Rb. Noord-Holland, 23-12-2014, nr. AWB - 14 , 4936
ECLI:NL:RBNHO:2014:12268
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
23-12-2014
- Zaaknummer
AWB - 14 _ 4936
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2014:12268, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 23‑12‑2014; (Voorlopige voorziening)
- Wetingang
Algemene wet bestuursrecht
Uitspraak 23‑12‑2014
Inhoudsindicatie
Voorlopige voorziening. College heeft in niet openbare besluitenlijst geheimhouding opgelegd op dossier en besloten dit dossier aan twee raadsleden te verstrekken onder oplegging van geheimhouding. Openbaarmaking van besluiten is feitelijke handeling, voorzieningenrechter is in zoverre niet bevoegd. Verzoekers zijn niet belanghebbend bij aan college opgelegde geheimhouding. Verzoek van raadslid tav aan hem opgelegde geheimhouding niet toewijsbaar, gelet op onomkeerbare gevolgen. Niet gebleken van zwaarwegend spoedeisend belang.
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 14/4936
uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 december 2014 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[verzoeker 1], te [woonplaats 1]
[verzoeker 2] , te [woonplaats 1]
[verzoeker 3] , te [woonplaats 2],
hierna te noemen: verzoekers
en
het college van burgemeester en wethouders van Bloemendaal, verweerder
(gemachtigde: mr. W.J.E. van der Werf).
Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen:
[belanghebbende 1] , te [woonplaats 1],
[belanghebbende 2] , te [woonplaats 1]
Procesverloop
Bij besluit van 4 november 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder op grond van artikel 55, eerste lid, van de Gemeentewet (Gemw) geheimhouding opgelegd ten aanzien van stukken in het dossier ‘intern dossier wethouder inzake [benaming]’ en besloten dit dossier aan de raadsleden [verzoeker 1] en [naam] te verstrekken onder oplegging van geheimhouding op grond van artikel 25, tweede lid, Gemw.
Verzoekers en derde-partijen hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 december 2014. Verzoekers zijn verschenen. Namens verweerder is verschenen M. de Rooij, wethouder, bijgestaan door de gemachtigde mr. W.J.E. van der Werf. Derde-partijen zijn verschenen.
Overwegingen
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten, zoals die inzonderheid tijdens de mondelinge behandeling van het verzoek ter tafel zijn gekomen.
De stukken waarop geheimhouding is toegepast, vormen tezamen het dossier dat de wethouder voor haar zelf heeft samengesteld als werkdossier na haar aantreden in mei 2014. Dit werkdossier behelst een door de wethouder zelf aan papier toevertrouwde samenvatting van de, in mails van recente data neergelegde, ervaringen van een aantal ambtenaren van de gemeente Bloemendaal. Deze ambtenaren hebben gemeen dat zij, ieder op eigen wijze, betrokken zijn (geweest) bij de ambtelijke behandeling van aanvragen, in het bijzonder om omgevingsvergunningen, ingediend door de eigenaren van het perceel [perceel].
Bij de wetenschap dat de wethouder deze ambtenaren heeft toegezegd dat deze ervaringen niet aan de grote klok zouden worden gehangen, hebben deze ambtenaren vrij uit hun harten gelucht. De voorzieningenrechter heeft kennis genomen van de in eerder bedoelde mails vervatte, uitingen en ervaringen en kan tot geen andere conclusie komen dan dat de desbetreffende ambtenaren in ieder geval in subjectieve zin het optreden van bedoelde eigenaren als intimiderend en bedreigend hebben ervaren.
Uit het vorenstaande kan in de eerste plaats de conclusie worden getrokken dat er geen sprake is van stukken die van meet af aan openbaar waren en waarop eerst in een later stadium geheimhouding is gelegd. Hieraan doet niet af dat de wethouder ermee heeft ingestemd dat een aantal raadsleden, onder wie verzoeker [verzoeker 1], in de gelegenheid is gesteld inzage te hebben in dit werkdossier. Uit het enkele feit dat het college daarna toepassing heeft gegeven aan de geheimhoudingsbepalingen in de Gemeentewet kan reeds worden afgeleid dat in het geheel niet de intentie heeft bestaan om het dossier aan de openbaarheid prijs te geven.
Daarnaar gevraagd heeft de wethouder ter zitting verklaard dat ze "zich rot was geschrokken" van de geluiden van de ambtenaren. Daarop heeft de wethouder besloten, zulks na ruggespraak met het voltallige college, de publiciteit te zoeken. Ter zitting heeft [verzoeker 1] verklaard dat zijn verzoek om opheffing van de geheimhouding en zijn verzoek om een voorlopige voorziening achterwege zouden zijn gebleven indien de wethouder niet de publiciteit zou hebben gezocht.
3. Ingevolge artikel 55, eerste lid, van de Gemeentewet kan het college op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob), omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan het college worden overgelegd, geheimhouding opleggen.
Ingevolge artikel 60, derde lid, van de Gemeentewet maakt het college de besluitenlijst van zijn vergaderingen op de in de gemeente gebruikelijke wijze openbaar. Het college laat de openbaarmaking achterwege voor zover het aangelegenheden betreft ten aanzien waarvan op grond van artikel 55 geheimhouding is opgelegd of ten aanzien waarvan openbaarmaking in strijd is met het openbaar belang.
Ingevolge artikel 25, tweede lid, van de Gemeentewet kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wob, de geheimhouding eveneens worden opgelegd door het college, de burgemeester en een commissie, ieder ten aanzien van de stukken die zij aan de raad of aan leden van de raad overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt.
4. Verzoekers voeren (samengevat) aan dat verweerder ten onrechte openbaarmaking van het besluit van 4 november 2014 achterwege heeft gelaten. Daarnaast heeft verweerder ten onrechte geheimhouding opgelegd. De stukken ten aanzien waarvan verweerder geheimhouding heeft opgelegd zijn afkomstig van derden en zijn al (gedeeltelijk) openbaar gemaakt, aangezien de wethouder ernaar heeft verwezen in een interview in het Haarlems Dagblad, de pers stukken heeft ingezien en ook enkele raadsleden stukken hebben ingezien. Een deugdelijke belangenafweging ontbreekt. Verzoekers hechten aan openbaarmaking van de stukken, omdat zij als raadsleden in een openbare raadsvergadering met verweerder over de kwestie en de inhoud van de stukken van gedachten willen kunnen wisselen.
5. Verweerder stelt zich (samengevat) op het standpunt dat [verzoeker 2] en [verzoeker 3] niet-ontvankelijk zijn in hun verzoek, omdat zij niet belanghebbend zijn bij het besluit. Het verzoek van [verzoeker 1] is niet-ontvankelijk voor zover het ziet op de niet-openbare besluitenlijst en de geheimhouding op grond van artikel 55 Gemeentewet. Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) volgt dat openbaarmaking van een besluitenlijst geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht, maar een feitelijke handeling is. Dat brengt mee dat hiertegen geen bezwaar en beroep openstaat. Bij het besluit tot geheimhouding op grond van artikel 55 van de Gemeentewet is [verzoeker 1] niet belanghebbend, nu dat besluit zich richt tot het college van burgemeester en wethouders. [verzoeker 1] kan alleen worden ontvangen in zijn verzoek gericht tegen het besluit tot opleggen van geheimhouding op grond van artikel 25 van de Gemeentewet, maar vanwege de onomkeerbare gevolgen daarvan ligt dat verzoek voor afwijzing gereed, aldus nog steeds verweerder.
Niet-openbare besluitenlijst
6. Uit de uitspraak van de Afdeling van 19 december 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BY6661) volgt dat de manier waarop feitelijk uitvoering wordt gegeven aan de openbaarmakingsplicht ten aanzien van besluitenlijsten geen besluit oplevert in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, maar dat dit een feitelijke handeling betreft. De gronden van verzoekers wat betreft de niet-openbare besluiten zijn dan ook niet gericht tegen een besluit zoals bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waartegen bezwaar en beroep openstaat. Hoewel de uitspraak van de Afdeling betrekking heeft op besluitenlijsten van vergaderingen van de gemeenteraad en raadscommissies, maakt dat naar het oordeel van de voorzieningenrechter, gelet op de overwegingen van de Afdeling, geen verschil. Ook in deze zaak gaat het immers om de openbaarmakingsplicht van een orgaan van een gemeente.
7. Nu naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake is van een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb, maar van een feitelijke handeling staat tegen het niet openbaar maken van de notulen en de besluitenlijst van 4 november 2014 ingevolge het bepaalde in artikel 8:1, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, van de Awb, geen bezwaar en beroep open. Alleen de civiele rechter is bevoegd hierover een oordeel te geven. De bestuursrechter is niet bevoegd een oordeel te geven. De voorzieningenrechter zal zich dan ook in zoverre onbevoegd verklaren.
Geheimhouding op grond van artikel 55, eerste lid, van de Gemeentewet
8. Zoals de Afdeling heeft overwogen (ECLI:NL:RVS:2013:1183 en ECLI:NL:RVS:2013:1996) is, hoewel het besluit tot geheimhouding primair is gericht tot de leden van het college en voor hen rechtsgevolgen heeft, in zijn algemeenheid niet uit te sluiten dat er personen of rechtspersonen zijn die een zodanige betrokkenheid hebben bij stukken waarvan geheimhouding is opgelegd, dat zij door die besluiten rechtstreeks in hun belangen worden geraakt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is daarvan geen sprake. De geheimhoudingsplicht rust niet op verzoekers. Verzoekers worden niet genoemd in de stukken en de stukken hebben geen betrekking op hen. Dat verzoekers zich als raadsleden beroepen op hun democratische taak om het college van burgemeester en wethouders te controleren en dat zij de inhoud van de stukken publiekelijk willen bespreken in een openbare raadsvergadering, is onvoldoende voor het oordeel dat zij een zodanige betrokkenheid hebben bij stukken waarvan geheimhouding is opgelegd, dat zij door dat besluit rechtstreeks in hun belangen worden geraakt.
9. Uit het voorgaande volgt dat verzoekers niet belanghebbend zijn bij het besluit tot oplegging van geheimhouding op grond van artikel 55, eerste lid, van de Gemeentewet. Dat leidt ertoe dat het verzoek van verzoekers in zoverre niet-ontvankelijk is.
Geheimhouding op grond van artikel 25, tweede lid, van de Gemeentewet
10. Verweerder heeft besloten een dossier aan de raadsleden [verzoeker 1] en [naam] te verstrekken onder oplegging van geheimhouding op grond van artikel 25, tweede lid, Gemw. Nu het besluit tot [verzoeker 1] is gericht, is hij belanghebbende bij het besluit. Het besluit is niet gericht tot verzoekers [verzoeker 2] en [verzoeker 3]. Zij hebben ook geen verzoek hebben gedaan om een afschrift van het dossier te krijgen. Niet gebleken is dat [verzoeker 2] en [verzoeker 3] door het besluit tot oplegging van geheimhouding aan [verzoeker 1] en [naam] op grond van artikel 25, tweede lid, van de Gemeentewet, zodanig rechtstreeks in hun belangen worden geraakt, dat ook zij als belanghebbende bij dit besluit kunnen worden aangemerkt. Dat betekent dat het verzoek van [verzoeker 2] en [verzoeker 3] in zoverre niet-ontvankelijk is.
11. [verzoeker 1] is belanghebbend bij het besluit en hij heeft een bezwaarschrift ingediend. Dat leidt ertoe dat [verzoeker 1] in zijn verzoek kan worden ontvangen.
12. Het verzoek van [verzoeker 1] strekt ertoe om de opgelegde geheimhouding te schorsen. Toewijzing van het verzoek leidt ertoe dat er onomkeerbare gevolgen ontstaan en geheimhouding ten aanzien van deze stukken in de toekomst illusoir is geworden. Een voorlopige maatregel met een definitief en onomkeerbaar karakter verdraagt zich niet met de aard van de onderhavige voorlopige voorzieningenprocedure. Niet is gebleken van een dermate zwaarwegend spoedeisend belang dat de beslissing op bezwaar niet kan worden afgewacht. Een dergelijk zwaarwegend belang is niet gelegen in de omstandigheid dat de inhoud van de stukken ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd nu niet in een openbare raadsvergadering kunnen worden besproken. De voorzieningenrechter wijst het verzoek van [verzoeker 1] daarom af.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- -
verklaart zichzelf onbevoegd om kennis te nemen van het verzoek voor zover gericht tegen de niet-openbare notulen;
- -
verklaart het verzoek van [verzoeker 2] en [verzoeker 3] om voorlopige voorziening voor het overige niet-ontvankelijk;
- -
verklaart het verzoek van [verzoeker 1] voor zover gericht tegen het besluit tot geheimhouding op grond van artikel 55, eerste lid, van de Gemeentewet niet-ontvankelijk;
- -
wijst het verzoek van [verzoeker 1] om voorlopige voorziening van het besluit tot geheimhouding op grond van artikel 25, tweede lid, van de Gemeentewet af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Guinau, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.drs. I. Helmich, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 december 2014.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.