Einde inhoudsopgave
Internationaal Verdrag betreffende de instelling van een Internationaal Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, 1992
Artikel 14
Geldend
Geldend vanaf 16-10-1978
- Bronpublicatie:
18-12-1971, Trb. 1973, 101 (uitgifte: 27-07-1973, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
16-10-1978
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-08-1982, Trb. 1982, 134 (uitgifte: 01-01-1982, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Bijzondere onderwerpen
Omgevingsrecht / Milieu
1.
Elke Verdragsluitende Staat kan op het tijdstip van nederlegging van zijn akte van bekrachtiging of toetreding of op elk tijdstip daarna verklaren, dat hij verplichtingen op zich neemt die op grond van dit Verdrag rusten op personen, die ingevolge het eerste lid van artikel 10 gehouden zijn aan het Fonds bij te dragen voor olie die op het grondgebied van deze Staat ontvangen is. Deze verklaring wordt schriftelijk gedaan en vermeldt welke verplichtingen worden overgenomen.
2.
Indien een verklaring als bedoeld in het eerste lid is afgelegd alvorens dit Verdrag ingevolge artikel 40 in werking treedt, dient zij te worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Organisatie; deze doet daarvan na de inwerkingtreding van het Verdrag mededeling aan de Directeur.
3.
Een verklaring als bedoeld in het eerste lid die wordt afgelegd na de inwerkingtreding van dit Verdrag, dient te worden nedergelegd bij de Directeur.
4.
Elke Staat die een verklaring heeft afgelegd overeenkomstig dit artikel, kan deze intrekken door daarvan schriftelijk kennis te geven aan de Directeur. Een zodanige kennisgeving wordt drie maanden na haar ontvangst door de Directeur van kracht.
5.
Elke Staat die door een verklaring als bedoeld in dit artikel is gebonden, dient, wanneer tegen hem voor de bevoegde rechter ten aanzien van enige verplichting als in de verklaring omschreven een geding wordt aangespannen, afstand te doen van elk mogelijk beroep op immuniteit.