Einde inhoudsopgave
Vreemdelingencirculaire 2000 (B)
4.1 Beleidsregels
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2023
- Bronpublicatie:
25-09-2023, Stcrt. 2023, 26470 (uitgifte: 29-09-2023, regelingnummer: WBV 2023/22)
- Inwerkingtreding
01-10-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-09-2023, Stcrt. 2023, 26470 (uitgifte: 29-09-2023, regelingnummer: WBV 2023/22)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht (V)
Vreemdelingen die zonder resultaat hebben geprobeerd te vertrekken uit Nederland
De IND verleent op grond van artikel 3.48, tweede lid, aanhef onder a, Vb, ambtshalve of op aanvraag, een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd aan een vreemdeling die zonder resultaat heeft geprobeerd uit Nederland te vertrekken. Dit blijkt uit een ambtsbericht met positief zwaarwegend advies van de DT&V waarin wordt vermeld dat sprake is van een buitenschuldsituatie.
De voorwaarden voor verlening van de verblijfsvergunning zijn:
- 1.
er bestaat geen redelijke twijfel over de identiteit en nationaliteit of staatloosheid van de vreemdeling;
- 2.
de vreemdeling heeft de DT&V om bemiddeling verzocht ten behoeve van zijn vertrek uit Nederland of het verkrijgen van een (vervangend) reisdocument bij de autoriteiten van zijn land van herkomst of een ander land waarvan op basis van het geheel van feiten en omstandigheden kan worden aangenomen dat hem daar toegang zal worden verleend, en deze bemiddeling heeft niet het gewenste resultaat opgeleverd;
- 3.
de vreemdeling heeft naar het oordeel van de DT&V in houding en gedrag laten zien dat hij wil terugkeren naar zijn land van herkomst of een ander land waarvan op basis van het geheel van feiten en omstandigheden kan worden aangenomen dat hem daar toegang zal worden verleend, hetgeen onder meer blijkt uit het feit dat hij zich heeft gehouden aan de afspraken die de DT&V met hem heeft gemaakt gedurende de bemiddelingsprocedure; en
- 4.
op het moment van beslissen is er geen sprake van een lopende procedure in het kader van een aanvraag voor een verblijfsvergunning en voldoet de vreemdeling niet aan de voorwaarden voor verlening van een andere verblijfsvergunning.
Ad 1.
Als de vreemdeling tijdens het terugkeertraject buiten zijn schuld zijn identiteit of nationaliteit niet met documenten kan onderbouwen, zal dit niet worden tegengeworpen in het kader van de verlening van de verblijfsvergunning op grond van het buitenschuldbeleid als:
- •
de identiteit en nationaliteit tijdens eerdere toelatingsprocedures geloofwaardig zijn geacht; en
- •
er nadien geen redenen tot twijfel zijn opgekomen.
Ad 2.
De vreemdeling dient een bemiddelingsverzoek in bij de DT&V met een compleet ingevuld aanvraagformulier, waarbij een schriftelijke verklaring aan zijn diplomatieke vertegenwoordiging met het verzoek om hulp bij het terugkeren is gevoegd.
In geval van een aanvraag om een verblijfsvergunning op grond van het buitenschuldbeleid
Wanneer de IND dit nodig acht voor de beoordeling van de aanvraag, verzoekt de IND de DT&V om een ambtsbericht. Daarin geeft de DT&V aan:
- •
waarom hij de bemiddeling heeft beëindigd, zonder dat een positief zwaarwegend advies kon worden gegeven; of
- •
dat de bemiddeling door de DT&V nog loopt, om welke reden de DT&V nog geen zwaarwegend advies kan geven; of
- •
dat sprake is van een buitenschuldsituatie, om welke reden de DT&V een positief zwaarwegend advies geeft.
De IND wijst de aanvraag af zonder dat de DT&V om een ambtsbericht is verzocht, wanneer hij over voldoende gegevens beschikt om te beoordelen dat niet aan de voorwaarden van het buitenschuldbeleid wordt voldaan. Daarvan is in ieder geval sprake als:
- •
er redelijke twijfel bestaat over de identiteit en nationaliteit van de vreemdeling (en dit reeds in voorgaande procedures in rechte is komen vast te staan);
- •
openbare-orde-aspecten op voorhand in de weg staan aan verlening van een verblijfsvergunning op grond van buitenschuld;
- •
de vreemdeling zich niet met een bemiddelingsverzoek tot de DT&V heeft gewend; of
- •
er nog een procedure loopt in het kader van een aanvraag voor een verblijfsvergunning op een andere verblijfsgrond.
Ad 3.
Tijdens de bemiddeling zal de DT&V monitoren in hoeverre de vreemdeling doet, wat van hem verwacht mag worden om te kunnen vertrekken. De DT&V zal daarbij rekening houden met de specifieke omstandigheden van de vreemdeling. Bij het onderzoek naar vertrekmogelijkheden, en de medewerking daaraan van de vreemdeling, zal de DT&V meewegen, dat het voor de vreemdeling lastiger kan zijn om zijn verklaringen met documenten te onderbouwen, als sprake is van vastgestelde staatloosheid.
Gezinsleden
De IND verleent de verblijfsvergunning aan het gezinslid van de vreemdeling die buiten zijn schuld niet uit Nederland kan vertrekken als de gezinsband al bestond vóórdat de gezinsleden toegang tot Nederland kregen.
De IND verleent de verblijfsvergunning aan de leden van één gezin met verschillende nationaliteiten en/of waarvan de leden afkomstig zijn uit verschillende landen van herkomst als zij aan alle hiervoor genoemde voorwaarden voldoen, waarbij:
- •
alle gezinsleden de noodzakelijke stappen hebben ondernomen om terugkeer voor het gehele gezin naar één land te bewerkstelligen; en
- •
zij dit hebben gedaan ten aanzien van alle landen waarvan op basis van het geheel aan feiten en omstandigheden kan worden aangenomen dat het gezin daar toegang zal worden verleend.
De IND neemt aan dat sprake is van een ‘gezin’ in de volgende situaties:
- •
(huwelijks)partners die feitelijk een gezin vormen;
- •
(één) ouder(s) met één of meer minderjarige kinderen die feitelijk een gezin vormen; of
- •
(één) ouder(s) met één of meer meerderjarige kinderen die zodanig afhankelijk zijn van hun ouder(s) dat feitelijk sprake is van een gezin.
Vreemdelingen die om medische redenen niet kunnen vertrekken
De IND verleent op grond van artikel 3.48, tweede lid, aanhef en onder a, Vb een verblijfsvergunning aan een vreemdeling die om medische redenen niet kan vertrekken als:
- •
BMA heeft vastgesteld dat de vreemdeling vanwege zijn gezondheidstoestand blijvend niet kan reizen; of
- •
is aangetoond dat de vreemdeling en de betrokken instanties alle inspanningen hebben verricht om het vertrek uit Nederland te realiseren, waaronder het verkrijgen van vervangende reisbescheiden, en gebleken is dat de voorgeschreven fysieke overdracht niet te realiseren is.