HR, 17-09-2019, nr. 18/01218
ECLI:NL:HR:2019:1348
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17-09-2019
- Zaaknummer
18/01218
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2019:1348, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 17‑09‑2019; (Cassatie)
- Vindplaatsen
Uitspraak 17‑09‑2019
Inhoudsindicatie
Profijtontneming, w.v.v. uit hennepkwekerij. Cassatieberoep n-o, art. 437.2 Sv. Het middel behelst een klacht die is gericht tegen ’s Hofs beslissing in de met deze zaak samenhangende strafzaak (18/01222) en kan daarom niet als middel van cassatie worden aangemerkt.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 18/01218
Datum 17 september 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 6 maart 2018, nummer 21/000968-17, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste
van
[de betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
hierna: de betrokkene.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft V.P.J. Tuma, advocaat te Amersfoort, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1
Het middel behelst een klacht die is gericht tegen ‘s Hofs beslissing in de met deze zaak samenhangende strafzaak die bij de Hoge Raad in behandeling is onder nummer 18/01222. Als een middel van cassatie als in de wet bedoeld, kan slechts gelden een duidelijke en stellige klacht over de schending van een bepaalde rechtsregel en/of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gewezen. Het middel voldoet niet aan dit vereiste, zodat het onbesproken moet blijven.
2.2
Nu de betrokkene niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, in verbinding met art. 511h Sv, zodat de betrokkene in het beroep niet kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de betrokkene niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 september 2019.