn gepantserd.8.
4.4.1.2 Camerabeelden parkeerterrein [sportcomplex] van 12 december 2019
Op beelden, die op 12 december 2019 zijn opgenomen met beveiligingscamera’s op en rondom het parkeerterrein van sportcomplex [sportcomplex] , is onder andere het volgende te zien.
15:58 uur
[slachtoffer 1] arriveert in de BMW en parkeert het voertuig in een parkeervak op het eerste rijpad aan de voorzijde van [sportcomplex] . De BMW staat dan aan de noordzijde van het parkeerterrein, ter hoogte van de fietsenstalling. [slachtoffer 1] stapt uit het voertuig en loopt hand in hand met zijn vijfjarige zoontje [slachtoffer 2]9.(hierna: zoon of zoontje) naar de hoofdingang van [sportcomplex] . Zij gaan het pand binnen.
16:14 uur – 16:22 uur
Een NN-persoon rijdt op een tweewielig voertuig over de [straatnaam 2] en parkeert zijn voertuig. Omstreeks 16:16 uur komt een persoon in donkere kleding het parkeerterrein van [sportcomplex] oplopen. De NN-persoon loopt over het tweede rijpad naar de noordzijde van de parkeerplaats waar hij gedurende een korte periode rond blijft hangen. Dan op een gegeven moment, wanneer het ogenschijnlijk rustig is en er zich geen andere mensen in de nabijheid van de NN-persoon bevinden, loopt hij naar de BMW, gaat hij bij het rechterachterwiel op de grond liggen en verricht hij een handeling aan de onderzijde van de BMW. Vervolgens staat de NN-persoon na een seconde of vijf (5) weer op en loopt in een rechte lijn weer naar de uitgang van het parkeerterrein. Hij heeft een van zijn handschoenen uitgetrokken en het lijkt alsof hij een telefoon in zijn handen heeft en op het scherm daarvan tikt. De NN-persoon loopt richting de [straatnaam 2] .
16:23 uur – 16:26 uur
Een Volkswagen Transporter, voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken] (hierna: de Transporter) komt omstreeks 16:23 uur in beeld. Het eerste beeld dat van de Transporter is opgenomen is het moment dat hij op de [straatnaam 1] rijdt in de richting van de parkeerplaats voor [sportcomplex] . De NN-persoon die handelingen bij de BMW van [slachtoffer 1] heeft verricht loopt op dat moment net van het terrein af. Ze kruisen elkaar als het ware. De Transporter rijdt het parkeerterrein van [sportcomplex] op en rijdt in verschillende richtingen over dit parkeerterrein, onder andere langs de BMW. Vervolgens parkeert de Transporter ruim één minuut in een parkeervak aan de rechterzijde van het derde rijpad. Vanaf die plek heeft de bestuurder, die oranje werkhandschoenen draagt, zicht op de BMW. Normaal gesproken is een tag benodigd om de slagboom te openen om het parkeerterrein op te rijden, maar die dag was de slagboom defect en had een servicemedewerker van [sportcomplex] omstreeks 06:30 uur de slagboom omhoog gezet zodat het terrein voor iedereen toegankelijk was. Deze medewerker had rond 16:30 uur de slagboom weer naar beneden gedaan zodat het terrein weer was afgesloten. Bij het verlaten van het parkeerterrein gaat de slagboom automatisch open.10.
16:27 uur – 16:45 uur
De Transporter staat ongeveer zeventien minuten geparkeerd in een parkeervak aan de linkerzijde van de het derde rijpad. Vervolgens gaan de remlichten aan, waarna de Transporter niet meer in het parkeervak staat.
16:45 uur
Twee personen in donkere kleding (hierna: NN1 en NN2) lopen weg vanaf de plek waar de Transporter geparkeerd stond. NN2 draagt oranje handschoenen. NN1 en NN2 lopen naar de fietsenstalling naast [sportcomplex] en vervolgens naar het naastgelegen terras van ‘ [café] ’, waar zij achter een hek met reclameborden plaatsnemen. Vanaf deze plek zijn zij niet zichtbaar voor beveiligingscamera’s en voorbijgangers. Zij hebben goed uitzicht over het parkeerterrein, vanaf de hoofdingang van [sportcomplex] tot aan de BMW.
De Transporter rijdt richting de uitgang van het parkeerterrein van [sportcomplex] en passeert NN1 en NN2. Bij de handen van de bestuurder is op dat moment geen oranje kleur zichtbaar.
16:46 uur – 16:47 uur
De Transporter rijdt het parkeerterrein van [sportcomplex] af en parkeert op de [straatnaam 1] ter hoogte van de uitgang (in de richting van de [straatnaam 2] ). De Transporter blijft ongeveer zevenentwintig minuten op deze plek staan, tot na de schietpartij. De schuifdeur aan de rechterzijde staat een beetje open.
Omstreeks 17:14 uur
[slachtoffer 1] loopt met zijn zoontje aan de hand vanaf [sportcomplex] naar de BMW. Aangekomen bij de BMW opent [slachtoffer 1] het rechterachterportier. NN1 en NN2, die zich tot dan toe hebben opgehouden achter het hek bij de ingang van ‘ [café] ’, komen tevoorschijn en rennen op [slachtoffer 1] af, terwijl [slachtoffer 1] het rechterachterportier voor zijn zoon openhoudt en zijn zoon plaatsneemt op de achterbank van de BMW. Zij naderen [slachtoffer 1] van achteren.
NN1 vuurt het eerste schot als hij ongeveer twee meter achter [slachtoffer 1] staat. [slachtoffer 1] zakt gelijk ineen. Het rechterachterportier staat nog open en het zoontje bevindt zich in de auto op of bij de achterbank.
NN2 verschijnt rechts in beeld. Hij heeft beide armen gestrekt voor zich uit gestoken, alsof hij ook een vuurwapen vasthoudt. NN2 draagt oranje handschoenen.
NN1 vuurt een tweede maal in de richting van [slachtoffer 1] . NN2 heeft beide armen voor zich uit gestrekt en houdt een op een vuurwapen gelijkend voorwerp vast. [slachtoffer 1] zakt steeds verder ineen. Het zoontje bevindt zich nog op of bij de achterbank van de BMW in de vuurlijn. Het rechterachterportier staat wijd open.
[slachtoffer 1] is bij het geopende rechterachterportier op de grond ineen gezakt. NN1 en NN2 staan boven [slachtoffer 1] en houden hun wapens op hem gericht.
NN1 lost nog vijf schoten, terwijl NN2 zijn wapen op [slachtoffer 1] gericht houdt. Tijdens het zesde schot is duidelijk zichtbaar dat NN2 een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn handen heeft, maar nog niet heeft geschoten.
NN1 lost nog vier schoten. Op het moment dat NN1 het achtste schot vuurt lijkt het wapen van NN2 te weigeren. NN2 verricht handelingen aan zijn wapen, alsof hij probeert om de slede van het wapen naar achteren te trekken. Vervolgens houdt NN2 zijn wapen met beide handen vast en maakt slaande bewegingen in de richting van [slachtoffer 1] . NN1 is een paar meter weggelopen, komt vervolgens weer terug en lost nog drie schoten.
NN1 heeft in totaal elf schoten gelost.
NN1 en NN2 rennen tegelijkertijd weg naar de uitgang van het parkeerterrein, waar de Transporter staat. Zij springen in de Transporter, waarna de Transporter – met gedoofde lichten – wegrijdt over de [straatnaam 1] , naar de [straatnaam 2] , in de richting van de [straatnaam 3] .11.
De betreffende Transporter wordt kort daarna om 17:37 uur volledig in brand staand aangetroffen op een parkeerplaats aan de [straatnaam 4] te Amsterdam.12.De Transporter bleek in de nacht van 5 op 6 december 2019 te zijn gestolen in Zaandam en was voorzien van valse kentekenplaten. Het betreft een auto met rondom zwarte ramen.13.
4.4.1.3 Verklaringen van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2]
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij de Volkswagen Transporter heeft bestuurd. Dat heeft hij ook gedaan op
11 december 2019 en op 12 december 2019 aan het einde van de ochtend, toen de Transporter eveneens bij [sportcomplex] [straatnaam 1] aanwezig was. Het hof zal hierna op deze gebeurtenissen ingaan. [medeverdachte 3] heeft verder verklaard dat hij een paar dagen voor 11 december 2019 de sleutels van de Transporter heeft opgehaald en dat deze telkens stond geparkeerd aan de [straatnaam 5] , vlakbij [station/halte 1] te Amsterdam-Zuidoost. Toen hij de twee jongens op 12 december 2019 in de middag ophaalde stonden ze al klaar. De jongens zaten achter in de bus. Hij is na de schietpartij naar de [straatnaam 4] gereden en heeft daar de Transporter in opdracht van de jongens in brand gestoken. Onderweg daarnaartoe zijn de twee jongens uitgestapt.14.
Vóór de hiervoor genoemde aanwezigheid van de Transporter bij [sportcomplex] [straatnaam 1] op 11 december 2019, is eveneens te zien dat een NN-persoon op een tweewielig motorvoertuig arriveert en handelingen onder de BMW verricht. De NN-persoon van de beelden van 11 december 2019 is door meerdere verbalisanten herkend als [medeverdachte 2] .15.De persoon die op 12 december 2019 handelingen onder de BMW verricht is dezelfde persoon.16.[medeverdachte 2] heeft bevestigd dat hij de NN-persoon is op de beelden van
11 december 2019 en van 12 december 2019. Hij heeft verklaard dat hij op die data een onder de BMW geplaatst baken heeft verwijderd. Op 6 december 2019 was hij voor een opdrachtgever, door wie hij op
4 december 2019 was benaderd en van wie hij op 5 december 2019 een gebruikerstelefoon had gekregen, op zoek gegaan naar de BMW. Hij moest naar een adres van [sportcomplex] in Amstelveen. Dat was een andere [sportcomplex] (het hof begrijpt: [sportcomplex] op de [straatnaam 6] te Amstelveen). De auto stond er niet en hij was bij de verkeerde [sportcomplex] .17.Uit de telecomgegevens van [medeverdachte 2] was gebleken dat hij op 6 december 2019 in de omgeving van beide locaties van [sportcomplex] was geweest.
4.4.2
De tijdlijn voor en op 11 december 2019
Het hof zal een chronologisch overzicht geven van de gebeurtenissen voorafgaand aan de schietpartij, waarbij ook de gebeurtenissen op de al genoemde data van 6 en 11 december 2019, alsmede die in de ochtend van 12 december 2019 worden besproken.
4.4.2.1 De gebeurtenissen voorafgaand aan 11 en 12 december 2019
Zoals hiervoor weergegeven wordt [medeverdachte 2] op 4 december 2019 benaderd door een opdrachtgever, krijgt hij op 5 december 2019 een gebruikerstelefoon en wordt in de nacht van 5 op 6 december 2019 de Transporter gestolen te Zaandam.
[medeverdachte 2] heeft het telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna: # [telefoonnummer] ) in gebruik. De historische verkeersgegevens van dit nummer zijn nader onderzocht voor een periode van 6 maanden (van
14-7-2019 00:00 uur tot en met 14-01-2020 23:59 uur). Daaruit blijkt dat de # [telefoonnummer] op 6 december 2019 vanaf 13:19 uur in Amstelveen achtereenvolgens de navolgende zendmastlocaties aanstraalt; de [zendmast 1] , het [zendmast 2] , de [zendmast 3] , de [zendmast 1] , de [zendmast 4] en ten slotte weer de
[zendmast 3] . Het is in de onderzochte periode voor het eerst dat de zendmastlocatie
[zendmast 3] te Amstelveen wordt aangestraald. Deze zendmast geeft dekking aan de [straatnaam 1] waar [sportcomplex] West was gevestigd. Daarna gebeurt het aanstralen van deze zendmast ook op
7 en 11 december 2019 en ten slotte alleen nog op 5 januari 2020. De zendmast aan de [zendmast 1] die de # [telefoonnummer] die dag twee keer aanstraalt, geeft dekking aan de [straatnaam 7] te Amstelveen, waar het slachtoffer [slachtoffer 1] verbleef. In de onderzochte periode blijken dit de enige twee registraties te zijn waarop het telefoonnummer deze zendmast aanstraalt.18.
Op 6, 9 en 10 december 2019 is [verdachte] blijkens de gegevens van zijn OV-chipkaart op [station/halte 1] .
Uit een op de telefoon van [verdachte] aangetroffen video waarop [verdachte] , [medeverdachte 3] en een derde persoon te zien zijn, kan worden afgeleid dat [verdachte] en [medeverdachte 3] op 7 december 2019 om 13:41 uur samen op het [straatnaam 8] te Amsterdam zijn. [verdachte] zegt in deze video:
“Staan we opblock (rivaliserende wijk), en niemand, niemand die hierzo komt fucken, niemand. Waarom? Omdat we zijn met vier pipes (vuurwapens). Begrijp je? We gaan sqeeuzen (iemand neerschieten) echt waar (…) Semi-automatic, we hoeven niet de hele dag te drukken (semi-automatische wapens). Een keer drukken en dat ding doet, reeaa.”19.
[verdachte] en [medeverdachte 3] voegen elkaar die ochtend toe op Snapchat.20.
Zoals hiervoor al weergegeven heeft [medeverdachte 3] heeft een paar dagen voor 11 december 2019 de sleutels gekregen van de Transporter en stond deze geparkeerd aan de [straatnaam 5] , vlakbij [station/halte 1] .
4.4.2.2 De gebeurtenissen op 11 december 2019
Op 11 december 2019 probeert [verdachte] om 12:16 uur, 12:36 uur en 12:52 uur telefonisch contact te krijgen met [medeverdachte 1] maar de gesprekken worden doorgeschakeld naar de voicemail.21.
Uit de camerabeelden van de nabije omgeving van sportcomplex [sportcomplex] te Amstelveen volgt dat [slachtoffer 1] op 11 december 2019 om 13:15 uur zijn BMW parkeert en samen met zijn zoon richting de ingang van [sportcomplex] loopt.
Op die beelden is ook te zien dat [medeverdachte 2] omstreeks 13:34 uur arriveert bij [sportcomplex] op een tweewielig motorvoertuig. Hij plaatst zijn voertuig buiten het parkeerterrein, waarna hij het parkeerterrein oploopt en tot drie keer toe handelingen verricht bij het rechter achterwiel van de BMW van [slachtoffer 1] . Hij heeft bij de derde keer een voorwerp in zijn handen dat qua afmetingen gelijkenis vertoont met een volgbaken. Om 13:40 uur vertrekt hij weer.22.
Uit OV- en telecomgegevens blijkt dat [verdachte] om 13:34 uur vanaf de [straatnaam 9] te Amsterdam vertrekt naar [station/halte 2] en vandaar naar [station/halte 1] waar hij om 14:15 uur uitcheckt. Vanaf 14:09 uur tot 15:28 uur is er geen registratie van de GSM van [verdachte] waargenomen.23.
[slachtoffer 1] vertrekt om 14:17 uur met zijn zoon vanaf het terrein van [sportcomplex] .
Om 14:27 uur rijdt de Transporter vanaf de [straatnaam 2] over de [straatnaam 1] . [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij de bestuurder is geweest en dat hij de bus heeft opgehaald bij [wijk] .24.Om 14:28 uur rijdt de Transporter rond over het parkeerterrein van sportcomplex [sportcomplex] , waarna deze richting de [straatnaam 2] rijdt. Om 14:29 uur parkeert de Transporter in een parkeervak op de [straatnaam 1] , met de voorkant gericht naar de ingang van het parkeerterrein van de sportschool; de bestuurder, [medeverdachte 3] , blijft in het voertuig zitten. De Transporter probeert om 14:33 uur opnieuw het parkeerterrein van [sportcomplex] op te rijden, maar de slagboom gaat niet open. Te zien is dat [medeverdachte 3] oranje handschoenen draagt. De Transporter rijdt achteruit bij de slagboom vandaan en rijdt vervolgens richting de [straatnaam 12] . Om 14:35 uur staat de Transporter in een parkeervak op de [straatnaam 1] geparkeerd, met de achterzijde naar de slagboom van de ingang van het parkeerterrein van [sportcomplex] . Om 14:53 uur loopt, vanaf de plek op de [straatnaam 1] waar de Transporter staat geparkeerd, een in het donker gekleed persoon langs de slagboom van de uitgang van het terrein van [sportcomplex] . [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij deze persoon was.25.Hij loopt het parkeerterrein op, naar het gedeelte waar [slachtoffer 1] een dag later is neergeschoten. Nadat hij daar kort is gestopt, draait hij zich om en loopt langs de slagboom het parkeerterrein weer af, terug naar de Transporter. Om 15:01 uur rijdt de Transporter achteruit en lijkt uit te parkeren. Daarna rijdt de bus weer terug naar zijn oorspronkelijke plek. Om 15:02 uur rijdt de Transporter weer weg van de parkeerplek, rijdt het parkeerterrein af en draait de [straatnaam 2] op.26.
[medeverdachte 3] heeft verklaard de Transporter te hebben geparkeerd in [wijk] .27.[verdachte] is om 15:23 uur ingecheckt op [station/halte 1] .28.
Om 18:13 uur is op de mobiele telefoon van [verdachte] een filmpje opgeslagen waarop [verdachte] te zien is met schoenen die gelijkenis vertonen met de schoenen van de uiteindelijke schutter NN1.29.Het hof zal hierop onder 4.4.7.1 ingaan.
4.4.3
Eerste tussenconclusie
Uit voornoemde bevindingen leidt het hof af dat op 11 december 2019 in ieder geval een baken onder de auto van het slachtoffer is weggenomen door [medeverdachte 2] en voorverkenningen hebben plaatsgevonden op het parkeerterrein rondom de [sportcomplex] aan de [straatnaam 1] te Amstelveen. Daarbij is gebruik gemaakt van voornoemde gestolen Transporter die werd bestuurd door [medeverdachte 3] . Deze Transporter is, zoals hiervoor al weergegeven, ook bij de moord op 12 december 2019 gebruikt en is diezelfde dag brandend aangetroffen op een parkeerplaats aan de [straatnaam 4] te Amsterdam. Gelet op het contact tussen [verdachte] en [medeverdachte 3] op 7 december 2019, voornoemde video van die dag, de verklaring van [medeverdachte 3] dat de Transporter in de buurt van [station/halte 1] geparkeerd stond, het moment waarop [verdachte] uit- en incheckt op 11 december 2019 bij [station/halte 1] , de reistijd van ongeveer 10 minuten van [station/halte 1] naar de [straatnaam 1] te Amstelveen en het tijdstip waarop de Transporter bij het parkeerterrein van voornoemde [sportcomplex] aankomt en weer vertrekt, in combinatie met de hierna nog te bespreken feiten en omstandigheden, zal het hof uiteindelijk tot de conclusie komen dat [verdachte] bij de voorverkenning op 11 december 2019 met [medeverdachte 3] in de bus (met achterin geblindeerde ramen) heeft gezeten.
4.4.4
De tijdlijn op 12 december 2019
4.4.4.1 OV- en telecomgegevens van [verdachte] en [medeverdachte 1]
[verdachte] stuurt zijn moeder om 01:22 uur een app: “Maak me om half 8 wakker ja”.30.
Uit de OV- en telecomgegevens van [verdachte] blijkt dat hij vanaf zijn woning naar [station/halte 3] reist. Hij checkt om 09.04 uur in bij de [straatnaam 9] .31.Om 09.40 uur checkt hij uit bij [station/halte 3] . Dit station ligt nabij de achteraf gebleken vluchtroute van de Transporter, die om 17:22 uur langs de [concertgebouw] rijdt.32.Ook is vanuit dit station het [station/halte 1] snel te bereiken, namelijk in 3 minuten met de metro (reisplanner 9292).
[verdachte] checkt om 10:00 uur in bij [station/halte 3] en reist naar [station/halte 1] , waar hij om 10:28 uur uitcheckt. Het is onduidelijk waarom deze reis langer duurt dan normaal. Volgens Google Maps betreft de reistijd per auto vanaf [station/halte 1] naar [sportcomplex] [straatnaam 1] 9 tot 12 minuten bij een normale verkeersdrukte.33.
Gedurende deze ochtend heeft [verdachte] vier keer telefonisch contact met [medeverdachte 1] . Dat is om 9:31 uur, 9:32 uur, 10:19 uur en 10:30 uur. De eerste twee contacten zijn er op het moment dat [verdachte] onderweg is van huis naar [station/halte 3] , het derde contact is op het moment dat [verdachte] onderweg is van [station/halte 3] naar [wijk] en het laatste contact is op het moment dat [verdachte] net daar is aangekomen.34.
[medeverdachte 1] komt in beweging. Hij is om 10:27 uur nog nabij de [straatnaam 10] (nabij zijn kennelijke verblijfplaats, bij zijn vriendin). Daarna reist hij vanaf het [station/halte 4] en via de [station/halte 5] . Hij checkt vervolgens in op [station/halte 3] en reist van daar naar [station/halte 1] .35.
Zoals hiervoor weergegeven had [verdachte] op [station/halte 1] al om 10:28 uur uitgecheckt. [verdachte] ontmoet bij [station/halte 1] [medeverdachte 3] . In de telefoon van [verdachte] is een foto van [medeverdachte 3] aangetroffen, om 11:06 uur gemaakt bij een van de uitgangen van het station.36.
[medeverdachte 1] checkt om 11:25 uur bij [station/halte 1] uit. [verdachte] heeft om 10:43 uur, 11:05 uur, 11:12 uur, 11:15 uur en 11.23 uur nog telefonisch contact gehad met [medeverdachte 1] . Bij dat laatste contact peilt de telefoon van [medeverdachte 1] uit op de [zendmast 9] , niet ver van [station/halte 1] .
De telefoon van [verdachte] gaat om 11:27 uur uit en om 12:06 uur weer aan.37.De telefoon van [medeverdachte 1] laat tussen 11:23 uur en 12:02 uur geen gegevens zien.38.
4.4.4.2 De Transporter bij [sportcomplex] [straatnaam 1]
De Transporter komt om 11:41 uur over de [straatnaam 2] aanrijden en slaat rechtsaf de [straatnaam 1] en de daar gelegen parkeerplaats op en vervolgens door de openstaande slagboom het parkeerterrein van [sportcomplex] op. De Transporter rijdt daarna op het parkeerterrein in de rondte, rijdt voorbij de hoofdingang van [sportcomplex] en verlaat via de slagboom bij de uitgang het parkeerterrein voor [sportcomplex] weer.
Na het parkeerterrein van [sportcomplex] te hebben verlaten staat de Transporter nog gedurende een paar minuten op de naastgelegen parkeerplaats stil in een parkeervak. Vervolgens rijdt de Transporter vanaf de [straatnaam 1] linksaf de [straatnaam 2] op in de richting van de [straatnaam 3] . Het is dan 11:48 uur. De bestuurder van de Transporter ( [medeverdachte 3] ) draagt aan zijn zichtbare linkerhand een oranje werkmanshandschoen.39.
4.4.4.3 Vervolg OV- en telecomgegevens van [verdachte] en [medeverdachte 1]
Om 12:03 uur checkt [verdachte] in bij [station/halte 1] .40.Zoals hiervoor vermeld gaat om 12:06 uur zijn telefoon weer aan. Om 12:02 uur peilt de telefoon van [medeverdachte 1] eveneens uit in de nabijheid van [station/halte 1] (locatie [zendmast 5] ).41.
Om 12:23 uur is er telefonisch contact tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] .42.Vanaf 13:21 uur laten [verdachte] en [medeverdachte 1] vervolgens identieke reisbewegingen zien. Om 13:21 uur checken ze in op [station/halte 5] en om 13.45 uur checken ze uit op [station/halte 7] .43.
Om 14:01 uur maakt [verdachte] met zijn telefoon een filmpje van zichzelf en [medeverdachte 1] op het [straatnaam 11] . [medeverdachte 1] maakt een schietbeweging en draagt een jas van het merk The North Face. Dit filmpje uit de op 21 april 2020 veiliggestelde gegevens van deze telefoon bleek op 13 december 2019 om 01:52 uur te zijn verwijderd, maar kon door de software, gebruikt bij het opmaken van de extractie van genoemde telefoon, inzichtelijk worden gemaakt.44.
De telefoon van [verdachte] staat vanaf 14:48 uur tot 19:04 uur uit.45.Uit de OV-gegevens van [verdachte] blijkt dat hij, evenals [medeverdachte 1] , om 14:18 uur incheckt op [station/halte 7] . Om 14:27 uur checken beiden uit bij [station/halte 8] .46.In de telefoon van [verdachte] is een video van [persoon] (hierna: [persoon] ) aangetroffen, die om 14:36 uur in de omgeving van het station aan de [station/halte 8] is gemaakt.47.[verdachte] heeft bij de politie verklaard dat “wij” hem daar hadden gezien48.en bij de rechtbank dat “we” [persoon] daar zijn tegengekomen.49.Het hof gaat ervan uit dat [verdachte] bedoelt dat hij samen met [medeverdachte 1] [persoon] heeft gezien, nu [verdachte] samen met [medeverdachte 1] op pad was en het gebruik van de woorden ‘wij/we’ anders niet te verklaren is. Het hof zal hieronder nader ingaan op feiten en omstandigheden rondom [persoon] .
Om 14:50 uur checkt [verdachte] weer in op [station/halte 8] , waarna hij om 15:02 uur uitcheckt bij [station/halte 3] .50.Hierna heeft [verdachte] deze dag zijn OV-chipkaart niet meer gebruikt. [medeverdachte 1] straalt blijkens zijn telecomgegevens om 14:53 uur de zendmast [station/halte 8] aan, om 14:54 uur de zendmast [zendmast 7] , om 14:58 uur de zendmast de [zendmast 6] en om 15:00 uur de zendmast [zendmast 8] . Dat is in de buurt van [station/halte 3] . Deze zendmast geeft voorts dekking aan de omgeving in de nabijheid van de [straatnaam 4] . De laatste registratie van de telefoon van [medeverdachte 1] voor de schietpartij is om 16:10 uur op de [zendmast 9] .51.Deze zendmast staat in de omgeving van [station/halte 1] .52.Vervolgens gaat zijn telefoon uit (tot 17:44 uur, als er een SMS binnenkomt met informatie over een gemiste oproep of voicemail). Na deze registratie was het nummer kennelijk niet meer in gebruik.53.
Vervolgens vinden de gebeurtenissen plaats zoals hiervoor onder 4.4.1.1 en 4.4.1.2 beschreven.
Om 17:37 uur checkt [medeverdachte 1] in bij [station/halte 3] .54.
4.4.5
Tweede tussenconclusie
Het hof leidt uit de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden af dat er op 12 december 2019 aan het einde van de ochtend een voorverkenning met de Transporter is uitgevoerd. Voor [verdachte] (die op dat moment geen opleiding of werk had) was het kennelijk belangrijk om die ochtend op tijd wakker te zijn. Hij reist via [station/halte 3] naar [station/halte 1] . Daar ontmoet hij eerst [medeverdachte 3] en wacht hij op [medeverdachte 1] , die daar om 11:25 uur uitcheckt. De telefoons van [verdachte] en [medeverdachte 1] gaan uit respectievelijk laten geen gegevens zien binnen de tijdspanne waarin de door [medeverdachte 3] bestuurde Transporter op en neer vanuit [station/halte 1] naar [sportcomplex] [straatnaam 1] rijdt. Deze tijdspanne past binnen het uitcheckmoment van [medeverdachte 1] op [station/halte 1] , waar [verdachte] al op hem stond te wachten, en het inchecken op dit station door [verdachte] om 12:03 uur, terwijl [medeverdachte 1] ook rond die tijd (weer) aanwezig is in de omgeving van [station/halte 1] . [verdachte] en [medeverdachte 1] zijn vervolgens vanaf 13:21 uur samen op pad, gaan daarna uit elkaar, waarna [verdachte] om 15:02 uur uitcheckt bij het nabij [station/halte 1] gelegen [station/halte 3] . [medeverdachte 1] is rond die tijd ook in de buurt van [station/halte 3] , is om 16:10 uur in de omgeving van [station/halte 1] en checkt om 17:37 uur in bij [station/halte 3] . De telefoons van [verdachte] en [medeverdachte 1] staan uit als de Transporter vanuit [station/halte 1] naar [sportcomplex] [straatnaam 1] vertrekt en blijven uit tot na het moment waarop de Transporter brandend op de [straatnaam 4] is aangetroffen. Gelet op voornoemde bevindingen, in combinatie met de hierna nog te bespreken feiten en omstandigheden, zal het hof uiteindelijk tot de conclusie komen dat door [medeverdachte 1] en [verdachte] met [medeverdachte 3] , die de Transporter bestuurde, op 12 december 2019 aan het einde van de ochtend een voorverkenning bij [sportcomplex] [straatnaam 1] is uitgevoerd, daarna uit elkaar zijn gegaan, vervolgens weer samen zijn gekomen, uiteindelijk voorafgaand aan de schietpartij op [station/halte 1] in de door [medeverdachte 3] bestuurde Transporter zijn gestapt en na de schietpartij, op weg naar de [straatnaam 4] , zijn uitgestapt.
4.4.6
Verdere redengevende feiten en omstandigheden
4.4.6.1 De ontmoeting met [persoon] op 12 december 2019
Zoals al eerder vermeld checken [verdachte] en [medeverdachte 1] om 14:27 uur tegelijkertijd uit op [station/halte 8] te Amsterdam en ontmoeten zij daar [persoon] .
[persoon] is geen onbekende voor de politie en wordt in verband gebracht met verschillende liquidatieonderzoeken. In een politieproces-verbaal worden overeenkomsten en verbanden tussen de onderzoeken Tienhoven, Nigeria en Barago uiteengezet. Er zijn overeenkomsten in het gebruikte type voertuig – een Volkswagen Transporter – en er is relatie met de muziekstudio waaraan ook [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] zijn te koppelen. [persoon] is verdachte in de zaken Nigeria, Tienhoven en Seegat en in eerste aanleg veroordeeld voor zijn aandeel in deze (liquidatie) zaken tot 30 jaar gevangenisstraf.55.Dat [verdachte] en [persoon] bekenden van elkaar zijn, kan ook worden afgeleid uit een video die is aangetroffen in de telefoon van [verdachte] ; in januari 2020 zijn daarop [persoon] en [verdachte] te zien in een auto terwijl zij beiden een handvuurwapen vasthouden.56.
Hoewel de ontmoeting van [medeverdachte 1] , [verdachte] en [persoon] niet in een direct verband kan worden gebracht met de schietpartij enkele uren later, is de ontmoeting wel mede redengevend in de zin dat [medeverdachte 1] en [verdachte] een kleine drie uur voorafgaand aan de schietpartij in direct verband worden gebracht met een persoon die betrokken is bij liquidaties. De video van [verdachte] met [persoon] waarop beiden een vuurwapen in de hand hebben, is daarbij ook van betekenis.
4.4.6.2 [medeverdachte 1] wordt ‘shooter’ genoemd.
Uit een opgenomen telefoongesprek van 7 februari 2020 volgt dat een NN-beller, [medeverdachte 1] ‘shooter’ noemt. [medeverdachte 1] is boos daarover en zegt “jij fuckt mijn lijn op”. Op het voorhouden van deze bevindingen tijdens zijn verhoor door de politie beroept [medeverdachte 1] zich op zijn zwijgrecht.57.Het hof acht deze reactie van [medeverdachte 1] betekenisvol in het licht van de schietpartij die een kleine twee maanden daarvoor had plaatsgevonden.
4.4.6.3 Berichten over de dodelijke schietpartij op de telefoon bekeken
Uit onderzoek aan de telefoon van [verdachte] is gebleken dat driemaal – eenmaal op 12 december 2019 (om 19:30 uur) en tweemaal (om 04:35 en om 04:50 uur) op 13 december 2019 – het bericht over de schietpartij, waarbij [slachtoffer 1] om het leven is gekomen, is bekeken vanuit de nieuwsapplicatie van AT5. Ook is vastgesteld dat vanuit deze telefoon op de video bij het bericht is geklikt en dat de foto’s nader zijn bekeken.58.
4.4.7
Overeenkomende elementen tussen de schutters en [medeverdachte 1] en [verdachte]
4.4.7.1 De schoenen van schutter NN1
Op de beelden van de beveiligingscamera van het parkeerterrein van de [sportcomplex] waarop de schietpartij is te zien, is duidelijk waarneembaar dat schutter NN1 zwarte schoenen draagt van het merk Nike met een witte zool en wit logo. Bij nadere beschouwing is bij de hiel ook een ‘wit lipje’ zichtbaar59..
Op een foto van 29 november 2019 – aangetroffen in de telefoon van [verdachte] – staat [verdachte] afgebeeld met zwarte Nike schoenen met een witte zool. De door [verdachte] gedragen schoenen zijn van het type ‘Nike Airmax 270 React’. Op een video van 11 december 2019 – aangetroffen op de telefoon van [verdachte] – is een voor dit type schoenen kenmerkend ‘lipje’ te zien bij de hiel van de door [verdachte] gedragen schoenen.60.De schoenen die [verdachte] draagt hebben een lipje in de kleur ‘wit’.61.
Geconcludeerd kan worden dat [verdachte] kort voor de schietpartij op 12 december 2019 schoenen droeg van het type ‘Nike Airmax 270 React’ in de variant met een wit lipje bij de hiel en dat dit type schoenen in dezelfde variant ook gedragen werd door schutter NN1.
4.4.7.2 De jas van schutter NN2
De schutter NN2 droeg volgens de beelden van de [sportcomplex] , zoals die door de politie zijn omschreven, een donkerkleurige broek met wassing op de bovenbenen, donkerkleurige jas met een ‘The North Face’ logo op de voor- en achterzijde van de jas, donkerkleurige schoenen en oranje handschoenen.62.
[medeverdachte 1] draagt op een foto die gedateerd wordt op 17 november 2019 een jas van het merk The North Face. [medeverdachte 1] draagt ook een jas van The North Face op de video van 12 december 2019 op het [straatnaam 11] . [verdachte] heeft als getuige ter zitting in hoger beroep verklaard dat [medeverdachte 1] op het [straatnaam 11] een jas van The North Face droeg.63.Het laatste is overigens ook vastgesteld door de politie.64.
Geconcludeerd kan worden dat [medeverdachte 1] jassen draagt van het merk The North Face en dat hij ook op
12 december 2019 een dergelijke jas droeg. Deze jas is soortgelijk aan de jas gedragen door schutter NN2.
4.4.7.3 Looppatroon van schutter NN1 en schutter NN2
In hoger beroep is door de deskundigen Otten en Wiedemeijer een onderzoek gedaan, gericht op het vergelijken van het looppatroon van de schutter NN1 en schutter NN2 – zoals die op de beelden van de [sportcomplex] zijn te zien – met het looppatroon van [verdachte] en [medeverdachte 1] .
Vergelijking met [verdachte]
Het looppatroon van schutter NN1 (in het rapport aangeduid als D1) is vergeleken met dat van [verdachte] (in het rapport aangeduid als V1). Uitkomst is dat:
“Zowel D1 en V1 vertonen een linkervoet rotatie naar buiten bij het plaatsen van de hiel op de grond (kenmerk 2). De figuren 9 en 10 in de appendix vertonen enkele frames van de D1 en V1, waarbij van beide figuren de eerste twee afbeeldingen deze afwijkende voetplaatsing laten zien. Opmerkelijk is, naast de rotatie van de linkervoet naar buiten gericht, dat zowel D1 als V1 de rand van de buitenkant van de zool vlak voor het neerkomen van de voet naar beneden gericht wordt. Daarnaast vertonen D1 en V1 bij het plaatsen van de hiel op de grond een grotere overstrekking van de knie van het linker en het rechter been (kenmerken 5 en 6).”
De door de deskundigen gerapporteerde bijzonderheden en overeenkomsten in het looppatroon van D1 en V1 ( [verdachte] ) zijn duidelijk waarneembaar op de in het rapport opgenomen foto’s, zoals deze hierna zijn opgenomen.
(afbeelding)
“Fig. 9. Afbeeldingen uit de file “Compil Barago windows.mp4” van D1. Linkerbeeld en midden is de rotatie van de linkervoet naar buiten te zien t.o.v. de looprichting in combinatie met de neiging de buitenzijde van de rand van de zool richting de grond te sturen. Daarnaast is de overstrekking van de linkerknie zichtbaar. Rechterbeeld geeft de overstrekking van de rechterknie weer.”
(afbeelding)
“Fig. 10. Afbeeldingen uit de beeldenset van V1. Linkerbeeld en midden de rotatie van de voet naar buiten toe, met eveneens in het linkerbeeld de buitenzijde van de zool rand richting de vloer gepositioneerd. Rechterbeeld de overstrekte knie van het linkerbeen bij het plaatsen van de hiel.”
Geconcludeerd kan worden dat drie onderdelen van het looppatroon van [verdachte] overeenkomen met het looppatroon van schutter NN1 (D1).
Vergelijking met [medeverdachte 1]
Het looppatroon van schutter NN2 (in het rapport aangeduid als D2) is vergeleken met dat van [medeverdachte 1] (in het rapport aangeduid als V2). Uitkomst is dat:
“Zowel D2 als V2 vertonen een rotatie van de linkervoet meer naar binnen dan normaal (kenmerk 2). Bij hiel plaatsing zijn beide knieën van beide benen zowel bij D2 als bij V2 meer overstrekt dan gangbaar is (kenmerken 5 en 6). Zowel bij D2 als bij V2 is er een verminderde laterale romp zwaai tijdens het lopen. D.w.z. geen verplaatsing van de romp naar links en rechts. (Kenmerk 9). Daarnaast dragen zowel D2 als V2 het hoofd in een meer voorwaarts geplaatste positie t.o.v. de romp veroorzaakt door een afbuiging van de keten van de nekwervels naar voren gericht (kenmerk 14). De figuren 11 en 12 vertonen enkele van de bovengenoemde kenmerken.”
De door de deskundigen gerapporteerde bijzonderheden en overeenkomsten in het looppatroon van D2 en V2 ( [medeverdachte 1] ) zijn duidelijk waarneembaar op de in het rapport opgenomen foto’s, zoals deze hierna zijn opgenomen.
(afbeelding)
“Fig. 11. Afbeeldingen van D2 uit “Compil Barago windows.mp4”. Linkerbeeld en midden de overstrekte knieën bij het plaatsen van het linker en rechterbeen. Ook is te zien dat het hoofd t.o.v. de romp meer voorwaarts wordt gedragen door een afbuiging van de halswervels naar voren gericht. Rechts een afbeelding waarbij te zien is dat dat de linkervoet naar binnen geplaatst is geweest bij het loskomen van de hiel van het linkerbeen.”
(afbeelding)
“Fig. 12. Afbeeldingen uit de beeldenset van V2. Links de hielplaatsing met een overstrekte knie van het linkerbeen. Midden het dragen van het hoofd in een voorwaarts gerichte positie. In het rechterbeeld is de plaatsing te zien van de linkervoet in een iets meer naar binnen geroteerde stand t.o.v. de looprichting.”
Geconcludeerd kan worden dat vijf onderdelen van het looppatroon van [medeverdachte 1] overeenkomen met het looppatroon van schutter NN2 (D2).
Conclusie
Samengevat trekt het hof de conclusie dat de looppatronen van [verdachte] en [medeverdachte 1] op diverse onderdelen overeenkomen met de looppatronen van de schutters NN1 en NN2 zoals deze op de beelden van de [sportcomplex] zijn te zien.
Ten overvloede wordt opgemerkt dat het hof de op basis van de waarnemingen door de deskundigen berekende Likelihood Ratio (LR) buiten beschouwing laat. Uit een in hoger beroep uitgebracht rapport van prof. Sjerps is gebleken dat de statistische bewijskracht van deze berekening van de LR onvoldoende duidelijk is. Samenvattend heeft prof. Sjerps geconcludeerd: “De onderzoeksresultaten zijn naar mijn mening wel bruikbaar, er zijn immers gelijkenissen waargenomen in zowel looppatroon als lengte, echter wat hiervan precies de bewijskracht is in deze zaak is nog onvoldoende duidelijk.” Zoals hiervoor aangegeven heeft het hof alleen de waargenomen gelijkenissen in het looppatroon gebezigd als redengevend onderdeel van de bewijsconstructie.
4.4.7.4 De oranje handschoenen
Op de beelden van de [sportcomplex] is te zien dat schutter NN2 oranjekleurige handschoenen draagt op het moment dat [slachtoffer 1] wordt beschoten. Kort na het schieten op [slachtoffer 1] is omstreeks 17:37 uur de bij de feiten betrokken Transporter brandend aangetroffen op een parkeerplaats aan de [straatnaam 4] te Amsterdam.65.
Nabij de Transporter zijn onder andere oranje handschoenen gevonden; één handschoen op ongeveer drie meter van de Transporter en één handschoen langs de in- en uitrijroute van de parkeerplaats.66.Op de rechterhandschoen is een spoor aangetroffen (AAMS0234NL#01) waarvan het DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van [slachtoffer 1] .67.Ook op de linkerhandschoen zijn twee met het DNA-profiel van [slachtoffer 1] matchende sporen (AAMS0233NL#03 en -#05) aangetroffen.68.De matchkans van elk van de drie DNA-profielen is kleiner dan één op één miljard. Alle sporen zijn daarnaast met een indicatieve test positief getest op de aanwezigheid van bloed. De handschoenen zijn ook onderzocht op de aanwezigheid van schotresten. De resultaten van dat onderzoek zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer op de bemonstering van de buitenzijde van de handschoenen wel schotresten aanwezig zijn, dan wanneer daar geen schotresten op aanwezig zijn.69.
Het hof concludeert uit bovenstaande resultaten, met inachtneming van de rest van het dossier dat op de beide handschoenen schotresten en bloedsporen van [slachtoffer 1] zijn aangetroffen. Geconcludeerd kan worden dat de aangetroffen handschoenen in relatie staan met de schietpartij in die zin dat deze handschoenen gedragen zijn door schutter NN2.
Een bemonstering van de binnenzijde van de rechterhandschoen (0234NL#02) heeft geresulteerd in een DNA-mengprofiel, waaruit een enkelvoudig DNA-hoofdprofiel kon worden afgeleid met een matchkans van kleiner dan één op één miljard. Het DNA-profiel van [medeverdachte 1] komt overeen met dit profiel.70.
De bemonstering van de binnenzijde van de linkerhandschoen (0233NL#02) heeft geresulteerd in een DNA-mengprofiel. Ook met dit profiel is een match gevonden met het DNA-profiel van [medeverdachte 1] ; het verkregen DNA-mengprofiel is circa 10 miljoen keer waarschijnlijker wanneer [medeverdachte 1] één van de donoren is van het mengprofiel, dan wanneer hij geen donor is.71.
In hoger beroep is er nader onderzoek gedaan door het NFI naar de linkerhandschoen. Uit dit nieuwe onderzoek – met verbeterde technieken – is gebleken dat het met de bemonstering verkregen DNA-mengprofiel het best kan worden verklaard wanneer naast [medeverdachte 3] (die als chauffeur van de VW Transporter heeft bekend de handschoenen te hebben gedragen) ook [verdachte] en [medeverdachte 1] (en 2 onbekende personen) hebben bijgedragen aan de bemonstering. Het DNA-mengprofiel is meer dan
1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van [verdachte] en [medeverdachte 1] , dan wanneer de bemonstering DNA bevat van hoogstens één van deze twee personen.72.
Samenvattend kan worden vastgesteld dat [medeverdachte 1] een vastgestelde DNA-relatie heeft met zowel de oranje rechter- als linkerhandschoen en dat – gezien de beelden van de [sportcomplex] en aangetroffen DNA van [slachtoffer 1] op de handschoenen – deze oranje handschoenen zijn gedragen door schutter NN2.
Het feit dat het met de bemonstering verkregen DNA-mengprofiel van de linkerhandschoen ook een relatie heeft met het DNA-profiel van [verdachte] , geeft aan dat [verdachte] in enig verband staat tot schutter NN2. In relatie met alle overige bewijsmiddelen is dit betekenisvol voor de betrokkenheid van [verdachte] bij het schieten op [slachtoffer 1] .
4.4.8
Eindconclusie betrokkenheid verdachten
4.4.8.1 Ten aanzien van [medeverdachte 1] en [verdachte]
Op grond van al het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, stelt het hof vast dat [verdachte] schutter NN1 is en [medeverdachte 1] schutter NN2. Het doodschieten van [slachtoffer 1] is zorgvuldig voorbereid. [slachtoffer 1] werd gelokaliseerd middels een baken onder zijn BMW. Op 11 december 2019 heeft een voorverkenning plaatsgevonden bij [sportcomplex] [straatnaam 1] , waarbij [verdachte] zich achterin de door [medeverdachte 3] bestuurde Transporter bevond, onzichtbaar door de geblindeerde ramen rondom. [medeverdachte 3] heeft met de Transporter, die op een nabijgelegen parkeerterrein stond geparkeerd, [verdachte] opgehaald bij [station/halte 1] en weer teruggebracht. Op 12 december 2019 heeft in de ochtend eveneens een voorverkenning bij [sportcomplex] [straatnaam 1] plaatsgevonden, waarbij [medeverdachte 3] zowel [verdachte] als [medeverdachte 1] bij [station/halte 1] heeft opgehaald, zij zich allebei achterin de door [medeverdachte 3] bestuurde Transporter bevonden en door [medeverdachte 3] weer zijn teruggebracht naar [station/halte 1] . In de middag zijn zowel [verdachte] als [medeverdachte 1] paraat in de nabije omgeving van [station/halte 1] . Zij kunnen zo snel op dit station aanwezig zijn om in de Transporter te stappen waarmee [medeverdachte 3] hen komt ophalen om naar [sportcomplex] te rijden teneinde [slachtoffer 1] dood te schieten als deze daar komt. Nadat [slachtoffer 1] was doodgeschoten is [medeverdachte 3] naar de [straatnaam 4] te Amsterdam gereden en heeft volgens opdracht de Transporter in brand gestoken. [verdachte] en [medeverdachte 1] waren onderweg al uitgestapt.
4.4.8.2 Verklaringen van [medeverdachte 1] en [verdachte]
Het hof hecht aldus geen geloof aan de door [medeverdachte 1] en [verdachte] afgelegde verklaringen. Naast dat zij beide wisselende verklaringen hebben afgelegd over onder meer hun aanwezigheid op 12 december 2019 op of nabij diverse voor het tenlastegelegde relevante locaties in Amsterdam en Amstelveen, hebben zij onderling tegenstrijdig verklaard over de reden van het vele telefonische contact op 11 en 12 december 2019. Daarbij komt dat [medeverdachte 1] bepaalde verklaringen, zoals die het bezoek aan een vriend op
12 december 2019, pas in een laat stadium heeft afgelegd en dat [verdachte] zijn voor [medeverdachte 1] belastende verklaringen over de jas van The North Face en de ontmoeting met [persoon] later heeft bijgesteld. De verklaringen van [medeverdachte 1] en [verdachte] vinden bovendien geen bevestiging in het dossier of zijn op geen enkele wijze verifieerbaar. Het hof schuift de verklaringen van [medeverdachte 1] en [verdachte] dan ook als ongeloofwaardig ter zijde.
4.4.8.3 Ten aanzien van [medeverdachte 2]
is op 6 december 2019 op zoek gegaan naar de BMW van [slachtoffer 1] . Hij kon de BMW toen niet vinden, hetgeen blijkt uit zijn eigen verklaring en zijn telecomgegevens. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij een baken onder de BMW moest verwijderen, hetgeen dus niet lukte op 6 december 2019. Verder heeft [medeverdachte 2] verklaard dat hij op 11 december 2019 slechts het onder de BMW aanwezige baken heeft verwijderd. Het hof gaat er evenwel vanuit dat, nu [medeverdachte 2] op 6 december 2019 niet precies wist waar hij de BMW kon vinden, er zich nog geen baken onder de BMW bevond en dat zijn opdracht was om dit te plaatsen. Niet is vast te stellen wanneer het baken uiteindelijk is geplaatst vóór het moment dat [slachtoffer 1] op 11 december 2019 bij [sportcomplex] [straatnaam 1] arriveert, maar het hof gaat ervan uit dat [medeverdachte 2] dit toch op 6 december 2019 of in de tussenliggende periode heeft gedaan. Het hof vindt hiervoor steun in het feit dat [medeverdachte 2] op 11 december 2019 om 13:34 uur, slechts ongeveer 20 minuten nadat [slachtoffer 1] bij [sportcomplex] [straatnaam 1] arriveert, aldaar aankomt, naar de BMW gaat, daaronder zijn handelingen verricht en om 13:40 uur weer vertrekt. Dat [medeverdachte 2] op 11 december 2019 alleen het baken zou hebben verwijderd, acht het hof niet aannemelijk. Op 12 december 2019 zat er immers weer een werkend baken onder de BMW. Dit blijkt uit het feit dat [medeverdachte 2] 16 minuten nadat [slachtoffer 1] met zijn BMW bij [sportcomplex] [straatnaam 1] arriveert daar ook arriveert en, na even gewacht te hebben, rechtsreeks op de BMW afloopt. [medeverdachte 2] heeft ook bevestigd dat er een baken onder de BMW zat. Het hof gaat ervan uit dat [medeverdachte 2] op 12 december 2019 inderdaad het baken heeft verwijderd, nu er geen baken onder de BMW is aangetroffen, maar ook dat [medeverdachte 2] dit baken op 11 december 2019 had geplaatst. Hierbij betrekt het hof dat [medeverdachte 2] op 12 december 2019 na even rond te hebben gekeken bij het rechter achterwiel gaat liggen en in ongeveer 5 seconden klaar is. Hij weet dus precies waar het baken zit. Op 11 december 2019 heeft [medeverdachte 2] de handelingen ook bij het rechterachterwiel verricht. Hieruit, in combinatie met de handelingen van [medeverdachte 2] zoals die zijn te zien op de beelden van 11 december 2019, leidt het hof af dat [medeverdachte 2] op 11 december 2019 kennelijk het reeds door hem geplaatste baken heeft verwisseld of vervangen. De reden hiervan is onduidelijk gebleven.
4.4.9
Eindconclusie ten aanzien van het in zaak A tenlastegelegde
4.4.9.1 Medeplegen
Naar het oordeel van het hof is er sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] bij het doden van [slachtoffer 1] . [verdachte] en [medeverdachte 1] zijn de schutters en [medeverdachte 3] was de bestuurder van de Transporter. Voor [medeverdachte 2] geldt dat hij weliswaar niet lijflijk aanwezig is geweest bij het doodschieten van [slachtoffer 1] , maar dat er desalniettemin sprake is geweest van een gezamenlijk uitvoering en daarmee van een nauwe en bewuste samenwerking met de anderen. De bijdrage van [medeverdachte 2] is essentieel geweest voor het uit te voeren delict, nu het voor het doden van een slachtoffer immers noodzakelijk is om te weten waar deze zich bevindt. Door het plaatsen van het baken heeft [medeverdachte 2] het slachtoffer voor [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] gelokaliseerd. Hij staat al dan niet via een derde in nauwe verbinding met (een van) hen. Immers, op 11 december 2019 komt [verdachte] ongeveer op hetzelfde moment als waarop [medeverdachte 2] bij [sportcomplex] arriveert in beweging. Op 12 december 2019 komt de zich in de nabijheid van [sportcomplex] bevindende Transporter onmiddellijk in beweging als [medeverdachte 2] het baken heeft verwijderd. Op de beelden is ook te zien dat [medeverdachte 2] iets op een telefoon tikt. De Transporter en [medeverdachte 2] kruisen elkaar als [medeverdachte 2] , komend vanaf het parkeerterrein over de [straatnaam 1] loopt en de Transporter met de daarin aanwezige schutters daar rijdt teneinde het parkeerterrein van [sportcomplex] op te rijden om [slachtoffer 1] te doden, hetgeen ongeveer 50 minuten later, als de schutters hun kans schoon zien, gebeurt. Door het verwijderen van het baken van de BMW heeft [medeverdachte 2] de weg voor de schutters vrijgemaakt, nu de vondst van het baken door de politie tot opsporingsmogelijkheden zou leiden. De handelingen van [medeverdachte 2] zijn dermate essentieel en zitten zowel wat betreft tijd als plaats zo dicht op de handelingen van de feitelijke uitvoerders, dat naar het oordeel van het hof sprake is van medeplegen.
4.4.9.2 Voorbedachte raad
Dat de verdachten [slachtoffer 1] met voorbedachte raad hebben gedood, blijkt uit de vaststellingen van het hof.
4.4.9.3 Conclusie
Het hof acht het tenlastegelegde medeplegen van de moord op [slachtoffer 1] bewezen.
4.4.10
Eindconclusie ten aanzien van het in zaak B tenlastegelegde
Hiervoor heeft het hof geoordeeld dat ten aanzien van [verdachte] en [medeverdachte 1] het medeplegen van de moord op [slachtoffer 1] bewezen kan worden verklaard. Dat [verdachte] en [medeverdachte 1] daarnaast het volle opzet hadden ook zijn zoon te doden is niet gebleken. Voor beantwoording van de vraag of sprake is van voorwaardelijk opzet overweegt het hof als volgt.
Op de camerabeelden van het parkeerterrein van [sportcomplex] van 12 december 2019 valt te zien dat de schutters pas op [slachtoffer 1] afrennen op het moment dat [slachtoffer 1] met zijn zoon bij de BMW is. [slachtoffer 1] houdt dan het rechterachterportier voor zijn zoon open en zijn zoon neemt plaats op de achterbank van de BMW. De schutters [verdachte] en [medeverdachte 1] , die [slachtoffer 1] van achteren naderen, moeten dit hebben gezien. [verdachte] lost het eerste schot als hij ongeveer twee meter achter [slachtoffer 1] staat. [slachtoffer 1] zakt ineen, het rechterachterportier van de BMW staat dan nog open en zijn zoon bevindt zich in de auto op of bij de achterbank. [verdachte] vuurt vervolgens een tweede keer in de richting van [slachtoffer 1] die steeds verder ineen zakt. De zoon bevindt zich dan nog steeds op of bij de achterbank van de BMW in de vuurlijn en het rechterachterportier staat open. [verdachte] schiet dan nog negen keer gericht op [slachtoffer 1] terwijl [verdachte] zich met [medeverdachte 1] boven de op de grond ineengezakte [slachtoffer 1] bevindt.73.
Er is dus vele malen gericht op [slachtoffer 1] geschoten die zich nog voor het openstaande autoportier van de BMW bevond terwijl zijn zoon zich in zijn nabijheid en, in ieder geval bij de eerste twee schoten, in zijn verlengde bevond. Eén van de kogels heeft zich via het geopende autoportier, daadwerkelijk eerst dwars door de hoofdsteun van de bijrijdersstoel geboord en is daarna geëindigd in de deur aan de bestuurderszijde.74.Het is niet aan [verdachte] en [medeverdachte 1] te danken dat de zich in die auto bevindende zoon niet ook door één of meerdere kogels geraakt is, al dan niet door een ricochetschot. De kans dat ook de zoon zou komen te overlijden als een gevolg van het handelen van [verdachte] en [medeverdachte 1] was aanmerkelijk. Door onder de hiervoor beschreven omstandigheden in de richting van [slachtoffer 1] en daarmee ook in de richting van diens zoon te schieten hebben [verdachte] en [medeverdachte 1] deze kans ook bewust aanvaard. Daarmee is sprake van (voorwaardelijk) opzet op de dood van de zoon van [slachtoffer 1] .
4.4.10.1 Voorbedachte raad
Ten aanzien van de vraag of sprake is van voorbedachte raad overweegt het hof als volgt.
In verband met het plan om [slachtoffer 1] te doden hebben [medeverdachte 1] en [verdachte] zich op 12 december 2019 naast het sportcomplex [sportcomplex] verdekt opgesteld, in afwachting van [slachtoffer 1] . Vanuit die positie hadden zij zicht op het parkeerterrein, vanaf de hoofdingang van [sportcomplex] tot aan de BMW. De verdachten hebben kunnen zien dat [slachtoffer 1] samen met zijn zoon uit [sportcomplex] kwam, richting zijn auto liep en zijn zoon hielp bij het in de auto stappen. Ondertussen zijn de verdachten in de richting van de auto gerend en hebben zij hun plan verder tenuitvoergelegd. Zij hebben voldoende de gelegenheid gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van het gebruik van de meegenomen vuurwapens en zij hebben zich daarvan rekenschap kunnen geven. Naar het oordeel van het hof heeft dat plan dan ook mede de mogelijkheid omvat dat de zich ten tijde van de uitvoering van het plan in de nabijheid bevindende zoon dodelijk zou kunnen worden getroffen.
Het hof is dan ook van oordeel dat [medeverdachte 1] en [verdachte] ook ten aanzien van de zoon van [slachtoffer 1] met voorbedachte raad hebben gehandeld.
4.4.10.2 Conclusie
Het hof acht het tenlastegelegde medeplegen poging tot moord op [slachtoffer 2] bewezen.
5. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak en in zaak B tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande
in zaak A dat:
hij, op 12 december 2019 te Amstelveen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en/of zijn mededaders met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen met een vuurwapen op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
in zaak B dat:
hij, op 12 december 2019 te Amstelveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg met een vuurwapen in de richting van die [slachtoffer 2] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen in zaak A en in zaak B meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
6. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A en in zaak B bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van moord.
Het in zaak B bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van poging tot moord.
7. Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in zaak A en in zaak B bewezenverklaarde uitsluit.
8. Oplegging van straf
8.1
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft primair gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 jaar.
De advocaat-generaal heeft in zijn requisitoir benoemd dat in de voorliggende zaak sprake is van toepasselijkheid van artikel 63 Wetboek van Strafrecht (Sr). De verdachte is immers op 20 december 2022 door de Rechtbank Gelderland veroordeeld wegens het medeplegen van moord tot een gevangenisstraf van 20 jaar. Rekening houdend met de regeling van artikel 63 Sr leidt dit tot de conclusie dat in de voorliggende zaak een tijdelijke gevangenisstraf mogelijk is van maximaal 10 jaar. Het genoemde vonnis van de Rechtbank Gelderland is nog niet onherroepelijk.
De advocaat-generaal heeft als standpunt ingenomen dat het hof bij de strafoplegging voorbij dient te gaan aan artikel 63 Sr en als het daar geen mogelijkheden voor aanwezig acht, gevorderd dat aan de verdachte een levenslange gevangenisstraf wordt opgelegd.
De vordering van de advocaat-generaal zoals door hem verwoord, behelst primair een veroordeling tot 30 jaar gevangenisstraf, subsidiair tot een levenslange gevangenisstraf.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft op dit onderdeel bepleit voor toepassing van artikel 63 Sr en dat aldus een tijdelijke gevangenisstraf van 10 jaar mogelijk is. Een levenslange gevangenisstraf is niet aan de orde gezien de persoon van de verdachte en ook omdat niet uitgesloten is dat de verdachte in de zaak van de Rechtbank Gelderland door het Hof Arnhem-Leeuwarden zal worden vrijgesproken.
8.3
Overwegingen van het hof
8.3.1.
Artikel 63 Sr
Art. 63 Sr luidde ten tijde van de bewezenverklaarde feiten:
“Indien iemand, na veroordeling tot straf, opnieuw wordt schuldig verklaard aan misdrijf of overtreding vóór die veroordeling gepleegd, zijn de bepalingen van deze titel voor het geval van gelijktijdige berechting van toepassing.”
Artikel 57 Sr luidde ten tijde van de bewezenverklaarde feiten:
“1. Bij samenloop van feiten die als op zichzelf staande handelingen moeten worden beschouwd en meer dan één misdrijf opleveren waarop gelijksoortige hoofdstraffen zijn gesteld, wordt één straf opgelegd.
2. Het maximum van deze straf is het totaal van de hoogste straffen op de feiten gesteld, doch - voor zover het gevangenisstraf of hechtenis betreft - niet meer dan een derde boven het hoogste maximum.”
Kort samengevat komt de wettelijk regeling in beginsel erop neer dat:
a. a) de rechter moet nagaan wat de maximaal op te leggen tijdelijke gevangenisstraf zou zijn geweest indien alle, dat wil zeggen ook de na de datum van het plegen van het door de rechter te beoordelen feit, door een andere rechter reeds beoordeelde feiten gevoegd zouden zijn behandeld en dus tot één rechterlijke uitspraak zouden hebben geleid, terwijl
b) hij in ieder geval geen hogere straf zal mogen opleggen dan overeenkomt met het hiervoor onder a) bedoelde maximum verminderd met de eerder opgelegde straffen en
c) hij in geen geval hoger mag straffen dan tot het maximum van de vrijheidsstraf die is gesteld op het door hem te berechten feit. (Zie HR 19 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX9407)
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 22 december 2023 op naam van de verdachte volgt dat hij op 20 december 2022 door de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Gelderland is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 jaar wegens het medeplegen van moord. Dit vonnis is gepubliceerd op rechtspraak.nl onder nummer ECLI:NL:RBGEL:2022:7407. Bij het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat deze zaak nog aanhangig is bij het Hof Arnhem-Leeuwarden en dat nog niet op korte termijn een uitspraak valt te verwachten; blijkens mededeling van de verdediging bevindt de zaak zich in de regiefase.
Het hof overweegt dat de regeling van artikel 63 Sr in samenhang met artikel 57 Sr in beginsel tot de conclusie leidt – nu rekening gehouden moet worden met de niet-onherroepelijke veroordeling tot 20 jaar gevangenisstraf – dat in de voorliggende zaak maximaal een tijdelijke gevangenisstraf van 10 jaar kan worden opgelegd.
Zoals hierna zal worden overwogen acht het hof gelet op de ernst van de feiten een gevangenisstraf van 10 jaar geen passende straf.
Het hof heeft nadrukkelijk de vraag onder ogen gezien, of de verdachte door het opleggen van een 10 jaar te boven gaande tijdelijke gevangenisstraf enig nadeel ondervindt. Het hof beantwoordt deze vraag ontkennend.
Het Hof Arnhem-Leeuwarden heeft de mogelijkheid, indien en voor zover het komt tot een bewezenverklaring en de oplegging van een tijdelijke gevangenisstraf, om met toepassing van artikel 63 Sr recht te doen en daarbij rekening te houden met het onderhavige arrest. In het geval de verdachte door het Hof Arnhem-Leeuwarden wordt vrijgesproken, is er vanzelfsprekend evenmin een probleem met artikel 63 Sr. Het laatste kan ook worden geconcludeerd als het Hof Arnhem-Leeuwarden zou komen tot oplegging van een levenslange gevangenisstraf.
Alles overziend, heeft de verdachte in geen enkel opzicht nadeel van het nu niet toepassen van artikel 63 Sr en kan – in ieder geval in de toekomst – ten aanzien van de verdachte worden voldaan aan de rol en betekenis van de samenloopregeling zoals neergelegd in de artikelen 63 en 57 Sr. Dit is ook het geval als in het onderhavige arrest een tijdelijke gevangenisstraf van meer dan 10 jaar wordt opgelegd.
Dat dit alles anders was geweest in het geval het vonnis van de Rechtbank Gelderland van 20 december 2022 onherroepelijk zou zijn geweest op het moment van het wijzen van het onderhavige arrest, is evident. In dat geval zou de samenloopregeling ertoe hebben genoopt om bij oplegging van een tijdelijke gevangenisstraf deze te beperken tot maximaal 10 jaar.
8.3.2
De op te leggen straf
Het hof heeft in hoger beroep de voor de moord op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Op 12 december 2019 is [slachtoffer 1] , 39 jaar oud, vermoord terwijl zijn zoontje van 5 jaar in zijn onmiddellijke nabijheid was.
Het hof heeft bewezen verklaard dat de verdachte zich samen met zijn medeverdachten schuldig heeft gemaakt aan het plegen van de moord op [slachtoffer 1] . De moord is gepleegd op donderdag 12 december 2019, omstreeks 17:15 uur op een parkeerterrein gelegen bij een groot indoor sportcomplex.
[slachtoffer 1] is enige tijd voor de moord geobserveerd waarbij gebruik is gemaakt van een peilbaken onder zijn auto. Bij de uitvoering van de moord is gebruik gemaakt van een gestolen voertuig dat na de moord in brand is gestoken. Kort voor de uitvoering van de moord – waarbij de verdachte als schutter meermalen heeft geschoten op [slachtoffer 1] – is door een medeverdachte het peilbaken onder de auto van [slachtoffer 1] verwijderd. [slachtoffer 1] is door het hoofd geschoten en een tweede medeverdachte heeft [slachtoffer 1] , met een weigerend vuurwapen, op het hoofd geslagen.
Een schokkende omstandigheid is dat [slachtoffer 1] is beschoten op het moment dat hij zijn zoontje van 5 jaar liet instappen in de auto. De verdachte heeft [slachtoffer 1] beschoten en daarmee ook geschoten in de richting van de zich achter zijn vader bevindende zoon van [slachtoffer 1] . De verdachte heeft zich met zijn medeverdachten schuldig gemaakt aan de moord op [slachtoffer 1] en samen met een medeverdachte aan een poging tot moord op de zoon van [slachtoffer 1] .
De moord op [slachtoffer 1] is grondig voorbereid; de locatie van de moord is vooraf bezocht en de auto van [slachtoffer 1] was voorzien van een peilbaken. Het is duidelijk dat de gepleegde moord op [slachtoffer 1] een huurmoord betreft. De drijfveer voor deze moord was geld.
Met dit handelen heeft de verdachte het slachtoffer het meest fundamentele recht, het recht op leven, opzettelijk ontnomen. Zijn familie en andere nabestaanden zullen de gevolgen van dit onherroepelijke verlies altijd moeten dragen. De zoon van [slachtoffer 1] is niet alleen zelf beschoten, maar is ook geconfronteerd met het levenloze lichaam van zijn vader. De zoon heeft, blijkens beelden van de beschieting van [slachtoffer 1] , letterlijk over het dode lichaam van zijn vader moeten stappen bij het verlaten van de auto.
De feiten zijn bovendien gepleegd op het parkeerterrein van een groot indoor sportcomplex op een doordeweekse dag tijdens de openingstijden van het complex waarin ook een kinderopvanglocatie was gevestigd. Voor de bezoekers en werknemers van het complex, die hiervan op enigerlei wijze kennis hebben gekregen, moeten de gebeurtenissen een buitengewoon beangstigende en schokkende ervaring zijn geweest.
De verdachte heeft op geen enkel moment blijk gegeven van het nemen van verantwoordelijkheid voor zijn daad tegenover de nabestaanden.
Uit het strafblad van de verdachte van 22 december 2023 blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. De verdachte is echter niet eerder onherroepelijk veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf. De verdachte was op het moment van het plegen van de bewezenverklaarde feiten 19 jaar oud. Er zijn geen bijzondere persoonlijke omstandigheden van de verdachte bekend waarmee het hof in zijn voordeel rekening zou moeten houden bij de strafoplegging.
Uit het dossier komt een beeld naar voren van een verdachte die zich beweegt in een scene waar vuurwapens en het plegen van (zware) strafbare feiten onderdeel van het leven zijn. Opvallend – en zeer zorgelijk – is dat twee medeverdachten vrienden/kennissen zijn van de verdachte. Dit is een bevestiging dat het plegen van zware strafbare feiten voor de verdachte en zijn omgeving kan worden gekenmerkt als een ‘way of live’.
Zoals hiervoor overwogen zal het hof geen toepassing geven aan artikel 63 Sr.
De bewezenverklaarde feiten zijn dermate ernstig en schokkend dat alleen een zeer langdurige gevangenisstraf passend en geboden is. De verdachte heeft zich aan twee uitzonderlijk zware misdrijven schuldig gemaakt en heeft zodanig grensoverschrijdend gehandeld dat daarmee de maximale duur van een tijdelijke gevangenisstraf in beeld komt. Het hof neemt bij de strafoplegging ook in aanmerking dat de uitvoering van de moord en de poging moord worden gekenmerkt door een grote mate van angstaanjagende koelbloedigheid, die niet anders kan worden geduid dan als volstrekt gewetenloos. De samenleving dient te worden beschermd tegen de verdachte.
Het hof acht alles afwegende een gevangenisstraf voor de tijdelijke duur van 28 jaar, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. Dit uit oogpunt van vergelding en in het belang van generale en speciale preventie.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv, aan de orde is.
9. Vordering gevangenneming
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep de gevangenneming van de verdachte gevorderd.
De raadslieden hebben verzocht de vordering af te wijzen.
Het hof overweegt als volgt.
Gelet op de bewezenverklaring is het hof van oordeel dat ernstige bezwaren aanwezig zijn. Voorts is het hof, gelet op de ernst van de feiten, van oordeel dat de twaalfjaarsgrond en de geschokte rechtsorde aan de orde zijn. Het hof zal daarom de gevangenneming van de verdachte bevelen, welk bevel apart zal worden geminuteerd.
10. Vorderingen van de benadeelde partijen
De zoon, de moeder van de zoon, de vader en de zus van het overleden slachtoffer [slachtoffer 1] hebben schadevergoeding gevorderd van de verdachte. Het hof stelt voorop dat het zich realiseert dat de gewelddadige dood van [slachtoffer 1] zeer ingrijpende gevolgen heeft voor de levens van de nabestaanden. Het is dan ook begrijpelijk dat de benadeelde partijen vorderingen tot vergoeding van geleden schade hebben ingediend. Het hof benadrukt dat het bij de beoordeling van de vorderingen gebonden is aan de regels die hiervoor gelden in het burgerlijk recht.
Het hof zal hieronder eerst het toepasselijke juridisch kader schetsen voor zover hier relevant.
10.1
Juridisch kader
Artikel 51f, eerste lid, Sv bepaalt dat degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit, zich als benadeelde partij kan voegen in het strafproces met een vordering tot vergoeding van die schade. Dit betreft het directe slachtoffer.
Op grond van het tweede lid van artikel 51f Sv kunnen nabestaanden van een slachtoffer dat ten gevolge van een strafbaar feit is overleden, zich als benadeelde partijen in het strafproces voegen ter zake van vorderingen tot vergoeding van schade door:
gederfd levensonderhoud (artikel 6:108, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW));
kosten van lijkbezorging (artikel 6:108, tweede lid, BW) en
affectieschade (artikel 6:108, derde lid BW).
10.1.1
Kring van gerechtigden
10.1.1.1 Gederfd levensonderhoud
In artikel 6:108, eerste lid, BW worden in onderdelen a-d de personen opgesomd die recht hebben op vergoeding van schade wegens iemands overlijden door het derven van levensonderhoud en de voorwaarden waaronder dat het geval is. Voor deze zaak zijn relevant:
a. de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot, de geregistreerde partner en de minderjarige kinderen van de overledene, tot ten minste het bedrag van het hun krachtens de wet verschuldigde levensonderhoud;
degenen die reeds vóór de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust, met de overledene in gezinsverband samenwoonden en in wier levensonderhoud hij geheel of voor een groot deel voorzag, voor zover aannemelijk is dat een en ander zonder het overlijden zou zijn voortgezet en zij redelijkerwijze niet voldoende in hun levensonderhoud kunnen voorzien;
degene die met de overledene in gezinsverband samenwoonde en in wiens levensonderhoud de overledene bijdroeg door het doen van de gemeenschappelijke huishouding, voor zover hij schade lijdt doordat na het overlijden op andere wijze in de gang van deze huishouding moet worden voorzien.
10.1.1.2 Affectieschade
In artikel 6:108, vierde lid, BW worden in onderdelen a-g de personen genoemd die voor vergoeding van affectieschade in aanmerking kunnen komen. Voor deze zaak zijn relevant:
- a.
de ten tijde van de gebeurtenis niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot of geregistreerde partner van de overledene;
- b.
de levensgezel van de overledene, die ten tijde van de gebeurtenis duurzaam met deze een gemeenschappelijke huishouding voert;
- c.
degene die ten tijde van de gebeurtenis ouder van de overledene is;
- d.
degene die ten tijde van de gebeurtenis het kind van de overledene is;
een andere persoon die ten tijde van de gebeurtenis in zodanige nauwe persoonlijke relatie tot de overledene staat, dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat hij voor de toepassing van lid als naaste wordt aangemerkt.
10.1.2
Shockschade
Shockschade is psychische schade die optreedt bij een ander dan het directe slachtoffer van (in dit geval) een misdrijf.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 28 juni 2022 (Hoogeveen-arrest ECLI:NL:HR:2022:958) aanleiding gezien zijn rechtspraak omtrent shockschade nader te preciseren en het volgende overwogen:
3.4
Iemand die een ander door zijn onrechtmatige daad doodt of verwondt, kan - afhankelijk van de omstandigheden waaronder die onrechtmatige daad en de confrontatie met die daad of de gevolgen daarvan, plaatsvinden - ook onrechtmatig handelen jegens degene bij wie die confrontatie een hevige emotionele schok teweeg brengt. Het recht op vergoeding van schade is beperkt tot de schade die volgt uit door die laatste onrechtmatige daad veroorzaakt geestelijk letsel zoals hierna onder 3.7 nader omschreven.
3.5
Gezichtspunten die een rol spelen bij de beoordeling van de onrechtmatigheid jegens degene bij wie een hevige emotionele schok is teweeggebracht als hiervoor bedoeld (hierna: het secundaire slachtoffer) zijn onder meer:
De aard, de toedracht en de gevolgen van de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad, waaronder de intentie van de dader en de aard en ernst van het aan het primaire slachtoffer toegebrachte leed.
De wijze waarop het secundaire slachtoffer wordt geconfronteerd met de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad en de gevolgen daarvan. Daarbij kan onder meer worden betrokken of hij door fysieke aanwezigheid of anderszins onmiddellijk kennis kreeg van het onrechtmatige handelen jegens het primaire slachtoffer, of dat hij nadien met de gevolgen van dit handelen werd geconfronteerd. Bij een latere confrontatie kan een rol spelen in hoeverre zij onverhoeds was. Bij het aan dit gezichtspunt toe te kennen gewicht kan meewegen of het secundaire slachtoffer beroepsmatig of anderszins bedacht moest zijn op een dergelijke schokkende gebeurtenis.
De aard en hechtheid van de relatie tussen het primaire slachtoffer en het secundaire slachtoffer, waarbij geldt dat bij het ontbreken van een nauwe relatie niet snel onrechtmatigheid kan worden aangenomen.
3.6
De feitenrechter moet aan de hand van onder meer deze gezichtspunten in hun onderlinge samenhang beschouwd van geval tot geval beoordelen of sprake is van onrechtmatigheid, waarbij niet op voorhand aan een van deze gezichtspunten doorslaggevende betekenis toekomt. Als een van deze gezichtspunten geen duidelijke indicatie voor het aannemen van onrechtmatigheid geeft, kan onrechtmatigheid desondanks worden aangenomen als de omstandigheden daarvoor, bezien vanuit de overige gezichtspunten, voldoende zwaarwegend zijn.
3.7
Het recht op vergoeding van schade die is veroorzaakt door het onrechtmatig teweegbrengen van een hevige emotionele schok is – zoals hiervoor in 3.4 reeds overwogen – beperkt tot de schade die volgt uit geestelijk letsel. Voor de toewijzing van schadevergoeding ter zake van dat geestelijk letsel is vereist dat het bestaan van dat geestelijk letsel naar objectieve maatstaven is vastgesteld. In de rechtspraak over schokschade is in dat verband steeds overwogen dat dit in het algemeen slechts het geval zal zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Daarmee is beoogd tot uitdrukking te brengen dat die emotionele schok moet hebben geleid tot geestelijk letsel dat gelet op aard, duur en/of gevolgen ernstig is, en in voldoende mate objectiveerbaar. Dit brengt mee dat als de rechter op grond van een rapportage van een ter zake bevoegde en bekwame deskundige – waarbij gedacht kan worden aan een ter zake bevoegde en bekwame psychiater, huisarts of psycholoog – tot het oordeel komt dat sprake is van geestelijk letsel in de hiervoor bedoelde zin, hij tot toewijzing van schadevergoeding kan overgaan, ook als in die rapportage geen diagnose van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld wordt gesteld.
Als sprake is van geestelijk letsel als hier bedoeld, komt zowel de materiële als de immateriële schade die daarvan het gevolg is voor vergoeding in aanmerking.
10.1.3
Materiële en immateriële schade
Artikel 6:95 lid 1 BW bepaalt dat de schade die op grond van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding moet worden vergoed, bestaat in vermogensschade en ander nadeel, dit laatste voor zover de wet op vergoeding hiervan recht geeft.
Ingevolge artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, BW (oud) heeft de benadeelde, voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding: indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
10.2
De vorderingen
10.2.1
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] (zoon)
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 57.700,00, bestaande uit € 7.700,00 aan materiële schade en
€ 50.000,00 aan immateriële schade waarbij dit gedeelte bestaat uit € 20.000,00 aan affectieschade en
€ 30.000,00 aan shockschade. De vordering is door de rechtbank toegewezen tot een bedrag van
€ 27.700,00 en voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.
10.2.2
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] (moeder van [benadeelde partij 1] )
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit stelt te hebben geleden. De gestelde immateriële schade betreft een bedrag van € 20.000,00 wegens affectieschade. De vordering is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard.
10.2.3
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] (vader)
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding wegens immateriële schade. Deze bedraagt € 37.500,00, bestaande uit € 17.500,00 aan affectieschade en € 20.000,00 aan shockschade. De vordering is door de rechtbank toegewezen tot een bedrag van € 17.500,00 en voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.
10.2.4
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] (zus)
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 20.000,00 aan immateriële schade. De vordering is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard.
10.3
Hoger beroep
De benadeelde partijen hebben zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering. Zij hebben gevorderd de schadevergoeding hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Ook hebben zij verzocht om de gevorderde bedragen als voorschot op de schade toe te wijzen. Voorts heeft de benadeelde partij [benadeelde partij 1] verzocht te bepalen dat de toegewezen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van de minderjarige [benadeelde partij 1] te openen BEM-rekening.
10.3.1
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de vorderingen van [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] voor zover betrekking hebbend op de gevorderde shockschade nu niet door een ter zake bevoegde en bekwame deskundige is vastgesteld dat zij geestelijk letsel hebben opgelopen. In repliek heeft de advocaat-generaal zijn vordering voor wat betreft de benadeelde partij [benadeelde partij 1] voor zover deze ziet op de gevorderde immateriële schadevergoeding wegens aantasting in de persoon ‘op andere wijze’, aangepast en verzocht deze toe te wijzen. De advocaat-generaal heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof voor wat betreft de hoogte van het toe te wijzen bedrag.
Verder moet de gevorderde affectieschade van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 4] worden toegewezen. Dat geldt ook voor de door [benadeelde partij 1] gevorderde materiele schade wegens het wegvallen van het inkomen van het slachtoffer. De advocaat-generaal heeft verzocht de overeenkomstige schadevergoedingsmaatregel op te leggen vermeerderd met de wettelijke rente.
10.3.2
Standpunt van de verdediging
Bij een bewezenverklaring heeft de verdediging zich ten aanzien van de door [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 4] gevorderde affectieschade gerefereerd aan het oordeel van het hof. Voor het overige heeft de verdediging de inhoud van de vorderingen uitdrukkelijk betwist. De door [benadeelde partij 1] gevorderde materiële schade en de (hoogte van de) shockschade worden betwist omdat deze onvoldoende zijn onderbouwd. Dat geldt ook voor de gevorderde shockschade door [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] . Ten slotte wordt de door [benadeelde partij 2] gevorderde affectieschade betwist nu onvoldoende vaststaat dat zij een levensgezel van [slachtoffer 1] was waarmee hij een duurzame gemeenschappelijke huishouding voerde.
10.4
Materiële schade [benadeelde partij 1]
10.4.1
Derving levensonderhoud
Het hof stelt vast dat de benadeelde partij valt onder de kring van gerechtigden zoals bedoeld in artikel 6:108, eerste lid, onderdeel a, BW. Nu het hof tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde komt heeft de benadeelde partij dan ook recht op vergoeding van gederfd levensonderhoud. Hoewel de geleden schade niet nader is onderbouwd met stukken kan op basis van het dossier worden vastgesteld dat het overleden slachtoffer in enige mate voorzag in het levensonderhoud van zijn zoon. Uit het dossier volgt immers dat het overleden slachtoffer een rol speelde in het leven van zijn zoon en hem bijvoorbeeld naar zwem- en judoles bracht. De benadeelde partij heeft dan ook recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van materiële schade. Uitgaande van het minimumbedrag aan kinderalimentatie (€ 50,00 per maand) tot het moment dat de zoon de leeftijd van achttien jaar bereikt en rekening houdend met vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot het hof de materiële schade naar billijkheid op € 7.700,00. Het gevorderde bedrag zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan (12 december 2019).
10.5
Immateriële schade
10.5.1
Affectieschade
10.5.1.1 [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 3]
Niet betwist is dat [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 3] rechtstreeks immateriële schade hebben geleden in de vorm van affectieschade. Het hof waardeert deze schade, conform het Besluit vergoeding Affectieschade , voor [benadeelde partij 1] , de zoon van het slachtoffer, op € 20.000,00 en voor [benadeelde partij 3] , de vader van het slachtoffer, op € 17.500,00 vermeerder met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd (12 december 2019).
10.5.1.2 [benadeelde partij 2]
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft onvoldoende onderbouwd dat zij op basis van respectievelijk sub a, b of g van artikel 6:108 BW aanspraak kan maken op vergoeding van affectieschade.
Affectieschade is op grond van de wet slechts toewijsbaar aan partners, ouders en kinderen. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de benadeelde partij ten tijde van het tenlastegelegde met het overleden slachtoffer was gehuwd (in formele zin) (sub a). Weliswaar is dit namens de benadeelde partij wel naar voren gebracht, maar de verdediging heeft dit betwist. Een nadere onderbouwing door middel van stukken heeft niet plaatsgevonden.
Nu uit het dossier naar voren komt dat het overleden slachtoffer zijn hoofdverblijf had in Marokko, is ook niet komen vast te staan dat de benadeelde partij als zijn levensgezel kan worden aangemerkt met wie hij duurzaam een gemeenschappelijke huishouding voerde (sub b).
Op grond van de hardheidsclausule (sub g) kan desalniettemin affectieschade worden toegekend aan een persoon die niet tot de in de wet genoemde kring van gerechtigden behoort. Uit de Memorie van Toelichting75.blijkt dat deze hardheidsclausule in de wet is opgenomen voor uitzonderlijke gevallen, zoals een langdurige hechte lange afstandsrelatie of broers en zussen die langdurig samenwonen en voor elkaar zorgen. Alhoewel het hof begrijpt dat de benadeelde partij en het overleden slachtoffer als gezamenlijke ouders van hun zoon nauw met elkaar verbonden waren, is dit onvoldoende om een beroep te kunnen doen op de hardheidsclausule. De benadeelde partij heeft, in het licht van de betwisting door de verdediging, onvoldoende onderbouwd dat onder meer de aard, de intensiteit, de duur en de (te verwachten) bestendigheid van haar relatie met het overleden slachtoffer zou rechtvaardigen dat zij aanspraak maakt op vergoeding van affectieschade.
De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Dit geeft haar de gelegenheid haar vordering nader te onderbouwen en voor te leggen aan de civiele rechter.
10.5.2
Aantasting in de persoon ‘op andere wijze’
10.5.2.1 Eerste categorie aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ (shockschade)
Zoals hiervoor is weergegeven kan shockschade worden toegewezen als het bestaan van het geestelijk letsel naar objectieve maatstaven is vastgesteld. Dit kan op basis van een waarneming van een psychiater dat sprake is van geestelijk letsel (in de zin van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld), maar ook op grond van een rapportage van een ter zake bevoegde en bekwame deskundige of huisarts. Uit de rechtspraak volgt dat voor het aannemen van geestelijk letsel bij benadeelden die schade hebben geleden ten gevolge van de shock door de confrontatie een vrij strikte lijn wordt gevolgd.76.
[benadeelde partij 1] is direct na het schietincident geconfronteerd met het ernstig verwonde, levenloze lichaam van zijn vader. Het staat niet ter discussie dat deze confrontatie bij hem een hevige emotionele schok heeft teweeggebracht.
Ook ten aanzien van vader [benadeelde partij 3] en zus [benadeelde partij 4] staat niet ter discussie dat het buitengewoon zwaar moet zijn geweest om in het mortuarium geconfronteerd te worden met de aanblik van het levenloze lichaam van respectievelijk hun zoon en broer.
Voor deze benadeelde partijen geldt dat aan het confrontatievereiste is voldaan. De benadeelde partijen hebben echter geen nadere onderbouwing overgelegd op grond waarvan objectief kan worden vastgesteld dat zij geestelijk letsel hebben opgelopen. Om die reden komen de benadeelde partijen niet op deze grond (eerste categorie) in aanmerking voor vergoeding van schade als gevolg van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’.
10.5.2.2 Tweede categorie aantasting in persoon ‘op andere wijze’
Subsidiair hebben de benadeelde partijen gesteld dat sprake is van een aantasting in de persoon die ook zonder nadere onderbouwing kan worden aangenomen nu de aard en ernst van de normschending met zich brengt dat de nadelige gevolgen daarvan zo voor de hand liggend zijn.
Het hof overweegt hierover als volgt.
Deze zogenaamde ‘tweede categorie’ van aantasting in de persoon geldt enkel voor benadeelden die direct getroffen zijn door het misdrijf of ongeval, en niet voor benadeelden die schade hebben geleden ten gevolge van de shock van de confrontatie. Dat onderscheid is ook in het hiervoor genoemde arrest van de Hoge Raad bevestigd.77.De benadeelden [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] vallen daarom niet onder deze ‘tweede categorie’. Nu zij ook niet op grond van de eerste categorie voor vergoeding in aanmerking komen, zullen zij niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vordering tot vergoeding van schade als gevolg van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’.
Dat is anders voor de benadeelde [benadeelde partij 1] . Nu het hof bewezen acht dat de verdachte het in zaak B ten laste gelegde heeft begaan, is ten aanzien van [benadeelde partij 1] sprake van deze tweede categorie.
Bewezen is verklaard medeplegen van poging moord. De toen 5 jarige [benadeelde partij 1] was net in de auto gestapt toen vele malen gericht op zijn vader werd geschoten terwijl hijzelf zich bij de eerste twee schoten in het verlengde van zijn vader bevond. Dit moet zonder meer een bijzonder beangstigende situatie zijn geweest voor [benadeelde partij 1] waarbij bovendien bij deze schietpartij zijn vader voor zijn ogen dodelijk is geraakt.
Het is een feit van algemene bekendheid dat een heftige traumatische ervaring als deze, bij kinderen over het algemeen op latere leeftijd ernstige psychische klachten veroorzaakt.
Het hof is dan ook van oordeel dat aannemelijk is dat door [benadeelde partij 1] immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van de in zaak B bewezen verklaarde poging moord. De aard en de ernst van deze normschending brengen met zich dat de nadelige gevolgen voor het slachtoffer/de benadeelde partij zozeer voor de hand liggen, dat reeds daarom een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Deze ernstige aantasting in de persoon geeft naar het oordeel van het hof recht op vergoeding van immateriële schade. Het hof is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid van oordeel dat deze vordering dient te worden toegewezen tot het gevorderde bedrag van € 30.000, te vermeerderen met de wettelijke rente.
10.6
Hoofdelijk
De toegewezen bedragen worden hoofdelijk aan de verdachte opgelegd, omdat de verdachte de feiten samen met (een) ander(en) heeft gepleegd. De verdachte en zijn medepleger(s) zijn ieder afzonderlijk verplicht om het totale bedrag aan de benadeelde partij te betalen, tenzij (een van) de ander(en) het hele bedrag al heeft betaald.
10.7
Schadevergoedingsmaatregel
Het hof zal ten behoeve van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 3] , als extra waarborg voor betaling, steeds de schadevergoedingsmaatregel opleggen, zodat de benadeelden de schade niet zelf hoeven te innen en zij de schade ook vergoed krijgen als de verdachte die niet kan betalen.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan ten aanzien van [benadeelde partij 1] gijzeling worden toegepast van maximaal 310 dagen en ten aanzien van [benadeelde partij 3] maximaal 122 dagen.
10.8
BEM-clausule
Het hof zal tevens bepalen dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding aan [benadeelde partij 1] zal worden gestort op een ten behoeve van [benadeelde partij 1] (geboren op 21 september 2014) te openen rekening met een zogenoemde ‘BEM-clausule’, ter bescherming van de belangen van de minderjarige. De minderjarige en zijn wettelijke vertegenwoordiger kunnen aldus slechts met toestemming van de kantonrechter over het vermogen van de minderjarige beschikken tot hij achttien jaar is.
Het hof bepaalt tevens dat de advocaat van de benadeelde partij uiterlijk binnen 3 maanden na het onherroepelijk worden van het arrest het openbaar ministerie op de hoogte stelt welke rekening voor de benadeelde partij is geopend.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 45, 47, 57 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
13-048291-21 en in de zaak met parketnummer 13-327180-21 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-048291-21 en in de zaak met parketnummer
13-327180-21 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 (achtentwintig) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de gevangenneming van de verdachte.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-048291-21 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde partij 3] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-048291-21 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 102 (honderdtwee) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 12 december 2019.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 4] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-048291-21 bewezenverklaarde en in de zaak met parketnummer 13-327180-21 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 57.700,00 (zevenenvijftigduizend zevenhonderd euro) bestaande uit € 7.700,00 (zevenduizend zevenhonderd euro) materiële schade en € 50.000,00 (vijftigduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde partij 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-048291-21 bewezenverklaarde en in de zaak met parketnummer 13-327180-21 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 57.700,00 (zevenenvijftigduizend zevenhonderd euro) bestaande uit € 7.700,00 (zevenduizend zevenhonderd euro) materiële schade en € 50.000,00 (vijftigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 258 (tweehonderdachtenvijftig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van [benadeelde partij 1] , geboren op 21 september 2014, te openen rekening met een BEM-clausule (nader op te geven door de advocaat van de benadeelde partij zoals in het arrest bepaald).
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op
12 december 2019.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. M.J.A. Plaisier en mr. C. Fetter, in tegenwoordigheid van mr. L. van Dijk en A.E. Harteveld, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 februari 2024.
========================================================================
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 15‑02‑2024
FOR-R-007, map 5, p. 413-414 (rapport dactyloscopisch onderzoek).
AMB-004, map 2, p. 10-11 (proces-verbaal van bevindingen).
FOR-R-003, map 5, p. 387-402 (pathologieonderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke dood, incl. bijlagen).
FOR-PV-020, map 5, p. 125-183 (proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [straatnaam 1] Amstelveen), incl. fotobijlage).
FOR-R-022, map 5, p. 483-490 (NFI-rapport).
AMB-091, map 2, p. 318 (proces-verbaal van bevindingen); AMB-038, map 2, p. 114 (proces-verbaal van bevindingen).
FOR-PV-020, map 5, p. 125-183 (proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [straatnaam 1] Amstelveen), incl. fotobijlage).
Relaas onderzoek Barago, map 1, p. 16 (proces-verbaal van bevindingen).
GET-006, map 4, p. 820 (proces-verbaal van verhoor getuige Ten Broek).
AMB-059, map 2, p. 170-244 (proces-verbaal van bevindingen); AMB-059.1, map 2, p. 248-251 (proces-verbaal van bevindingen).
AMB-010, map 2, p. 24-25 (proces-verbaal van bevindingen).
AMB-015, map 2, p. 31-36 (proces-verbaal van bevindingen, incl. bijlagen).
De verklaring van [medeverdachte 3] als verdachte ter terechtzitting van de rechtbank op 2 november 2021 en de verklaring van [medeverdachte 3] als verdachte ter terechtzitting van het hof van 24 november 2022.
AMB-034, map 2, p. 103-105 (proces-verbaal van bevindingen); AMB-034.1, map 2, p. 106-106 (proces-verbaal van bevindingen); AMB-039, map 2, p. 115-123 (proces-verbaal van bevindingen).
AMB-084, map 2, p. 287-297 (proces-verbaal van bevindingen).
Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] van 23 februari 2023 (aanvulling).
AMB-167, map 3, p. 505-513 (proces-verbaal van bevindingen); AMB-167-1, map 3, p. 514 (proces-verbaal van bevindingen); AMB-167.2, map 3, p. 515-518 (proces-verbaal van bevindingen).
AMB-240, map 3, p. 730 en 731 (proces-verbaal van bevindingen).
AMB-219, map 3, p. 755 (proces-verbaal van bevindingen).
AMB-224, map 3, p. 647 en 648 (proces-verbaal van bevindingen).
AMB-196, map 3, p. 543-560 (proces-verbaal van bevindingen).
AMB-243, map 3, p. 736-740 (proces-verbaal van bevindingen) en AMB 644-650 (proces-verbaal van bevindingen).
De verklaring van [medeverdachte 3] als verdachte ter terechtzitting van de rechtbank op 2 november 2021.
De verklaring van [medeverdachte 3] als verdachte ter terechtzitting van de rechtbank op 2 november 2021.
AMB-196, map 3, p. 543-560 (proces-verbaal van bevindingen).
De verklaring van [medeverdachte 3] als verdachte ter terechtzitting van de rechtbank op 2 november 2021.
AMB-243, map 3, p. 739 (proces-verbaal van bevindingen).
AMB-232, map 3, p. 698 (proces-verbaal van bevindingen).
AMB-122, map 2, p. 415 (proces-verbaal van bevindingen).
AMB-224, map 3, p. 651-654 (proces-verbaal van bevindingen); AMB-243, map 3, p. 737-740 (proces-verbaal van bevindingen).
AMB-059, map 2, p. 244-247 (proces-verbaal van bevindingen).
AMB-220, map 3, 629-635 (proces-verbaal van bevindingen).
AMB-244, map 3, p. 651 (proces-verbaal van bevindingen).
AMB-128, map 2, p. 442-444 (proces-verbaal van bevindingen); AMB-217, p. 603 (proces-verbaal van bevindingen); AMB-219, map 3, p. 627 (proces-verbaal van bevindingen).
AMB-230, map 3, p. 691 (proces-verbaal van bevindingen); de verklaring van [verdachte] als verdachte ter terechtzitting van het hof van 15 januari 2024.
AMB-244, map 3, p. 651 (proces-verbaal van bevindingen); aanvullend dossier van 3 december 2022, p. 10 onder 7.1 (proces-verbaal van bevindingen).
AMB-128, map 2, p. 443 (proces-verbaal van bevindingen).
AMB-059, map 2, p. 173-182 (proces-verbaal van bevindingen).
AMB-243, map 3, p. 740 (proces-verbaal van bevindingen).
AMB-128, map 2, p. 443 (proces-verbaal van bevindingen).
AMB-128, map 2, p. 445 (proces-verbaal van bevindingen).
AMB-243, map 3, p.737 (proces-verbaal van bevindingen).
AMB-229, map 3, p. 686-688 (proces-verbaal van bevindingen); AMB-236, map 3, p. 707-708 (proces-verbaal van bevindingen).
Aanvullend dossier van 3 december 2022, p. 10 onder 7.1 (proces-verbaal van bevindingen).
AMB-243, map 3, p.737 (proces-verbaal van bevindingen).
AMB-239, map 3, p. 727-728 (proces-verbaal van bevindingen).
V04-011, map 7, p. 211 (proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] ).
De verklaring van [verdachte] als verdachte ter terechtzitting van de rechtbank van 21 juni 2021.
AMB-243, map 3, p. 740 (proces-verbaal van bevindingen).
AMB-128, map 2, p. 443-445 (proces-verbaal van bevindingen).
Map 1, p. 84 (proces-verbaal van relaas).
AMB-128, map 2, p. 439-447 (proces-verbaal van bevindingen).
AMB-220, map 3, p. 629-630 (proces-verbaal van bevindingen).
AMB-267, aanvulling 28 februari 2023, p. 42-50 (proces-verbaal van bevindingen).
AMB-239, map 3, p. 727-728 (proces-verbaal van bevindingen).
V02-013, map 7, p. 67-68 (proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] ).
AMB-237, map 3, p. 719-720 (proces-verbaal van bevindingen).
Eigen waarneming van het hof op basis van het ‘screenshot’ van het beschieten van [slachtoffer 1] opgenomen in AMB-232, map 3, p. 696 (proces-verbaal van bevindingen).
AMB-232, map 3, p. 696-699 (proces-verbaal van bevindingen).
AMB-232, map 3, p. 696-699 (proces-verbaal van bevindingen), in het bijzonder de afbeelding ‘screenshot’ figuur 5, p. 698.
AMB-142, map 3, p. 477 (proces-verbaal van bevindingen).
De verklaring van [verdachte] als getuige ter terechtzitting van het hof van 15 januari 2024.
AMB-213, map 3, p. 686 (proces-verbaal van bevindingen).
AMB-025, map 2, p. 77 (proces-verbaal van bevindingen).
AMB-025, map 2, p. 77 (proces-verbaal van bevindingen).
FOR-R-014, map 5, p. 450 (NFI-rapport DNA-onderzoek, aanvraag 006).
FOR-R-026, map 5, p. 495-499 (NFI-rapport DNA-onderzoek, aanvraag 015).
FOR-R-017, map 5, p. 468-478 (NFI-rapport DNA-onderzoek, aanvraag 005 en 006).
FOR-A-031, map 6, p. 624-628 (herzien NFI rapport DNA-onderzoek, aanvraag 015).
FOR-A-031, map 6, p. 624-628 (herzien NFI rapport DNA-onderzoek, aanvraag 015).
Een rapport van het NFI van 11 september 2023 betreffende een DNA-onderzoek (aanvraag 028) (aanvulling).
Relaas onderzoek Barago, map 1, p. 16 (proces-verbaal van bevindingen); AMB-059, map 2, p. 221-235 (proces-verbaal van bevindingen).
FOR-PV-020, map 5, p. 129-130 (proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict ( [straatnaam 1] Amstelveen)).
Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2014 15, 34 257, 3, p.15.
Zie ook de conclusie van de Advocaten-Generaal Spronken en Lindenbergh van 22 februari 2022, ECLI:NL:PHR:2022:166 onder 4.3.16
Hoge Raad 28 juni 2022 (ECLI:NL:HR:2022:958)