Rb. 's-Hertogenbosch, 21-04-2006, nr. 01/839087-05
ECLI:NL:RBSHE:2006:AW2803
- Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Datum
21-04-2006
- Zaaknummer
01/839087-05
- LJN
AW2803
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSHE:2006:AW2803, Uitspraak, Rechtbank 's-Hertogenbosch, 21‑04‑2006; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Wetingang
art. 294 Wetboek van Strafrecht
- Vindplaatsen
GJ 2006/61
Uitspraak 21‑04‑2006
Inhoudsindicatie
Vrijspraak terzake moord en levensbeeindiging op verzoek. Een gevangenisstraf van 15 maanden waarvan 5 voorwaardelijk terzake hulp bij zelfdoding.
Partij(en)
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/839087-05
Uitspraakdatum: 21 april 2006
VERKORT VONNIS
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres]
Dit vonnis is op tegenspraak
gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 september 2005, 27 januari 2006 en 7 april 2006.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht
.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 19 augustus 2005.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
- 1.
hij op of omstreeks 14 mei 2005 te Helmond tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte en/of zijn
mededaer(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] (onder meer middels een injectiespuit) (een hoeveelhe(i)d(en) heroine
en/of methadon en/of een of meer (andere) stoffen toegediend en/of (daarbij)
een luchtdichte zak over het hoofd van die [slachtoffer] getrokken en/of
geplaatst, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
(artikel 289 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 mei 2005 te Helmond, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk het leven van [slachtoffer]
op diens uitdrukkelijk en ernstig verlangen heeft beeindigd, door die [slachtoffer] (onder meer middels een injectiespuit) (een) hoeveelhe(i)d(en)
heroine en/of methadon en/of een of meer (andere) stoffen toe te dienen en/of
(daarbij) een luchtdichte zak over het hoofd van die [slachtoffer] te trekken
en/of te plaatsen;
(artikel 293 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 21 april 2005 tot en met 14 mei 2005 te
Eindhoven en/of Helmond, in elk geval in het arrondissement 's-Hertogenbosch,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, [slachtoffer] bij
zelfdoding behulpzaam is geweest en/of die [slachtoffer] de middelen daartoe heeft
verschaft, door die [slachtoffer] een hoeveelheid heroine en/of methadon en/of
- (een)
injectiespuit(en) te verschaffen en/of die [slachtoffer] (onder meer middels
een injectiespuit) een of meer hoeveelhe(id(en) heroine en/of methadon en/of
een of meer (andere) stof(fen) toe te dienen en/of (daarbij) een luchtdichte
zak over het hoofd van die [slachtoffer] te plaatsen, waarna de zelfdoding van
[slachtoffer] is gevolgd;
(artikel 294 Wetboek van Strafrecht)
De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 7 april 2006 gewijzigd. Van deze vordering is een kopie aan dit vonnis gehecht.
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
De bewijsbeslissing.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. In het bijzonder acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte heroïne of methadon aan [slachtoffer] heeft toegediend dan wel dat verdachte een zak over het hoofd van [slachtoffer] heeft geplaatst.
Bewijsoverweging:
De raadsvrouwe heeft onder meer aangevoerd dat verdachte bij de dood van het slachtoffer geen actieve en dragende rol heeft vervuld als gevolg waarvan er algehele vrijspraak dient te volgen.
De rechtbank verwerpt dit verweer aangaande het meer subsidiair tenlastegelegde en overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
- -
Verdachte heeft [slachtoffer] viereneenhalf jaar voor diens zelfdoding leren kennen. [slachtoffer] leed sinds jaren aan een dwangneurose en was onder behandeling van een psychiater.
- -
Kort na hun kennismaking heeft [slachtoffer] aan verdachte verteld dat hij een doodswens had, welke mededeling [slachtoffer] in de loop der jaren meerdere keren heeft herhaald. Ook aan derden heeft [slachtoffer] meermalen verteld dat hij het leven niet aankon en dat hij dood wilde.
- -
Eind 2004 is de psychische gesteldheid van [slachtoffer] in sterke mate verder achteruitgegaan. [slachtoffer] heeft bij een stichting advies ingewonnen over methoden van zelfdoding en heeft verdachte gevraagd hem bij te staan bij het realiseren van diens zelfdoding.
- -
Op 21 april 2005 heeft [slachtoffer] gepoogd zichzelf te doden door een grote hoeveelheid medicijnen in te nemen. Verdachte was daarvan vooraf door [slachtoffer] op de hoogte gesteld, was aanwezig toen [slachtoffer] de medicijnen innam en is in de uren die daarop volgden bij [slachtoffer] gebleven. Door interventie van een behandelaar van de Geestelijke Gezondheidszorg is [slachtoffer] naar het ziekenhuis gebracht. Aldaar is de poging tot zelfdoding verijdeld.
- -
In de weken daarna heeft verdachte tezamen met [slachtoffer] informatie ingewonnen over zelfdoding door middel van opiaten. Vervolgens heeft verdachte op straat een druggebruiker aangesproken. Verdachte heeft van deze druggebruiker methadon gekocht en heeft voorts via deze druggebruiker tien bolletjes heroïne gekocht. Elk bolletje bevatte ongeveer een halve gram heroïne. Verdachte heeft de methadon en de heroïne, alsmede een of meerdere injectiespuiten, aan [slachtoffer] gegeven.
- -
In aanwezigheid van verdachte heeft [slachtoffer] op 13 mei 2005 medicijnen, methadon en jenever ingenomen. Daarna heeft verdachte de woning van [slachtoffer] verlaten. Het was voor verdachte kenbaar dat [slachtoffer] de bedoeling had om daarna een dodelijke dosis heroïne te injecteren. In de ochtend van 14 mei 2005 heeft verdachte [slachtoffer] dood in diens woning aangetroffen.
- -
[slachtoffer] is overleden aan een vergiftiging met onder andere heroïne en methadon.
Uit voornoemde feiten en omstandigheden blijkt dat verdachte het latere slachtoffer [slachtoffer] opzettelijk de middelen heeft verschaft die tot de dood van [slachtoffer] hebben geleid. Verdachte heeft immers doelbewust de methadon, de heroïne en de injectiespuit verschaft, terwijl hij wist dat [slachtoffer] met die middelen zichzelf het leven wilde benemen.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het feit heeft begaan zoals is weergegeven op het in dit vonnis opgenomen afgestreepte afschrift van de dagvaarding.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
Vrijspraak ten aanzien van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde, een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
De op te leggen straf.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
- a.
de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
- b.
de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank enerzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte:
- -
verdachte heeft tijdens zijn verhoren niet direct openheid van zaken gegeven en derhalve niet transparant gehandeld hetgeen niet te rijmen is met zijn stellige verklaring dat hij naar eer en geweten heeft gehandeld;
- -
verdachte heeft een voor hem tot dan toe onbekende derde in zijn plannen betrokken en deze daarmee op de grens van strafbaar handelen gebracht.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank anderzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheid die tot matiging van de straf heeft geleid:
- -
verdachte heeft - buiten de handelingen die tot de zelfdoding van het slachtoffer hebben geleid -veel betrokkenheid bij
- -
het slachtoffer getoond en heeft getracht hem tot steun te zijn in de
dagelijkse problemen die zijn ziekte met zich meebracht.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank overweegt daartoe nog het volgende.
Verdachte heeft [slachtoffer] actief geholpen bij het verwezenlijken van diens wens tot levensbeëindiging. Verdachte heeft - in de wetenschap dat de behandelend arts van [slachtoffer] niet de door [slachtoffer] gevraagde hulp bij levensbeëindiging wilde bieden - bewust de voor dit moeilijke onderwerp bestaande regels en procedures genegeerd. Hij heeft zich door zijn handelen een oordeel over de kwaliteit van een menselijk leven aangemeten dat niet aan hem is. Ook waar het gaat om mensen met een psychische lijdensdruk is steeds de hoogste mate van zorgvuldigheid geboden en is hulp bij het beëindigen van een menselijk leven voorbehouden aan artsen in bepaalde, door de rechtspraak strak omlijnde, ondraaglijke en uitzichtloze gevallen. De bestraffing van verdachte bestaat uit een aanzienlijke vrijheidsstraf om de volstrekte onaanvaardbaarheid van het gedrag van verdachte tot uitdrukking te brengen. Daarnaast heeft de rechtbank voor deze strafsoort en strafduur gekozen om anderen van een soortgelijk feit te weerhouden.
Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dat deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich gedurende een hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
t.a.v. meer subsidiair:
Opzettelijk een ander de middelen tot zelfdoding verschaffen, terwijl de zelfdoding volgt.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING:
t.a.v. primair en subsidiair:
vrijspraak, achtende de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
t.a.v. meer subsidiair:
een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het
Wetboek van Strafrecht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.C.P.M. Valckx, voorzitter,
mr. E.C.M. de Klerk en mr. drs. W.A.F. Damen, leden,
in tegenwoordigheid van G.A.M. de Laat, griffier
en is uitgesproken op 21 april 2006.
Parketnummer: 01/839087-05 pag. 6
[verdachte]