ABRvS, 20-12-2019, nr. 201907408/1/V3
ECLI:NL:RVS:2019:4375
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
20-12-2019
- Zaaknummer
201907408/1/V3
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2019:4375, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 20‑12‑2019; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
JV 2020/38
Uitspraak 20‑12‑2019
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 15 september 2019 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld.
201907408/1/V3.
Datum uitspraak: 20 december 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 30 september 2019 in zaak nr. NL19.21755 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 15 september 2019 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij uitspraak van 30 september 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Wiersma, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
Op verzoek van de Afdeling heeft de rechtbank schriftelijke inlichtingen gegeven. De vreemdeling en de staatssecretaris hebben daarop gereageerd.
Overwegingen
Inleiding
1. In de uitspraak van 30 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1400, heeft de Afdeling overwogen dat de werkwijze die de zittingsplaatsen van de rechtbank Den Haag hebben gehanteerd bij het digitaal ondertekenen van uitspraken in sommige gevallen niet voldeed aan de wettelijke eisen. Naar aanleiding van de bovengenoemde uitspraak van de Afdeling heeft de rechtbank haar werkwijze aangepast. In het begin werden uitspraken weer met natte handtekeningen ondertekend maar sinds eind september 2019 ondertekenen de zittingsplaatsen van de rechtbank Den Haag uitspraken weer digitaal.
In deze uitspraak toetst de Afdeling deze aangepaste werkwijze bij het digitaal ondertekenen van uitspraken. Deze uitspraak heeft ook betekenis voor de andere zittingsplaatsen van de rechtbank Den Haag die hun uitspraken met de aangepaste werkwijze digitaal ondertekenen.
De eerste grief
2. De vreemdeling klaagt in grief 1 dat de ondertekening van de uitspraak van de rechtbank niet voldoet aan de eisen van de artikelen 3 en 5 van het Besluit digitalisering burgerlijk procesrecht en bestuursprocesrecht (Stb. 2016, 292; hierna: het Besluit).
Toelichting op de werkwijze en het systeem bij digitaal ondertekenen
3. Op verzoek van de Afdeling heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, een schriftelijke toelichting gegeven over de aangepaste werkwijze van de rechtbank bij het ondertekenen van uitspraken die krachtens artikel 8:36d, eerste lid, van de Awb digitaal worden ondertekend. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar de procesbeschrijving van de aangepaste werkwijze die zij heeft ontvangen van de ICT-dienstverlener voor de rechtspraak, Informatievoorzieningsorganisatie Rechtspraak (IVO Rechtspraak). Daaruit volgt dat de zittingsplaatsen van de rechtbank Den Haag uitspraken met ingang van 27 september 2019 weer digitaal ondertekenen. Waar in het verleden op verschillende werkplekken gebruik werd gemaakt van verschillende authenticatiemethodes, wordt nu op alle werkplekken gebruik gemaakt van dezelfde authenticatiemethode. Die methode is als volgt. Ondertekenaars loggen in op het systeem van de rechtspraak met een gebruikersnaam en wachtwoord. Op het moment dat zij een uitspraak of proces-verbaal willen ondertekenen moet er een code worden ingevuld die door een applicatie op hun op het systeem van de rechtspraak geregistreerde mobiele telefoon of tablet wordt gegenereerd. Verder volgt uit de schriftelijke toelichting van de rechtbank dat uitspraken gevalideerd kunnen worden door contact op te nemen met de griffie en om een gewaarmerkt afschrift van de uitspraak te vragen.
Tweefactorauthenticatie en de overige eisen van artikel 3 van het Besluit
4. Uit de gegeven toelichting en het overgelegde stuk van IVO Rechtspraak volgt dat ondertekenaars zich voor het verkrijgen van toegang tot het systeem van de rechtspraak authentiseren met iets wat zij weten, namelijk hun gebruikersnaam en wachtwoord. Voor het ondertekenen van uitspraken en processen-verbaal authentiseren zij zich vervolgens nog met iets wat zij hebben, namelijk de code die door een applicatie op hun op het systeem van de rechtspraak geregistreerde mobiele telefoon of tablet wordt gegenereerd. Aan het vereiste van tweefactorauthenticatie wordt daarmee voldaan (artikel 3, aanhef en onder b, van het Besluit).
4.1. Wat betreft de overige eisen van artikel 3 van het Besluit is de werkwijze van de rechtbank niet gewijzigd sinds de uitspraak van de Afdeling van 30 april 2019. Uit de overwegingen van die uitspraak volgt dat de werkwijze van de rechtbank aan die eisen voldoet.
De overige eisen van artikel 5 van het Besluit
5. De overige eisen van artikel 5 van het Besluit zien op de validering van digitaal ondertekende uitspraken. De identiteit van de ondertekenaars, het moment van ondertekening en elke wijziging na ondertekening van de uitspraak moeten op een later moment kunnen worden achterhaald. In de uitspraak van 30 april 2019 heeft de Afdeling overwogen dat het systeem van de rechtspraak in zoverre voldoet. De gegevens van de ondertekenaars en het moment van ondertekening staan opgeslagen in een register en kunnen aan de hand van de unieke documentcode in de uitspraak worden achterhaald. Elke wijziging na ondertekening van de uitspraak kan worden achterhaald door hashcodes te vergelijken.
5.1. Naar aanleiding van de schriftelijke toelichting van de rechtbank heeft de vreemdeling contact opgenomen met de griffie van de rechtbank om de uitspraak te valideren. In reactie op dit verzoek heeft de griffie van de rechtbank een afschrift van de uitspraak afgegeven, met daarop een grossestempel van de rechtbank Oost-Brabant waarin de naam van de advocaat van de vreemdeling is ingevuld. De Afdeling gaat ervan uit dat voorafgaand aan de afgifte van het afschrift een systeemcontrole heeft plaatsgevonden als beschreven in de uitspraak van de Afdeling van 30 april 2019. De regelgeving vereist niet dat de rechtbank bij het afhandelen van valideringsverzoeken een papieren afschrift van de uitspraak in de vorm van een grosse verstrekt (artikel 430, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Het volstaat dat uit de stempel blijkt dat het afschrift is afgegeven door de griffier van de rechtbank. Het aan de vreemdeling afgegeven gewaarmerkte afschrift voldoet aan de daaraan te stellen eisen. De Afdeling ziet ook verder geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van dit afschrift. De werkwijze van de rechtbank voldoet ook aan de overige eisen van artikel 5 van het Besluit. Uit oogpunt van verdere betrouwbaarheid verdient het sterk de voorkeur dat de griffier een paraaf of handtekening en dagtekening plaatst op het gewaarmerkte afschrift van de uitspraak.
De grief faalt.
6. Gelet op al het voorgaande voldoet de werkwijze die door de verschillende zittingsplaatsen van de rechtbank Den Haag wordt gehanteerd bij het digitaal ondertekenen van uitspraken aan de eisen van het Besluit.
Overige grieven
7. Wat de vreemdeling verder heeft aangevoerd, leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
Conclusie
8. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. A. Kuijer, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier.
w.g. Verheij w.g. Van Meurs-Heuvel
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 december 2019
47-873.