Regeling wachtalarminstallatie
Artikel 1
Geldend
Geldend vanaf 25-12-1997
- Redactionele toelichting
Genotificeerde versie van 25-10-1995, Stcrt. 212.
- Bronpublicatie:
19-12-1997, Stcrt. 1997, 247 (uitgifte: 01-01-1997, regelingnummer: DGG/J-97010989)
- Inwerkingtreding
25-12-1997
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-12-1997, Stcrt. 1997, 247 (uitgifte: 01-01-1997, regelingnummer: DGG/J-97010989)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
Een wachtalarminstallatie wordt in- en uitgeschakeld door middel van een sleutelbediende schakelaar.
2.
Een wachtalarminstallatie is voorzien van een tijdmeetsysteem met ten minste twee verschillende looptijden, waarvan de langste looptijd niet meer mag bedragen dan vijftien minuten. De looptijdkeuze moet sleutelbediend zijn en mag worden gecombineerd met de in het eerste lid bedoelde schakelaar.
3.
Een dimbare controlelamp geeft aan dat de wachtalarminstallatie in bedrijf is.
4.
Na de inschakeling van de wachtalarminstallatie start het tijdmeetsysteem. Dit tijdmeetsysteem kan op elk gewenst moment door middel van een terugsteldrukknop op nul worden teruggesteld, waarna de tijdmeting weer opnieuw begint.
5.
Aan het eind van de gekozen looptijd treedt in het stuurhuis een zichtbaar en hoorbaar waarschuwingssignaal in werking.
6.
Indien niet binnen zestig seconden na de inwerkingtreding van het waarschuwingssignaal, bedoeld in het vijfde lid, het tijdmeetsysteem door middel van de terugsteldrukknop op nul wordt teruggesteld, wordt een hoorbaar alarm gegeven in de verblijven van de kapitein, de stuurman alsmede andere daarvoor in aanmerking komende verblijven.
7.
De terugsteldrukknop wordt niet vanaf een normale navigatiepositie zoals de stuurstoel bediend.
8.
Een wachtalarminstallatie voldoet aan de als bijlage bij deze regeling opgenomen paragrafen 5 en 6 van de op 6 november 1991 aangenomen Resolutie A.694(17) van de Internationale Maritieme Organisatie.