Einde inhoudsopgave
Vreemdelingenbesluit 2000
Artikel 3.4 [Beperkingen verblijfsvergunning]
Geldend
Geldend vanaf 17-04-2024
- Bronpublicatie:
09-04-2024, Stb. 2024, 83 (uitgifte: 16-04-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
17-04-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-04-2024, Stb. 2024, 83 (uitgifte: 16-04-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Verblijf
Vreemdelingenrecht (V)
1.
De in artikel 14, derde lid, van de Wet bedoelde beperkingen houden verband met:
- a.
verblijf als familie- of gezinslid;
- b.
verblijf als economisch niet-actieve langdurig ingezetene;
- c.
arbeid als zelfstandige;
- d.
arbeid als kennismigrant;
- e.
verblijf als houder van de Europese blauwe kaart;
- f.
seizoenarbeid;
- g.
overplaatsing binnen een onderneming;
- h.
arbeid in loondienst;
- i.
grensoverschrijdende dienstverlening;
- j.
onderzoek in de zin van richtlijn (EU) 2016/801;
- k.
lerend werken;
- l.
arbeid als niet-geprivilegieerd militair of niet-geprivilegieerd burgerpersoneel;
- m.
studie;
- n.
het zoeken naar en verrichten van arbeid al dan niet in loondienst;
- o.
uitwisseling, al dan niet in het kader van een verdrag;
- p.
medische behandeling;
- q.
tijdelijke humanitaire gronden;
- r.
het afwachten van een verzoek op grond van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap;
- s.
niet-tijdelijke humanitaire gronden.
2.
De beperkingen, bedoeld in het eerste lid, kunnen nader worden omschreven bij de verlening van de verblijfsvergunning.
3.
Een beroep op de algemene middelen kan in ieder geval gevolgen hebben voor het verblijfsrecht, indien de verblijfsvergunning is verleend onder één van de beperkingen, bedoeld in het eerste lid, met uitzondering van de onderdelen q, r en s. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over deze beperkingen. Indien een beroep op de algemene middelen gevolgen kan hebben voor het verblijfsrecht, stelt Onze Minister de vreemdeling daarvan vooraf schriftelijk in kennis.
4.
De verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd kan onder een andere beperking dan genoemd in het eerste lid worden verleend aan bij ministeriële regeling aangewezen categorieën vreemdelingen. Aanwijzing vindt slechts plaats voor zover internationale verplichtingen daartoe nopen dan wel met de aanwezigheid van de desbetreffende vreemdelingen een wezenlijk Nederlands belang is gediend. In de ministeriële regeling kunnen hierover nadere regels worden gesteld.