NJ 1952/240
Betekenis van „waarbij een ander zijns ondanks tegenwoordig is" in art. 239 2° Sr.
HR 25-03-1952, ECLI:NL:HR:1952:322, m.nt. Prof. Mr. B.V.A. Röling
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
25 maart 1952
- Magistraten
Mrs Fick, Vrij, van Berckel, Westerouen van Meeteren, Haga
- Zaaknummer
[25031952/NJ_1952-240]
- Conclusie
Jhr. Mr. Dr. Van Asch van Wijck
- Noot
Prof. Mr. B.V.A. Röling
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS109548:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1952:322, Uitspraak, Hoge Raad, 25‑03‑1952
- Wetingang
(Sr art. 239 onder 2.)
Essentie
Betekenis van „waarbij een ander zijns ondanks tegenwoordig is" in art. 239 2° Sr.
Samenvatting
Een het sexuële leven betreffende gedraging, welker waarneming geschikt is anderer schaamtegevoel te kwetsen, kan bestaan in een tegen de persoon van een ander gerichte ontuchtige handeling, die dezen aldus buiten zijn wil noopt tot een dergelijk zijn schaamtegevoel kwetsend waarnemen, zo al niet door zien dan toch door voelen.
Die schennis van de eerbaarheid is er in dat geval een „waarbij een ander zijns ondanks tegenwoordig is" als genoemd in art. 239 Sr., hetgeen de met die bepaling beoogde bescherming, van het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.