NJ 1933, p. 514
Art. 49 Regl. I, artt. 60, 61 Rv. Onderteekening van het vonnis door den President, die het vonnis heeft uitgesproken, doch niet mede heeft gewezen.
HR 25-11-1932, ECLI:NL:HR:1932:289
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
25 november 1932
- Magistraten
Mrs. Fentener van Vlissingen, Kosters, van den Dries, van Gelein Vitringa, Kranenburg.
- Zaaknummer
[2512/NJ_1933,_p._514]
- Conclusie
Mr. Berger
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS153262:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1932:289, Uitspraak, Hoge Raad, 25‑11‑1932
- Wetingang
Essentie
Art. 49 Regl. I, artt. 60, 61 Rv. Onderteekening van het vonnis door den President, die het vonnis heeft uitgesproken, doch niet mede heeft gewezen.
Samenvatting
Niet-nakoming van het voorschrift van art. 49 Regl. I, dat het vonnis wordt uitgesproken door den President van het College of van de Kamer, die het gewezen heeft, heeft, noch krachtens uitdrukkelijke bepaling noch krachtens den aard van het voorschrift nietigheid van het uitgesproken vonnis ten gevolge.
Het Hof heeft niet, gelijk het middel stelt, in het midden gelaten, in welken zin de artt. 60 en 61 Rv. moeten worden opgevat, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.