Einde inhoudsopgave
Het deskundigenadvies in de civiele procedure (R&P nr. 165) 2008/4.3.7.3
4.3.7.3 Inhoud en reikwijdte van het deskundigenonderzoek volgens de opdracht
G. de Groot, datum 20-10-2008
- Datum
20-10-2008
- Auteur
G. de Groot
- JCDI
JCDI:ADS448698:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Fasching 1990, nr. 906. Afschaffing § 277 ZPO: BGB1I 2002/76.
Rüffler 1995, p. 157, met verdere verwijzingen, en p. 158.
Deixler-Hübner & Klicka 2007, nr. 133; Rüffler 1995, p. 160.
Rüffler 1995, p. 159.
Rüffler 1995, p. 160.
Irmgard Reiterer, `Österreich', in: Nicklisch 1984, p. 134. Zie ook Deixler-Hübner & Klicka 2007, nr. 136; Fasching 1990, nr. 1009; Fasching, Kommentar ZPO 2004, (Rechberger), Vor §§ 351 ff, nr. 3.
Deixler-Hübner & Klicka 2007, nr. 149; Fasching 1990, nr. 1003; Fasching, Kommentar ZPO 2004, (Rechberger), Vor §§ 351 ff, nr. 2; Feil & Kroisenbrunner 2003, nr. 1033-1034; Jelinek 1990, p. 49; Peter G. Mayr, ‘Das Beweisrecht in Österreich', in: The Law of Evidence in the European Union 2004, p. 57; Rechberger & Simotta 2003, nr. 634; Rechberger 2006, § 359 nr. 1.
Het Oostenrijkse civiele procesrecht kende tot 2003 een algemeen voorschrift dat de rechter in een bewijsopdracht (Beweisbeschluss) de feiten die in geschil zijn en waarop de bewijslevering betrekking heeft, nauwkeurig moest omschrijven (§ 277 lid 1 ZPO).1 Hieruit werd afgeleid dat de rechter de opdracht aan de deskundige nauwkeurig moet formuleren. De Oostenrijkse wettelijke regeling van deskundigenbewijs bevat geen aanwijzingen voor de inrichting van de opdracht. De rechter mag desgewenst volstaan met een algemene vraag om advies over de omschreven feiten en is niet gehouden concrete vragen aan de deskundige voor te leggen.2 Partijen mogen zich uitlaten over de formulering van de opdracht.3 De rechter kan de deskundige betrekken bij de totstandkoming van de vraagstelling, hetgeen volgens Rffier in complexe zaken wenselijk is.4 De deskundige die de grenzen van de opdracht op eigen initiatief overschrijdt, loopt het risico dat hij in zoverre geen betaling voor zijn werkzaamheden ontvangt (§ 25 lid 1 GebAG). Deskundigen die twijfelen over inhoud en reikwijdte van de opdracht kunnen hierin aanleiding zien om nadere instructies van de rechter te verlangen. De deskundige is daartoe volgens Rüffler verplicht nadat hij de eed heeft afgelegd om zijn taak naar beste weten en geweten te vervullen.5
De deskundige vervult een functie in de waarheidsvinding.6 Aan de deskundige kan worden gevraagd feiten op zijn vakgebied op te helderen ten behoeve van de rechter, ervaringsregels te geven, conclusies te trekken uit ervaringsregels en feiten vast te stellen op grond van ervaringsregels. Wordt volstaan met de opheldering van feiten, dan betreft het een Befund. In andere gevallen verstrekt de deskundige een Gutachten.7