Rb. Gelderland, 12-10-2016, nr. 295782
ECLI:NL:RBGEL:2016:5476
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
12-10-2016
- Zaaknummer
295782
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2016:5476, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 12‑10‑2016; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
AR 2016/2979
PJ 2016/162 met annotatie van W.M.A. Kalkman
UDH:FR/13741 met annotatie van mr. B.J. Boutellier, mr. J. Sluijter, mr. J.P. van der Klein en mr. A.E.E. Verspyck Mijnssen
Uitspraak 12‑10‑2016
Inhoudsindicatie
Beleggingsverzekeringen. Informatie- en zorgplicht verzekeraar. Veranderende inzichten daarover bij lang lopende verzekeringen.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/295782 / HA ZA 16-23
Vonnis van 12 oktober 2016
in de zaak van
1. [eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
2. [eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. R.H.J.M. Silvertand te Waalwijk,
tegen
1. de naamloze vennootschap
AEGON LEVENSVERZEKERING N.V.,
statutair gevestigd te 's-Gravenhage, kantoorhoudende te Leeuwarden,
2. de naamloze vennootschap
AEGON NEDERLAND N.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagden,
proces-advocaat mr. B.W.G. van der Velden te Amsterdam,
behandelend advocaten mrs. D.M. van der Houwen en M. Keuper te Amsterdam.
Tezamen zullen eisers hierna ook als [eisers] en gedaagden als AEGON aangeduid worden. Afzonderlijk zullen zij respectievelijk [eiser] , [eiseres] , AEGON Leven en AEGON Nederland worden genoemd.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 8 juni 2016
- -
het proces-verbaal van comparitie van 20 juli 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
[eisers] is bij het afsluiten van enkele beleggingsverzekeringen geadviseerd door de heer [naam 1] en later door de heer [naam 2] , beiden personeelsadviseur bij AEGON, waar [eiseres] werkte.
2.2.
Op 15 juli 1988 komt een verzekering met polisnummer [nummer 1] tot stand. Dit is een verzekering van [eiseres] op het leven van haar man [eiser] . Verzekerd is een bedrag van f 80.000,00. Hierbij is overrentewinstdeling overeengekomen: het aandeel in de winst wordt afgeleid van de te behalen overrente op te beleggen gelden waarbij onder overrente wordt verstaan het rendement op staatsleningen voor zover dit de minimum interest, 4% per jaar, te boven gaat. In de premie van f 1.640,95 per jaar is 28% personeelskorting begrepen. Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid is meeverzekerd.
2.3.
In 1990 wendt [eiser] zich tot AEGON met een vraag over zijn pensioen. Hij wil op 21 december 2010 met pensioen gaan en een aanvullend pensioen krijgen van f 60.000,00 per jaar. De adviseur bij van AEGON verstrekt hem een rekenoverzicht, gedateerd op 20 december 1990. Uitgaande van een premie van f 4.165,00 per jaar – waar 28% personeelskorting af gaat – komt dit neer op de mogelijkheid om per 21 december 2010 een lijfrente te kopen die een pensioen van f 59.397,00 per jaar zou betekenen. Het verzekerde kapitaal wordt op f 144.635,00 gesteld, het prognosekapitaal is f 572.502,00.
2.4.
Het gaat bij deze verzekeringen om vormen van gemengde verzekering. Daaronder wordt het overlijdensrisico voor een gegarandeerd bedrag gedekt – waartoe een deel van de premie wordt aangewend – en wordt vermogens-/pensioenopbouw nagestreefd – waartoe eveneens een deel van de premie aangewend wordt. Naast deze twee doeleinden dient de premie uiteraard ook als bijdrage in de kosten, zoals afsluitingskosten, doorlopende kosten en kosten voor de aan- en verkoop en het beheer van effecten. Voor zover de verzekering een beleggingsaspect heeft, wordt niet met een gegarandeerd kapitaal, maar met prognoses gewerkt. Dit komt onder meer naar voren in de in overweging 2.3 hierboven gebruikte term prognosekapitaal.
2.5.
Overeenkomstig het onder 2.3 bedoelde rekenplan vraagt [eiser] op 26 december 1990 via [naam 1] een levensverzekering aan, een winstdelende verzekering met een looptijd van dertig jaar en een garantiekapitaal van f 144.635,00. Anders dan in het rekenplan – waar voor 100% Mix Fund gekozen was – geeft hij aan te willen deelnemen in het AEGON Aandelen Fund voor 10%, in het AEGON Mix Fund voor 80% en in het AEGON Vastgoed Fund voor 10%.
2.6.
De verzekering komt per 28 december 1990 tot stand. Blijkens de polis geldt voor het AEGON Fundplan onder meer:
Deelname houdt in dat de verzekeringnemer iedere spaarpremie van de verzekering belegt in één of meer fondsen behorende bij het AEGON Fundplan.
Bij deelname geldt (…) het volgende:
1. Op de opbrengst van de fondsen zal een geringe inhouding plaatsvinden i.v.m. de kosten van beheer van de fondsen.
2. Na inhouding van een aan- en verkoopmarge wordt op iedere premievervaldag de spaarpremie in de fondsen gestort.
3. Indien voor een periode van minimaal 10 jaar direct voorafgaande aan de einddatum geheel of gedeeltelijk wordt deelgenomen in de fondsen behorende bij het AEGON Fundplan met een garantiebepaling, zal (een evenredig deel van) het kapitaal bij leven op de einddatum zijn
gegarandeerd. Het uit te keren kapitaal bij of na overlijden is zonder meer gegarandeerd.
4. Als kapitaal bij leven op de einddatum geldt de tegenwaarde in guldens van de voor deze fondsen belegde middelen, met inachtneming van de onder 3 vermelde garantie.
2.7.
De brochure AEGON Fundplan geeft informatie over beleggingen in aandelen, vastgoed, vastrentende waarden en deposito’s. De laatste worden in het bijbehorende kopje als ‘vrijwel risicoloos’ aangeduid, vastrentende waarden als ‘een degelijk fundament’ en vastgoed als ‘bescherming tegen inflatie.’ Bij aandelen staat ‘een keus met groeipotentieel’. Daaronder staat onder meer:
Voor aandelen geldt, dat de risico’s die de houder loopt, wat hoger zijn dan die bij bezit van obligaties en andere vastrentende waarden. Koersfluctuaties zijn bij aandelen groter, maar gemiddeld geven ze op langere termijn een hoger rendement.
2.8.
De premie van deze verzekering wordt enkele malen gewijzigd c.q. opnieuw vastgesteld.
2.9.
Per 1 januari 1996 treedt [eiseres] uit dienst bij AEGON.
2.10.
Op of omstreeks 15 december 1997 koopt [eisers] een huis in [woonplaats] (hierna: de woning), voor f 303.500,00. Er vindt overleg met AEGON plaats over de financiering.
2.11.
Blijkens een brief van [naam 2] aan [eisers] van 15 december 1997 wordt op deze datum bij AEGON de eindwaarde van de polis met nummer [nummer 1] gewaardeerd op f 130.000,00. De verzekering had en heeft een looptijd tot 15 juli 2018. [naam 2] geeft in de brief aan dat dit, gelet op de hypothecaire lening van f 340.000,00, waarvan f 136.000,00 aflossingsvrij, betekent dat naast de hier genoemde verzekering dekking door middel van een verzekering nodig is voor f 74.000,00. Hij doet een voorstel voor een nieuwe safe-polis op twee levens met een verzekerd bedrag van f 75.000,00. Daarnaast is er volgens [naam 2] brief ‘de vraag of er bij overlijden voor de einddatum voldoende uitkering is’, waarop hij het voorstel doet voor het bijsluiten van een dalende overlijdensuitkering op twee levens met een startkapitaal van f 100.000,00.
2.12.
Na een wijziging per 15 december 1997 gelden voor de verzekering met polisnummer [nummer 1] op het leven van [eiser] de voorwaarden van het AEGON Safe Rendement Plan. Verzekerd is een bedrag van f 90.333,00. Na inhouding van een aan- en verkoopmarge wordt iedere spaarpremie belegd in het AEGON Equity Fund; telkens wanneer de belegde waarde van de premies in dit fonds 5% of meer uitstijgt boven de nominale som, wordt dit meerdere overgeheveld naar het AEGON staatsleningenfonds en vanaf vijf jaar voor de einddatum worden nieuwe te beleggen bedragen direct geheel in dit AEGON Staatsleningenfonds gestort. De opbrengst van dit fonds is afhankelijk van het rendement op staatsleningen. ‘Als kapitaal bij leven’, vermeldt de polis, ‘geldt de totale belegde waarde; minimaal geldt echter het in de polis opgenomen kapitaal’. De premie bedraagt f 2.410,43 per jaar inclusief de personeelskorting van 28% en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid is meeverzekerd.
2.13.
Een destijds door [naam 2] aan [eisers] verstrekte brochure over het AEGON Safe Rendement Plan houdt onder meer in:
AEGON Safe Rendement Plan is een spaarverzekering waarvoor u minimaal 15 jaar premie betaalt. Het spaargedeelte van uw premie wordt belegd in het unieke AEGON Safe systeem. Dit systeem koppelt de zekerheid van staatsleningen aan het rendement van aandelen.
Bij AEGON Safe Rendement Plan kunt u de bij u passende verzekeringsvorm kiezen. Bijvoorbeeld me een zo hoog mogelijke uitkering op de einddatum. Bij eerder overlijden tijdens de looptijd worden de betaalde premies en beleggingswinst aan uw nabestaanden uitgekeerd.
U kunt ook kiezen voor een hoge uitkering bij tussentijds overlijden. Wat u ook kiest, de uitkering bij overlijden is altijd gegarandeerd (…).
Als u een bedrijfsspaarregeling heeft, wordt uw geld op een geblokkeerde bankrekening gezet. U krijgt over dit tegoed een bescheiden rente. U mag de eerste vier jaar niets van deze rekening opnemen.
De wet staat echter wel toe dat dit geld wordt vrijgemaakt voor verzekeringen.
AEGON Safe Rendement Plan is zo’n verzekering. Het is dus mogelijk om het geld van uw bedrijfsspaarrekening te deblokkeren en te gebruiken als premiebetaling voor AEGON Safe Rendement Plan. Op deze manier heeft u het vooruitzicht op een nog hoger rendement op uw bedrijfsspaargeld. Uw verzekeringsadviseur kan dit compleet voor u regelen (…).
Om verantwoorde voorbeelden te kunnen geven over toekomstige rendementen kijken we even terug.
Het gemiddelde fondsrendement van het AEGON Safe systeem lag gedurende de afgelopen 6 perioden van 20 jaar op 10,5%. In onderstaande tabel kunt u aflezen hoe hoog het kapitaal kan zijn uitgaande van dat fondsrendement van 10,5% (…).
De voorbeeldkapitalen zijn gebaseerd op een fondsrendement van 10,5%. Dit is het gemiddelde rendement van het Safe systeem gedurende de afgelopen zes perioden van 20 jaar.
Wij wijzen u erop dat:
- geen rechten kunnen worden ontleend aan de vermelde voorbeelden;
- de toekomstige rendementen jaarlijks kunnen fluctueren en kunnen afwijken van de in de voorbeelden gebruikte rendementen;
- het gebruik van rendementen uit het verleden geen enkele garantie voor de toekomst inhoudt.
2.14.
Op 13 januari 1998 brengt AEGON Nederland een offerte met nummer [nummer 2] uit aan [eisers] voor een samengestelde hypotheek met Nationale Hypotheekgarantie ter gelegenheid van de aankoop van de woning. Het aanbod bestaat uit een AEGON Safe Hypotheek ad f 204.000,00 en een AEGON Aflossingsvrije hypotheek ad f 135.000,00. Hier tegenover zou een recht van eerste hypotheek staan op de woning, terwijl er drie verzekeringen door verpanding aan de lening zouden worden verbonden: de bestaande levensverzekering met polisnummer [nummer 1] , een nieuwe levensverzekering en een al bestaande, maar te wijzigen verzekering met polisnummer [nummer 3] .
2.15.
Op 23 juli 1998 wordt een polisblad uitgegeven voor een AEGON Safe Hypotheek met [eiser] als verzekeringnemer en verzekerde. Deze verzekering (polisnummer [nummer 4] ) betreft een verzekerd kapitaal van f 43.000,00. Na inhouding van een aan- en verkoopmarge wordt iedere spaarpremie belegd in het AEGON Equity Fund; telkens wanneer de belegde waarde van de premies in dit fonds 5% of meer uitstijgt boven de nominale som, wordt dit meerdere overgeheveld naar het AEGON Staatsleningenfonds en vanaf vijf jaar voor de einddatum worden nieuw te beleggen bedragen direct geheel in dit AEGON Staatsleningenfonds gestort. De opbrengst van dit fonds is afhankelijk van het rendement op staatsleningen. ‘Als kapitaal bij leven,’ vermeldt de polis, ‘geldt de totale belegde waarde; minimaal geldt echter het in de polis opgenomen kapitaal’. De premie bedraagt f 175,89 per maand.
2.16.
AEGON informeert [eisers] steeds over de beleggingen, door de belegde waarde per polis en voorbeeldkapitalen, prognoses, op de einddatum van de polis te noemen. Deze voorbeeldkapitalen zijn vastgesteld op basis van drie rendementen; gemiddeld historisch rendement, standaard rendement en verlaagd rendement. Tevens wordt de garantie volgens de polis aangegeven. De toelichting bij de Belegginsinformatie vermeldt:
Belegde waarde
Onder belegde waarde wordt verstaan: de belegde spaarpremie(s) vermeerderd met de hierover
behaalde opbrengst in de fondsen, waarin wordt belegd, en verminderd met een inhouding in
verband met de kosten van beheer van die fondsen. De belegde waarde is vastgesteld per
vermelde berekeningsdatum en is dus een momentopname. Bij de vaststelling van de belegde
waarde zijn wij ervan uitgegaan dat alle tot de berekeningsdatum vervallen premie is voldaan.
De koersontwikkeling van de AEGON-fondsen kunt u volgen via een aantal landelijke dagbladen of
via de internetsite van AEGON Particulieren (…).
Voorbeeldkapitalen
De voorbeeldkapitalen zijn voorbeelden van de waarde op de einddatum. De berekeningen
hiervan zijn gebaseerd op de belegde waarde per berekeningsdatum en de hieronder toegelichte
voorbeeldpercentages. Daarbij zijn wij er vanuit gegaan dat de overeenkomst tot de einddatum
ongewijzigd blijft doorlopen.
Omschrijving fonds en voorbeeldpercentages
Voor het berekenen van de voorbeeldkapitalen maken wij gebruik van voorbeeldpercentages. Voor
het bij uw AEGON Safe Rendement Plan behorende fonds zijn dat de volgende percentages: [gemiddeld historisch, standaard en verlaagd]
Het gemiddeld historisch rendement is afgeleid van in het verleden behaalde rendementen; -
6 historische reeksen van 15 jaar over de periode 1982-2001. Het verlaagd rendement is bepaald
door een afslag op het gemiddeld historisch rendement. Deze afslag geeft een indruk van het
beleggingsrisico dat bij het betreffende fonds hoort. Het standaardrendement wordt jaarlijks door
een onafhankelijke instantie vastgesteld. De percentages kunnen derhalve jaarlijks wijzigen. De
vaststelling van de verschillende percentages is conform de code “Rendement en Risico”.
2.17.
Bij brief van 4 april 2007 bericht [eisers] aan AEGON:
In het verleden heb ik met u meerdere beleggingsverzekeringen afgesloten.
In juni 2006 heeft de Autoriteit Financiële Markten de generieke rapportage “Rapport Beleggingsverzekeringen” opgesteld. In dit rapport staan onder meer de volgende bevindingen:
- beleggingsverzekeringen zijn complexe en ondoorzichtige producten,
- de informatieverstrekking is onvolledig, ontoereikend en niet in alle gevallen juist,
- één van de belangrijkste normen bij vermogensbeheer, handelen in het belang van de belegger, wordt bij beleggingsverzekeringen veel minder nagevolgd, en
- de beleggingsverzekeringen zijn relatief duur, omdat een belangrijk deel van de inleg niet wordt belegd maar op gaat aan kosten, provisies en -in mindere mate- aan premies.
Deze bevindingen zijn in een uitzending van Tros Radar op 6 november 2006 uitvoerig aan de orde geweest. Met name is gebleken dat bij veel beleggingsverzekeringen de verzekeringnemer niet, althans onvolledig is geïnformeerd over de kosten die ingehouden worden op de premie of op de einduitkering bij de afkoop, de afloop op het premie vrijmaken van de beleggingsverzekering. Dergelijke kosten drukken bij het rendement aanzienlijk.
Terzake mijn beleggingsverzekering bestaan diverse vorderingen op u. Op dit moment houd ik het er voor dat er onder meer sprake is van misleidende reclame, schendingen van mededelings- en waarschuwingsplichten, tekortkomingen in de nakoming van de overeenkomst en strijd van (delen van) de overeenkomst met redelijkheid en billijkheid.
Ik stel u hierbij nadrukkelijk aansprakelijk en in gebreke terzake van alle hierboven bedoelde vorderingen. Voorts zeg ik u –voor zover vereist- de wettelijke rente aan over alle aan mij verschuldigde bedragen, met welke rechtsgrondslag dan ook.
2.18.
Daarna vraagt [eiser] bij brief van 12 februari 2008 aan AEGON Leven onder meer een berekening van de door AEGON vastgestelde belegde waarde van het Safe rendementsplan (polisnummer [nummer 1] ). Ook vraagt hij naar de consequenties van het beëindigen van dit plan, alsmede de ‘AEGON Safe hypotheek’ met polisnummer [nummer 4] . Bij brief van 26 februari 2008 verzoekt [eiser] AEGON Leven haar stelling te onderbouwen dat ‘AEGON in het offerte traject mij de juiste (correcte) voorlichting heeft gegeven’.
2.19.
Bij brief van 16 mei 2008 geeft de heer [naam 3] , directeur Service Center Leven, namens AEGON Leven een reactie op de verschillende brieven van [eiser] . Daarop geeft [eiser] bij brief van 19 mei 2008 aan dat hij een volledige uitleg verwacht en een antwoord op ál zijn vragen.
2.20.
Na enkele rappels van [eiser] bericht [naam 3] namens AEGON leven bij brief van 8 mei 2009 onder meer het volgende aan [eiser] :
In uw brief geeft u aan dat het u bevreemdt dat u kosten betaald voor een bemiddelaar of verzekeringsadviseur. AEGON is aanbieder van financiële producten en adviseert niet. AEGON werkt in principe via het professionele intermediair. Een verzekeringsadviseur is beter in staat om de persoonlijke financiële situatie van een klant te beoordelen. Deze situatie vormt het uitgangspunt voor het advies.
Vanuit deze gedachtegang, maken de kosten bemiddelaar een onderdeel uit van onze algemene tariefstelling. Bij de bepaling van de kostenopslag in de premie wordt het solidariteitsprincipe gehanteerd. Op basis van veronderstellingen zoals (…) wordt een tarief ontwikkeld, waarbij de kosten deels als vast componenten en deels als van kapitaal en premie afhankelijke componenten worden vastgesteld.
Dit betekent dat bij afsluiten van de verzekering elke verzekernemer dezelfde kostenstructuur heeft. Hierdoor heeft het afsluiten van een verzekering zonder bemiddelaar geen invloed op de kosten.
2.21.
In reactie hierop laat [eisers] bij brief van 8 juni 2009 weten in het geheel niet op de hoogte te zijn van dit solidariteitsprincipe en er ook nooit over geïnformeerd te zijn.
2.22.
AEGON Leven reageert bij brief van 22 juli 2009. Zij geeft aan dat de productinformatie steeds de kosten specificeert op de daartoe voorgeschreven wijze. Desgevraagd geeft zij een nadere toelichting bij brief van 29 september 2009 waarin onder meer staat dat de kosten steeds blijken uit de verschafte voorbeeldkapitalen die de klant in de gelegenheid moeten stellen verzekeringen te vergelijken. Tevens wijst zij in laatstbedoelde brief op de kostenmaximering voor beleggingsverzekeringen waarover [eisers] nog nader geïnformeerd zal worden.
2.23.
Bij brief van 19 maart 2012 stelt [eisers] AEGON ter zake van, te weten AEGON Fundplan [nummer 5] , AEGON Safe Hypotheek [nummer 4] en AEGON Safe Rendement Plan [nummer 1] – alsmede ‘eventueel andere bij AEGON afgesloten verzekeringen’ – aansprakelijk voor de gevolgen van onder meer misleidende reclame, schendingen van mededelings- en waarschuwingsplichten, tekortkomingen in de nakoming van verzekeringsovereenkomsten en strijd van delen van de overeenkomsten met de eisen van redelijkheid en billijkheid. In de brief wordt aangegeven dat [eisers] hierdoor de verjaring wilt stuiten.
3. Het geschil
3.1.
[eisers] vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. AEGON Leven en AEGON Nederland hoofdelijk veroordeelt tot betaling van een bedrag
ad € 83.088,88, althans tot betaling van een ander door de rechtbank in goede justitie te
bepalen bedrag,
b. AEGON Leven beveelt om met ingang van 1 januari 2015 geen, althans een door de
rechtbank in goede justitie te bepalen, inhoudingen op de door [eisers] te betalen
premie in de verzekeringen [nummer 1] , [nummer 4] en [nummer 5] te verrichten en vanaf
1 januari 2015 in rekening gebrachte kosten aan [eisers] te restitueren,
c. indien de rechtbank het onder b. gevorderde niet toewijsbaar acht, AEGON Leven en
AEGON Nederland veroordeelt tot betaling van een bedrag gelijk aan de inhoudingen
gelijk aan het verschil tussen de door [eisers] met ingang van 1 januari 2015 aan
AEGON te betalen premies in de verzekeringen [nummer 1] , [nummer 4] en [nummer 5]
en de premie die blijkens de door AEGON leven vanaf 1 januari 2015 te versturen
waarde-overzichten beschikbaar was om te beleggen,
d. AEGON Leven en AEGON Nederland veroordeelt in de kosten van dit geding.
3.2.
[eisers] legt kort samengevat aan zijn vorderingen ten grondslag dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst van opdracht door AEGON Leven en/of AEGON Nederland, dan wel dat sprake is van een onrechtmatige daad wegens schending van de precontractuele zorgplicht.
[eisers] stelt door AEGON als aanbieder van verzekeringen onvoldoende geïnformeerd te zijn over de wezenlijke kenmerken van hem verkochte producten. Dit betreft de significante afslag op de betaalde premies waarbij hij stelt in dwaling gebracht te zijn doordat AEGON wel informatie gaf over de fondsrendementen, maar niet over de afslag, wat des te meer klemt omdat de afslag vast is terwijl de rendementen uit hun aard fluctueren. Er is bovendien geen sprake geweest van een ‘geringe’ inhouding zoals AEGON voorspiegelde, maar van een inhouding van 30-50%. Voor de gemiddelde, oplettende consument diende duidelijk te zijn gemaakt dat eerst kosten in rekening werden gebracht. [eisers] ging ervan uit een grote kans te hebben zowel de schuld op de woning afgelost te krijgen als een pensioen te vergaren, maar in werkelijkheid had [eisers] slechts een kleine kans hierop, althans een veel kleinere dan AEGON wilde doen geloven.
[eisers] stelt voorts dat AEGON als adviseur, [naam 1] en [naam 2] traden immers op als assurantieadviseur voor AEGON-medewerkers, tekortgeschoten is. Als zodanig diende AEGON over de belangen van verzekeringnemers te waken. Ook hierbij is de gegeven informatie over de fondsrendementen niet de informatie geweest die [eisers] voldoende informeerde over zijn kansen en risico’s bij het kiezen van een verzekering.
3.3.
AEGON voert verweer. Op de stellingen van partijen gaat de rechtbank hierna, voor zover van belang, nader in.
4. De beoordeling
4.1.
De vraag of door AEGON als aanbieder van de verzekeringen is voldaan aan de informatie- en zorgplicht die haar betaamden, wordt door [eisers] ontkennend beantwoord. Dit gebeurt voor een deel aan de hand van het arrest van de Hoge Raad van 5 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2815 (De Treek) en aan de hand van de criteria die in de jurisprudentie na en naar aanleiding van dit arrest zijn ontwikkeld. De rechtbank stelt voorop dat deze criteria zijn ontwikkeld nadat de litigieuze verzekeringsovereenkomsten tot stand gekomen waren, waarvan immers de meest recente van 1998 dateert. Voor alle duidelijkheid tekent de rechtbank hierbij aan dat de overeenkomst waarom het in het arrest De Treek ging, van 2000 dateerde. De rechtbank kan dus de verplichtingen die AEGON in de jaren 1988-1998 had tegenover [eisers] niet zonder meer beoordelen aan de hand van deze rechtspraak.
4.2.
De meer algemene criteria uit genoemd arrest inzake De Treek kunnen in beginsel, langs de weg van de eisen van redelijkheid en billijkheid die de verhouding tussen met elkaar onderhandelende partijen beheersen, van toepassing zijn op de verhouding tussen [eisers] en AEGON. Het gaat dan met name om de volgende overweging.
Op Dexia rust als professionele dienstverlener op het terrein van beleggingen in effecten en aanverwante financiële diensten jegens [De T.] als particuliere belegger met wie zij een KoersExtra-overeenkomst zal aangaan een bijzondere zorgplicht die ertoe strekt particuliere wederpartijen te beschermen tegen de gevaren van eigen lichtvaardigheid of gebrek aan inzicht (…). De reikwijdte van deze bijzondere zorgplicht is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder de mate van deskundigheid en relevante ervaringen van de betrokken wederpartij, de ingewikkeldheid van het beleggingsproduct en de daaraan verbonden risico's.
4.3.
Van meer direct belang voor het antwoord op de vraag waarover een toekomstige verzekerde geïnformeerd behoort te worden, is wat het Hof van Justitie van de Europese Unie overwoog in zijn uitspraak in de zaak C-51/13 op 29 april 2015 (Nationale Nederlanden/Van Leeuwen) waarin onder meer de volgende, door de Rechtbank te Rotterdam geformuleerde prejudiciële vraag aan de orde was.
Verzet het recht van de Europese Unie en in het bijzonder art. 31, lid 3, van de derde levensrichtlijn zich ertegen dat levensverzekeraars op grond van open en/of ongeschreven regels van Nederlands recht, zoals de redelijkheid en billijkheid die de (pre)contractuele verhouding tussen een levensverzekeraar en een aspirant-verzekeringnemer beheersen en/of een algemene en/of bijzondere zorgplicht, verplicht zijn om verzekeringnemers meer gegevens te verstrekken omtrent kosten en risicopremies van de verzekering dan in 1999 werd voorgeschreven door de Nederlandse bepalingen waarmee de derde levensrichtlijn (in het bijzonder art. 2, tweede lid, onder q en r, van de RIAV 1998) werd geïmplementeerd?
4.4.
Het Hof van Justitie overweegt, voor zover hier van belang:
18 Met haar eerste vraag wenst de verwijzende rechterlijke instantie in hoofdzaak te vernemen of art. 31, lid 3, van de derde levensrichtlijn aldus moet worden uitgelegd dat het eraan in de weg staat dat een verzekeraar op grond van algemene beginselen van intern recht, zoals de in het hoofdgeding aan de orde zijnde ‘open en/of ongeschreven regels’, gehouden is de verzekeringnemer bepaalde informatie te verstrekken in aanvulling op die vermeld in bijlage II bij die richtlijn.
4.5.
De rechtbank merkt naar aanleiding van dit laatste op dat de vanaf 21 november 1992 geldende Richtlijn 92/96/EEG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe levensverzekeringsbedrijf en tot wijziging van de Richtlijnen 79/267/EEG en 90/619/EEG in Bijlage II vermeldt als ‘Aan de verzekeringnemer te verstrekken inlichtingen’. Tot deze inlichtingen behoort niet informatie over de bestemming van de ontvangen premies.
4.6.
Het Hof van Justitie vervolgt na het hierboven gegeven citaat:
19 Blijkens punt 23 van de considerans van de derde levensrichtlijn beoogt deze laatste onder meer de minimumvoorschriften te coördineren, zodat de consument duidelijke en nauwkeurige informatie ontvangt over de wezenlijke kenmerken van de hem aangeboden verzekeringsproducten (…).
4.7.
In deze overweging staat waar het ook [eisers] in deze zaak in de kern om te doen is, namelijk dat de consument duidelijke en nauwkeurige informatie ontvangt over de wezenlijke kenmerken van de hem aangeboden verzekeringsproducten en dit wordt in het vervolg herhaald, bijvoorbeeld in overweging 20 (‘tenzij deze nodig zijn voor een goed begrip door de verzekeringnemer van de wezenlijke bestanddelen van de verbintenis die hij is aangegaan’). Aan deze eis van voorlichting van de consument koppelt overweging 29 de mogelijkheid van de lidstaat om de regels aan te scherpen waar tegenover de verzekeraar de verplichting aan gekoppeld is hem in staat te stellen ‘met een voldoende mate van voorspelbaarheid vast te stellen welke aanvullende informatie hij dient te verstrekken’.
4.8.
Een wezenlijk element van een verzekeringsovereenkomst is zonder twijfel de hoogte van de premie. [eisers] stelt dat ook het kostenaspect binnen de premie een wezenlijk element van een verzekeringsovereenkomst is voor een consument, wat het niet is volgens de onder 4.5 genoemde Bijlage II. [eisers] doelt dan op de significante afslag op de betaalde premies waarbij hij stelt in dwaling gebracht te zijn doordat AEGON wel informatie gaf over de fondsrendementen, maar niet over de afslag.
4.9.
Een overeenkomst die is tot stand gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, is onder meer vernietigbaar als de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij, in dit geval AEGON, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten (artikel 6:228 Burgerlijk Wetboek). De hier door [eisers] bedoelde inlichtingen zijn afkomstig van AEGON. Daarmee is allerminst vastgesteld dat er sprake is geweest van dwaling aan de zijde van [eisers] . Daartoe is immers ook nodig dat de overeenkomst bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten. Dit laatste is in deze zaak niet komen vast te staan. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
4.10.
De wezenlijke kenmerken van de verzekering waren voor [eisers] ten tijde van het aangaan van de verzekeringsovereenkomsten de vastgelegde overlijdensuitkering, de te verwachten eindwaarde en de hoogte van de premie. Hierover is [eisers] deugdelijk geïnformeerd, zoals blijkt uit de overwegingen 2.3, 2.5, 2.7, 2.11, 2.13 en 2.14 hierboven. In de verschafte informatie speelt steeds de eindwaarde van de verzekering een rol, zoals het duidelijkst blijkt uit de berekening die nodig was voor de financiering van de woning. De gekozen verzekering maakte dat noodzakelijkerwijs met een geprognostiseerde eindwaarde gewerkt werd voor zover het betreft het deel dat afhankelijk was van de beleggingsresultaten.
4.11.
Hierbij doet zich de vraag voor of [eisers] voldoende geïnformeerd was over en zonodig gewaarschuwd tegen de risico’s van een verzekering met beleggingsaspecten. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend omdat uit de onder 2.7 en 2.13 weergegeven feiten volgt dat het voor de gemiddelde, oplettende consument, aan welke criteria [eisers] zeker voldeed, duidelijk was dat beleggingen risico’s meebrengen en dat deze bij beleggingen in aandelen groter waren dan bijvoorbeeld bij de andere in de brochure AEGON Fundplan (2.7) genoemde beleggingen.
4.12.
Dat [eisers] op grond van de geprognostiseerde eindwaarde uitging van een grote kans op aflossing van de schuld op de woning naast verkrijging van een behoorlijke pensioenaanvulling, betekent niet dat [eisers] niet gewaarschuwd was tegen een tegenvallend verloop van de beleggingen. Dat [eisers] uiteindelijk, in zijn woorden, slechts een kleine kans hierop bleek te hebben, is niet juist. Het resultaat viel tegen, maar dit betekent nog niet dat de kans steeds klein was en dat AEGON bij het aangaan van de verzekeringsovereenkomsten een naar beneden bijgestelde prognose had moeten geven omdat zij behoorde te begrijpen dat zij een veel te rooskleurige prognose gaf, beoordeeld naar de momenten waarop de relevante prognoses werden gegeven.
4.13.
Het diende bovendien de gemiddelde, oplettende consument duidelijk te zijn dat eerst kosten in rekening werden gebracht. Overigens is niet in discussie dat [eisers] wist dat een deel van de premie aan kosten werd besteed. De vraag is in wezen slechts of hem duidelijk had moeten worden gemaakt om welk deel dat ging
4.14.
Uit de overwegingen 2.12, 2.15 en 2.16 blijkt dat [eisers] duidelijk gemaakt was dat aan de verzekering kosten waren verbonden. Indien en voor zover [eisers] suggereert dat hij gewaarschuwd had moeten worden voor het feit dat bij fluctuerend rendement de kosten gelijk zouden blijven, verwerpt de rechtbank zijn betoog. Uit niets immers had destijds opgemaakt kunnen worden dat de kosten rendementsafhankelijk zouden kunnen dalen – of, overigens, stijgen. Kosten plegen in het algemeen slechts op te lopen en niet is gesteld of gebleken dat er in dit geval een reden was om anders te veronderstellen.
4.15.
In overweging 2.6 wordt de polis van 28 december 1990 geciteerd waarin sprake is van een ‘geringe inhouding’ voor beheerskosten. Naar aanleiding hiervan merkt [eisers] op dat hem wezenlijke informatie is achtergehouden, namelijk dat de kosten en risicopremies 30-50% van de te betalen premie bedroegen en dus allerminst ‘gering’waren. Dit standpunt berust echter op een onjuiste lezing van de polis, die het op dit onderdeel slechts heeft over de – inderdaad relatief geringe – kosten van het beheer van de fondsen (zie 2.4 hierboven), niet over het kostenelement van de premiebestemming in het algemeen.
4.16.
Dat slechts met een deel van de premie het eindkapitaal werd opgebouwd, mag zo zijn, het betekent nog niet dat kennis hiervan [eisers] zou hebben afgehouden van het sluiten van een of meer van de litigieuze verzekeringsovereenkomsten. In de eerste plaats blijkt uit de stukken dat [eisers] aanvankelijk met een goede reden voor AEGON koos, de faciliteiten bestaande in de voorlichting door [naam 1] en [naam 2] en vooral de korting van 28% op de premie die [eisers] -van der Werff genoot als werknemer van AEGON, waardoor het niet zonder nadere toelichting, die ontbreekt, te verwachten viel dat [eisers] elders een of meer verzekeringsovereenkomsten zou hebben gesloten. In de tweede plaats is gesteld noch gebleken dat hetzij andere verzekeraars destijds eenzelfde type verzekering met een andere verdeling van de ontvangen premies aanboden of dat [eisers] gekozen zou kunnen en willen hebben voor een ander type verzekering of voor het in het geheel niet sluiten van een of meer van de verzekeringsovereenkomsten.
4.17.
Op het voorgaande strandt, zoals al is overwogen, het beroep op dwaling.
4.18.
Rond 2006/2008 heeft een omslag plaatsgevonden. Niet alleen is [eisers] expliciet kritisch geworden op de eigen verzekeringen, ook aan de zijde van AEGON zijn de inzichten veranderd, waarbij overigens niet van belang is of deze verandering vanuit AEGON zelf was opgekomen of door externe omstandigheden geforceerd was.
4.19.
De ten gevolge van onder meer het optreden van de Ombudsman Financiële Dienstverlening en enkele consumentenorganisaties veranderde visie op beleggingsverzekeringen zoals de onderhavige, kan op zichzelf niet tot aanpassing van de overeenkomt leiden. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
4.20.
Voor zover [eisers] stelt dat de overeenkomst inhoudelijk niet eerlijk was omdat er sprake was van te hoge kosten aftrek en dus ook te veel winst voor zijn wederpartij, maar die intrinsieke eerlijkheid van een overeenkomst ligt niet ter beoordeling aan de rechter voor. De rechter mag niet beoordelen of een overeenkomst in die zin eerlijk is dat er evenwicht bestaat tussen de prestaties over en weer. Dit was slechts anders voor de aanhangers van de al in het begin van de 20e eeuw verlaten iustum pretiumleer.
4.21.
Art. 6:258 Burgerlijk Wetboek (BW) betreft onvoorziene omstandigheden welke van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. Een verandering in visie zoals onder 4.18/4.19 bedoeld, kan niet zonder meer gelijk gesteld worden met onvoorziene omstandigheden in de zin van art. 6:258 BW die de rechter de mogelijkheid kunnen geven in te breken in de overeenkomst. Dat immers juridische opvattingen omtrent typen overeenkomsten kunnen veranderen, valt te voorzien en eveneens valt te voorzien dat bij zeer langlopende overeenkomsten, zoals deze verzekeringsovereenkomsten, de maatschappelijke visie op de overeenkomsten tijdens de looptijd kan veranderen. Veranderde omstandigheden kunnen echter wel meebrengen dat van een partij bij de overeenkomst, zeker van een verzekeraar die niet alleen individuele overeenkomsten sluit, maar ook een algemeen maatschappelijk belang behartigt, verwacht mag worden dat zij bereid is onderdelen van de overeenkomst te herzien.
4.22.
Beide partijen geven aan dat AEGON toen de inzichten gewijzigd bleken zoals hierboven bedoeld, zelf wijzigingsvoorstellen heeft gedaan aan [eisers] , die echter vanwege haar moverende redenen daar niet op in ging. Een en ander betekent dat AEGON niet het verwijt kan worden gemaakt dat zij heeft stilgezeten terwijl de visie op haar maatschappelijke rol veranderde.
4.23.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank de stelling van [eisers] dat AEGON als aanbieder van de verzekeringen tegenover hem tekortgeschoten is of onrechtmatig heeft gehandeld, niet onderschrijft.
4.24.
[eisers] stelt dat AEGON als adviseur is tekortgeschoten. Hiertegen is allereerst aangevoerd dat AEGON niet als assurantieadviseur optrad tegenover [eisers] . Uit de stukken en het ter zitting verhandelde blijkt dat [naam 1] en [naam 2] tegenover andere personeelsleden van AEGON, waaronder [eiseres] , optraden als adviseur op het gebied van verzekeringen binnen het beperkte kader van het verschaffen van informatie aan AEGON-personeelsleden over AEGON-verzekeringen. Uit de hierboven genoemde vaststaande feiten blijkt waaruit de werkzaamheden van [naam 1] en [naam 2] in dit verband tegenover [eisers] bestonden.
4.25.
De beperkte taak omvatte in elk geval – dat is ook het enige dat in deze zaak relevant is – het verschaffen van voorlichting over het gewenste product. Die voorlichting diende de hoogte van de premie, de hoogte van de uitkering bij overlijden en de eindwaarde te omvatten.
4.26.
Deze informatie is gegeven en daarbij is ten aanzien van de eindwaarde noodzakelijkerwijs (zie hierboven onder 2.4) van een prognose uitgegaan. Gesteld noch gebleken is dat AEGON daarbij, zoals zij deed, in redelijkheid niet uit kon en mocht gaan van de gemiddelde rendementen op beleggingen in de periode 1960-1990. Dat over een andere periode – [eisers] voert gegevens over de periode 1900-1960 op – dit rendement anders lag, mag zo zijn, maar daarmee is niet gesteld dat AEGON in redelijkheid niet de genoemde periode, of de ook genoemde periode van tien jaar voorafgaand aan de prognosedatum, mocht gebruiken. Dit zou slechts anders kunnen zijn als op de prognosedatum rekening gehouden moest worden met een significante afwijking ten aanzien van de gebruikte periode en dat daarvan sprake was is gesteld noch gebleken.
4.27.
De eindwaarden zijn in het bijzonder gebruikt door [naam 2] bij het berekenen van de noodzakelijke verzekeringsdekking in verband met de hypothecaire lening(en) zoals onder 2.11 hierboven beschreven. Hij diende daarbij uit te gaan van de – noodzakelijkerwijs geprognostiseerde – eindwaarden ten aanzien van het beleggingsaspect omdat elke andere wijze van berekenen irreëel zou zijn geweest.
4.28.
[eisers] voert aan dat [naam 1] en [naam 2] bij het het verschaffen van voorlichting over het gewenste product op de hoogte waren, althans behoorden te zijn van de kosten – waarmee kennelijk bedoeld is: de kostenopbouw – in vergelijking tot de premie en de uitkering en daarover [eisers] hadden moeten voorlichten. Daargelaten dat het de vraag is of deze beide personeelsadviseurs, die met hen verschafte informatie andere personeelsleden moesten voorlichten, op de hoogte behoorden te zijn van de kostenopbouw, is de rechtbank van oordeel dat de kostenopbouw, die onmiddellijk samenhangt met de winstopbouw per product, niet zonder meer aan de klant/het personeelslid uiteengezet behoefden te worden. Dat wel de premie, maar niet de bestemming van de premie en de kostenopbouw behoorden tot de wezenlijke kenmerken van de hem aangeboden verzekeringsproducten waarover de consument informatie behoorde te ontvangen, heeft de rechtbank al overwogen.
4.29.
Voor zover AEGON al als adviseur is opgetreden, is blijkens het voorafgaande niet komen vast te staan dat zij tegenover [eisers] tekortgeschoten is.
4.30.
[eisers] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van AEGON worden begroot op:
- griffierecht € 1.929,00
- salaris advocaat € 1.788,00 (2 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 3.717,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] en [eiseres] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt, ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van AEGON tot op heden begroot op € 3.717,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de achtste dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2016.