NJ 1932, p. 1587
Maatschap tusschen A en B betreffende de exploitatie van een huis. Behandeling der zaken op denzelfden voet, na den dood van B, tusschen A en de weduwe van B. Vordering van deze laatste tegen A, tot betaling van zijn deel in het tekort na verkoop van het huis, door Rechtb. en Hof toegewezen. Bewijs der maatschap. Vermoedens.
HR 24-06-1932, ECLI:NL:HR:1932:131, m.nt. Prof. Mr. Paul Scholten
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
24 juni 1932
- Magistraten
Mrs. Fentener van Vlissingen, Kosters, van den Dries, van Gelein Vitringa, Kranenburg
- Zaaknummer
[24061932/NJ_1932,_p._1587]
- Conclusie
Mr. Tak
- Noot
Prof. Mr. Paul Scholten
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS152938:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1932:131, Uitspraak, Hoge Raad, 24‑06‑1932
- Wetingang
(BW art. 1655-1689, 1688.)
Essentie
Maatschap tusschen A en B betreffende de exploitatie van een huis. Behandeling der zaken op denzelfden voet, na den dood van B, tusschen A en de weduwe van B. Vordering van deze laatste tegen A, tot betaling van zijn deel in het tekort na verkoop van het huis, door Rechtb. en Hof toegewezen. Bewijs der maatschap. Vermoedens.
Samenvatting
Geen der in het cassatiemiddel aangehaalde artt. belette het Hof om op grond van de gedragingen van partijen haar wederzijdsche toestemming tot en dus het totstandkomen van de gestelde maatschap aan te nemen. Het Hof grondde het recht van verweerster ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.