Einde inhoudsopgave
Regeling op het specifiek cultuurbeleid
Artikel 3.36 Festivals
Geldend
Geldend vanaf 29-11-2023
- Redactionele toelichting
Hoofdstuk 3, zoals dat luidde op 28-11-2023, blijft van toepassing op de subsidies verstrekt op grond van artikel 4a van de Wet op het specifiek cultuurbeleid voor de jaren 2021 tot en met 2024.
- Bronpublicatie:
20-11-2023, Stcrt. 2023, 32605 (uitgifte: 28-11-2023, regelingnummer: WJZ/42300229)
- Inwerkingtreding
29-11-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-11-2023, Stcrt. 2023, 32605 (uitgifte: 28-11-2023, regelingnummer: WJZ/42300229)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
1.
De minister kan subsidie verstrekken aan ten hoogste één instelling met als kernactiviteit de presentatie van actueel of vernieuwend aanbod in een internationale context op het terrein van arthousefilms en aan ten hoogste één instelling met als kernactiviteit de presentatie van actueel of vernieuwend aanbod in een internationale context op het terrein van documentaires, indien:
- a.
de instelling een beleid voert dat talentontwikkeling alsmede vernieuwing van en voor de filmsector bevordert;
- b.
de activiteiten van de instelling:
- 1°
een breed en divers publiek bereiken;
- 2°
er mede op gericht zijn een platform te bieden voor internationale uitwisseling tussen vakgenoten;
- 3°
jaarlijks of tweejaarlijks gedurende een in de tijd beperkte periode plaatsvinden; en
- 4°
een aantoonbare impuls leveren aan het aanbod en de regionale spreiding van films in het commerciële en niet-commerciële bioscoopcircuit.
2.
De minister kan subsidie verstrekken aan ten hoogste één instelling met als kernactiviteit de presentatie van actueel of vernieuwend aanbod op het terrein van de Nederlandse film, indien:
- a.
de instelling een beleid voert dat talentontwikkeling alsmede vernieuwing van en voor de filmsector bevordert;
- b.
de activiteiten van de instelling:
- 1°
een breed en divers publiek bereiken;
- 2°
er mede op gericht zijn een platform te bieden voor uitwisseling tussen vakgenoten; en
- 3°
jaarlijks of tweejaarlijks gedurende een in de tijd beperkte periode plaatsvinden.
3.
De minister kan subsidie verstrekken aan ten hoogste één instelling met als kernactiviteit de presentatie van actueel of vernieuwend aanbod op het terrein van de jeugdfilm, indien de activiteiten van de instelling voldoen aan de subonderdelen 1° tot en met 4° van onderdeel b van het eerste lid.