AB 2017/176
Appellanten trachten langs oneigenlijke weg een reeds lang uitgeprocedeerde civiele kwestie weer ter discussie te stellen. Gelet hierop oordeelt het College dat appellanten in deze procedure hun rechten evident hebben aangewend voor een ander doel dan waartoe deze zijn gegeven.
CBb 30-03-2017, ECLI:NL:CBB:2017:114, m.nt. T. Barkhuysen en L.M. Koenraad
- Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Datum
30 maart 2017
- Magistraten
Mrs. J.L. Verbeek, E.R. Eggeraat, J. Schukking
- Zaaknummer
16/269
- Noot
T. Barkhuysen en L.M. Koenraad
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS926314:1
- Vakgebied(en)
Bestuursprocesrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:CBB:2017:114, Uitspraak, College van Beroep voor het bedrijfsleven, 30‑03‑2017
- Wetingang
Essentie
Het College oordeelt dat appellanten in deze procedure hun rechten evident hebben aangewend voor een ander doel dan waartoe deze zijn gegeven zijn.Het gaat appellanten er namelijk niet om de (on)juistheid van een besluit van een bestuursorgaan aan de orde te stellen, maar om een civielrechtelijke kwestie die zich twintig jaar geleden heeft afgespeeld steeds opnieuw op te rakelen.
Samenvatting
Het College stelt voorop dat uitgangspunt in een democratische rechtsstaat is dat een ieder het recht heeft op toegang tot een onafhankelijke en onpartijdige rechter. Het recht op toegang tot de rechter is echter geen absoluut recht. Inperkingen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.