HR, 07-12-2010, nr. 09/00159
ECLI:NL:HR:2010:BN8215
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
07-12-2010
- Zaaknummer
09/00159
- Conclusie
Mr. Vellinga
- LJN
BN8215
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BN8215, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑12‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BN8215
ECLI:NL:PHR:2010:BN8215, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑09‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BN8215
- Vindplaatsen
Uitspraak 07‑12‑2010
Inhoudsindicatie
Een gewoonte maken van het bezit van gegevensdragers met kinderporno ex art. 240b.2 Sv. Het Hof heeft kennelijk en niet onbegrijpelijk uit de gebezigde bm afgeleid dat verdachte gedurende de bewezenverklaarde periode van bijna 3 jr telkens afbeeldingen en films heeft gedownload, opgeslagen en bewaard in vele mappen, op 2 harde schijven en op 100-en dvd’s en dat hij aldus zijn bezit van die afbeeldingen en gegevensdragers in de loop van die periode heeft uitgebreid en aangevuld tot een verzameling die ongeveer 41.213 kinderpornografische multimediafiles bevat. Daarvan uitgaande heeft het Hof kunnen oordelen dat verdachte van het in bezit hebben van die afbeeldingen en gegevensdragers a.b.i. art. 240b Sr “een gewoonte heeft gemaakt” i.d.z.v. het tweede lid van die bepaling.
7 december 2010
Strafkamer
nr. 09/00159
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 25 november 2008, nummer 21/001889-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte, althans zonder toereikende motivering, heeft bewezenverklaard dat de verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van het misdrijf als omschreven in art. 240b Sr.
2.2. Art. 240b Sr luidde ten tijde van het bewezenverklaarde feit:
"1. Met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft degene die een afbeelding - of een gegevensdrager, bevattende een afbeelding - van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreidt, openlijk tentoonstelt, vervaardigt, invoert, doorvoert, uitvoert of in bezit heeft.
2. Met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft degene die van het plegen van een van de misdrijven, omschreven in het eerste lid, een beroep of een gewoonte maakt."
2.3.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op tijdstippen in de periode van 1 juni 2004 tot en met 3 april 2007 te Nijmegen een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van een misdrijf omschreven in artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht, immers heeft hij, verdachte, (telkens) (een) gegevensdrager(s) - te weten een externe harde schijf en een harde schijf van een computer en/of CD-Roms inhoudende ongeveer 41.213 multimediafiles - bevattende afbeeldingen (foto's en filmfragmenten) van seksuele gedragingen, waarbij personen zijn betrokken en/of schijnbaar zijn betrokken die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, in bezit gehad, bestaande die afgebeelde seksuele gedragingen in algemene zin telkens uit (een) geheel of gedeeltelijk ontkle(e)d(e) minderjarig(e) jongen(s) en/of meisje(s) dat/die
- op een dusdanige wijze poseert/poseren dat diens/hun geslachtsde(e)l(en) en/of anus(sen) nadrukkelijk in beeld wordt/worden gebracht, welke wijze van poseren kennelijk bedoeld is om seksuele prikkeling op te wekken en/of
- door een penis en/of vinger(s) in de vagina en/of anus en/of mond gepenetreerd wordt/worden;
van welke afgebeelde seksuele gedraging(en) een selectie - zakelijk weergegeven - bestaat uit (pag. 51 tot en met 63 van het dossier):
- filmfragmenten (nummers 2, 3, 4, 7 en 8) van geheel of gedeeltelijk ontklede meisjes met een geschatte leeftijd van ongeveer 3 tot 7 jaar oud, die onder andere in de mond en/of vagina door een verstijfde penis worden gepenetreerd en/of zichzelf vingeren en/of door een volwassene worden gevingerd en/of sperma over het lichaam heen krijgen en/of op een dusdanige wijze poseren dat de vagina's nadrukkelijk in beeld worden gebracht, welke wijze van poseren kennelijk bedoeld is om seksuele prikkeling op te wekken, en
- filmfragment (nummer 1) van een baby die door een verstijfde penis in haar mond wordt gepenetreerd en/of die een verstijfde penis tegen haar vagina gedrukt krijgt, en/of
- filmfragment (nummer 6) van een kind met een geschatte leeftijd van ongeveer 2 tot 3 jaar oud, die door een verstijfde penis in de mond wordt gepenetreerd, en
- filmfragmenten (nummers 5, 19 en 25) van geheel of gedeeltelijk ontklede minderjarige meisjes in de leeftijd van ongeveer 12 tot 14 jaar oud, die door een verstijfde penis worden gepenetreerd en/of een verstijfde penis betasten en/of urineren en/of op een dusdanige wijze poseren dat de vagina's nadrukkelijk in beeld worden gebracht, welke wijze van poseren kennelijk bedoeld is om seksuele prikkeling op te wekken, en
- foto's (nummers 10 t/m 16, 18, 20 en 22 t/m 24) van geheel of gedeeltelijk ontklede minderjarige meisjes in de leeftijd van 4 tot 16 jaar oud, die met de hand een verstijfde penis omklemmen en/of door een verstijfde penis in de mond worden gepenetreerd en/of op een dusdanige wijze poseren dat de vagina's nadrukkelijk in beeld worden gebracht, welke wijze van poseren kennelijk bedoeld is om seksuele prikkeling op te wekken, en
- foto (nummer 17) van een geheel of gedeeltelijk ontklede minderjarige jongen in de leeftijd van 9 tot 12 jaar die in zijn anus door een verstijfde penis wordt gepenetreerd."
2.3.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg, voor zover inhoudende:
"Het klopt dat ik in de periode van 1 juni 2004 tot en met 3 april 2007 in Nijmegen kinderpornografische afbeeldingen, zoals genoemd in de tenlastelegging in mijn bezit had."
b. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Ten tijde van de zoeking op 5 april 2007, zag ik verbalisant dat door de gehele woning papieren lagen. Het betreft een flatwoning en vanaf de voordeur en door alle vertrekken waren een paar plekjes vrij waar gelopen kon worden. Verder lag de gehele flat bezaaid met papieren. De hoogte van de op de grond liggende goederen varieerde van enkele centimeters tot stapels van 50 cm. Nadat door de rechter-commissaris was uitgelegd wat het doel van de zoeking was gaf verdachte een 4 of 5 tal cd/dvd's af met de mededeling dat daarop de kinderporno stond die hij had. De computer werd door de digitale recherche in ontvangst genomen van de verdachte [verdachte]. De verdachte overhandigde een externe hard disk en enkele honderden cd/dvd's. Bij het onderzoeken van de multimediafiles viel het mij verbalisant op dat de verdachte [verdachte] bij het indelen van het beeldmateriaal zeer geordend te werk ging. Zo bestonden de bekende kinderpornografische multimediafiles die ook in de databank van de KLPD voorkwamen en welke op de hard disk in de computer zat in totaal uit 1798 mappen met daarin 23.190 bestanden. Op de losse externe hard disk stonden 35 mappen met daarin 50 bestanden. De ruim 400.000 multimediafiles die nog onderzocht worden door de KLPD maken hier nog geen onderdeel van uit. Daarnaast zag ik dat ook de inhoud op de 249 cd's/dvd's met zorg waren opgebouwd. Bijna al deze cd's/dvd's waren verpakt per doosje. Naast de cd/dvd in die doosjes zag ik ook papiertjes met aantekeningen over de nummers en de namen van de foto's die op de cd/dvd stonden en ook aangegeven welke foto's er nog uit de serie ontbraken. Gezien de hoeveelheden en de accuratesse waarmee gewerkt werd om dit geheel in series dan wel thema's te verzamelen moet de verdachte hier geruime tijd, in ieder geval langer dan 1 jaar mee bezig zijn geweest."
c. een proces-verbaal van politie, onder meer inhoudende als relaas van de verbalisant:
"De onderzochte multimediafiles waarin kinderpornografisch materiaal is aangetroffen zijn afkomstig van de navolgende verdachte:
Naam: [achternaam verdachte]
Voornamen: [voornamen verdachte]
Geboortedatum: [geboortedatum] 1956
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Adres: [adres]
Postcode/woonplaats: [woonplaats]
Aantal
Bij de verdachte zijn voorlopig 41.213 multimediafiles aangetroffen waarop kinderpornografisch materiaal staat. In dit proces-verbaal zijn 25 van deze aangetroffen multimediafiles omschreven.
(...)
Op de 2 hard disks werden 29617 kinderpornografische multimediafiles aangetroffen en op de 249 cd's nog eens 10374 kinderpornografische multimediafiles. Daarnaast zijn er door mij verbalisant op de twee harde schijven nog eens 1221 films aangetroffen welke als kinderpornografische multimediafiles zijn geclassificeerd en dat nieuw materiaal betreft. Dit brengt het totaal reeds op 41.213 kinderpornografische multimediafiles."
2.3.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt in:
"De verdachte verklaart - zakelijk weergegeven - als volgt:
(...)
Ik had ontdekt dat via het internet kinderpornografische afbeeldingen gratis werden verspreid. Het circuit was bij de politie niet bekend. Ook waren de technieken die werden gehanteerd om de kinderporno te verspreiden onbekend bij de politie. U houdt mij voor dat ik bij de politie heb verklaard dat ik over mijn ontdekkingen wilde publiceren. U vraagt mij waarom ik dat niet heb gedaan. Door publicatie zouden anderen op de hoogte gesteld worden van de technieken om kinderporno te verspreiden. Zij zouden daar vervolgens misbruik van kunnen maken. Ik wilde bovendien aan een deskundige vragen stellen, maar ik wilde niet dat die deskundige in gewetensnood zou komen. Ik wilde die deskundige niet medeplichtig maken.
(...)
Ik wilde niet geloven dat het zo gemakkelijk was om aan kinderporno te komen. Dat er zoveel kinderporno is en dat het gratis te verkrijgen is, daar ging het om. Ik had er eerder over moeten publiceren, maar de problematiek met het UWV kwam er tussen. Het klopt dat er reeds artikelen waren geschreven over het feit dat er zoveel porno te verkrijgen is. Deze artikelen gingen echter over betaalde porno. Ik vond de methodiek interessant. De recherche heeft mij ook verteld dat hetgeen ik had ontdekt, nieuw was. Ik had zelf echter nog niet het idee dat het zo nieuw was. Ik kan mij voorstellen dat u het gek vindt dat ik zoveel kinderporno, allemaal gesystematiseerd, in mijn bezit had. Sinds 2004 is mijn situatie niet stabiel. Ik ben niet tot veel in staat. Ik heb bijgehouden welke kinderporno er werd verspreid, maar het lukte mij niet meer om te publiceren.
(...)
Ik wilde in mijn artikel niet aangeven op welke sites de kinderporno te verkrijgen is. De kinderpornografische afbeeldingen waren niet als illustratie bedoeld, maar als bewijsmateriaal. Ik wilde beschrijven wat er op de afbeeldingen is te zien. Op het moment dat ik mijn materiaal zou inleveren bij de redactie, zou ik ook de kinderpornografische afbeeldingen inleveren. Ik bedoel dat ik de afbeeldingen bij de politie zou inleveren.
(...)
Ik had nog geen uitgever gevonden voor de publicatie. Ik was daar nog mee bezig, maar ik had desnoods in de Stadkrant kunnen publiceren.
(...)
De advocaat-generaal merkt op - zakelijk weergegeven -:
U wilt duidelijk maken dat u bezig was met een journalistiek product. Als je een artikel gaat schrijven dan maak je, net als een scriptiestudent, een overzicht van wat je wilt schrijven. Bij u blijkt echter nergens uit dat u bezig was met het schrijven van een artikel.
De verdachte verklaart - zakelijk weergegeven -:
Ik heb geobserveerd, geregistreerd en gedocumenteerd. Het schrijven van een artikel is niet altijd vergelijkbaar met het schrijven van een scriptie. Soms volg je meerdere onderwerpen, zonder een plan om van A naar B te komen. (...) Het klopt wel dat ik in dit geval in de recherchefase ben blijven steken."
2.4. Het Hof heeft kennelijk en niet onbegrijpelijk uit de gebezigde bewijsmiddelen afgeleid dat de verdachte gedurende de bewezenverklaarde periode van bijna drie jaren telkens afbeeldingen en films heeft gedownload, opgeslagen en bewaard in vele mappen, op twee harde schijven en op honderden dvd's en dat hij aldus zijn bezit van die afbeeldingen en gegevensdragers in de loop van die periode heeft uitgebreid en aangevuld tot een verzameling die ongeveer 41.213 kinderpornografische multimediafiles bevat.
Daarvan uitgaande heeft het Hof kunnen oordelen dat de verdachte van in bezit hebben van die afbeeldingen en gegevensdragers als bedoeld in art. 240b Sr "een gewoonte heeft gemaakt" in de zin van het tweede lid van die bepaling.
2.5. Het middel faalt.
3. Beoordeling van het tweede middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 7 december 2010.
Conclusie 21‑09‑2010
Mr. Vellinga
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Verdachte is door het Gerechtshof te Arnhem wegens ‘een gegevensdrager, bevattende een afbeelding, van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben, terwijl hij van het plegen van het misdrijf een gewoonte heeft gemaakt’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Voorts bevat het arrest een bijkomende beslissing met betrekking tot het beslag, een en ander als in het arrest vermeld.
2.
Namens verdachte heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, twee middelen van cassatie voorgesteld.
3.
Het eerste middel klaagt dat het bewezenverklaarde ‘gewoonte maken’ niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid omdat daaruit niet blijkt van pluraliteit van handelen noch van het stukje bij beetje verzamelen van de onder de verdachte aangetroffen afbeeldingen.
4.
Het Hof heeft ten laste van verdachte bewezenverklaard dat:
‘hij op tijdstippen in de periode van 1 juni 2004 tot en met 3 april 2007 te Nijmegen een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van een misdrijf omschreven in artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht, immers heeft hij, verdachte, (telkens) (een) gegevensdrager(s) — te weten een externe harde schijf en een harde schijf van een computer en/of CD-Roms inhoudende ongeveer 41.213, multimediafiles — bevattende afbeeldingen (foto's en filmfragmenten) van seksuele gedragingen, waarbij personen zijn betrokken en/of schijnbaar zijn betrokken die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, in bezit gehad, bestaande die afgebeelde seksuele gedragingen in algemene zin telkens uit (een) geheel of gedeeltelijk ontkle(e)d(e) minderjarig(e) jongen(s) en/of meisje(s) dat/die
- —
op een dusdanige wijze poseert/poseren dat diens/hun geslachtsde(e)l(en) en/of anus(sen) nadrukkelijk in beeld wordt/worden gebracht, welke wijze van poseren kennelijk bedoeld is om seksuele prikkeling op te wekken en/of
- —
door een penis en/of vinger(s) in de vagina en/of anus en/of mond gepenetreerd wordt/worden;
van welke afgebeelde seksuele gedraging(en) een selectie — zakelijk weergegeven — bestaat uit (pag. 51 tot en met 63 van het dossier):
- —
filmfragmenten (nummers 2, 3, 4, 7 en 8) van geheel of gedeeltelijk ontklede meisjes met een geschatte leeftijd van ongeveer 3 tot 7 jaar oud, die onder andere in de mond en/of vagina door een verstijfde penis worden gepenetreerd en/of zichzelf vingeren en/of door een volwassene worden gevingerd en/of sperma over het lichaam heen krijgen en/of op een dusdanige wijze poseren dat de vagina's nadrukkelijk in beeld worden gebracht, welke wijze van poseren kennelijk bedoeld is om seksuele prikkeling op te wekken, en
- —
filmfragment (nummer 1) van een baby die door een verstijfde penis in haar mond wordt gepenetreerd en/of die een verstijfde penis tegen haar vagina gedrukt krijgt, en/of
- —
filmfragment (nummer 6) van een kind met een geschatte leeftijd van ongeveer 2 tot 3 jaar oud, die door een verstijfde penis in de mond wordt gepenetreerd, en
- —
filmfragmenten (nummers 5, 19 en 25) van geheel of gedeeltelijk ontklede minderjarige meisjes in de leeftijd van ongeveer 12 tot 14 jaar oud, die door een verstijfde penis worden gepenetreerd en/of een verstijfde penis betasten en/of urineren en/of op een dusdanige wijze poseren dat de vagina's nadrukkelijk in beeld worden gebracht, welke wijze van poseren kennelijk bedoeld is om seksuele prikkeling op te wekken, en
- —
foto's (nummers 10 t/m 16, 18, 20 en 22 t/m 24) van geheel of gedeeltelijk ontklede minderjarige meisjes in de leeftijd van 4 tot 16 jaar oud, die met de hand een verstijfde penis omklemmen en/of door een verstijfde penis in de mond worden gepenetreerd en/of op een dusdanige wijze poseren dat de vagina's nadrukkelijk in beeld worden gebracht, welke wijze van poseren kennelijk bedoeld is om seksuele prikkeling op te wekken, en
- —
foto (nummer 17) van een geheel of gedeeltelijk ontklede minderjarige jongen in de leeftijd van 9 tot 12 jaar die in zijn anus door een verstijfde penis wordt gepenetreerd.’
5.
De gebezigde bewijsmiddelen houden in dat de verdachte gedurende een periode van bijna drie jaar een grote hoeveelheid pornografische afbeeldingen op de harde schijf van zijn computer en andere gegevensdragers in zijn bezit had, dat deze zorgvuldig waren gerangschikt in mappen etc. en dat dit rangschikken naar schatting een jaar in beslag moet hebben genomen.
6.
Volgens de toelichting op het middel vereist het gewoonte maken een pluraliteit van feiten. In bezit hebben is een toestand die zich op zichzelf inderdaad niet leent voor plurariteit. Toch bedreigt art. 240b lid 2 Sr het gewoonte maken van in bezit hebben van — kort gezegd — een pornografische afbeelding of een gegevensdrager met pornografische afbeelding(en) met een hogere straf. Tegen deze achtergrond zou het gewoonte maken van in bezit hebben van een afbeelding of gegevensdrager reeds kunnen bestaan in het bezit van meerdere pornografische afbeeldingen of meerdere gegevensdragers met (een) pornografische afbeelding(en). De gewoonte kan ook spreken uit de duur van het bezit of de wijze waarop men het bezit verkregen heeft. Zo kan het zijn dat de verdachte de afbeeldingen stukje bij beetje heeft verzameld en hij dus steeds weer nieuwe afbeeldingen in bezit heeft gekregen, daarmee tot uitdrukking brengend dat hij een gewoonte heeft gemaakt van het verzamelen, dus van het in bezit hebben van pornografische afbeeldingen.
7.
In de gebezigde bewijsmiddelen ligt besloten dat verdachte de bij hem aangetroffen multimediafiles in delen heeft verzameld. Bij verdachte zijn 41.213 multimediafiles aangetroffen, opgeslagen op een groot aantal verschillende media. Dat opslaan heeft niet in één keer kunnen geschieden, noch gelet op het aantal multimediafiles noch gelet op het feit dat deze zijn opgeslagen op verschillende media. In de gebezigde bewijsmiddelen ligt dus besloten dat de verdachte de multimediafiles niet in één keer maar in delen in bezit heeft gekregen. Daarmee kan het bewezenverklaarde ‘gewoonte maken’ zonder meer uit de gebezigde bewijsmiddelen worden afgeleid.
8.
Overigens kan het gewoonte maken van het bezit van kinderporno ook heel wel blijken uit de omstandigheid dat de verdachte die afbeeldingen niet alleen heeft verzameld maar deze ook heeft geordend. Door zo met zijn bezit bezig te zijn brengt de verdachte tot uitdrukking dat hij niet alleen de afbeeldingen van internet heeft opgehaald en opgeslagen maar het voortduren van dat bezit door dat ordenen heeft geaccentueerd en het zo levend heeft gehouden, zeker gelet op de omvang van de verzameling en de tijd die het ordenen in beslag moet hebben genomen.1.
9.
Het middel faalt.
10.
Het tweede middel klaagt over de ontoereikendheid van de strafmotivering. Deze zou verbazing wekken omdat het Hof anders dan de Rechtbank een vrijheidsstraf heeft opgelegd en ook nog wel van aanzienlijke duur, zonder deze in het licht van de uitspraak van de Rechtbank toereikend te motiveren.
11.
Het Hof heeft de opgelegde vrijheidsstraf als volgt gemotiveerd:
‘De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld wegens — kort gezegd — het in het bezit hebben van een grote hoeveelheid kinderpornografische afbeeldingen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd dat verdachte reeds in verzekering heeft doorgebracht.
De rechtbank Arnhem heeft de verdachte veroordeeld wegens — kort gezegd — het in het bezit hebben van een grote hoeveelheid kinderpornografische afbeeldingen tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 240 uren indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 dagen jeugddetentie, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld wegens — kort gezegd — het in het bezit hebben van een grote hoeveelheid kinderpornografische afbeeldingen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd dat verdachte reeds in verzekering heeft doorgebracht.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft gedurende een periode die zich uitstrekte van 1 juni 2004 tot en met 3 april 2007 kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit gehad. Die kinderpornografische afbeeldingen, die gedownload waren van internet, heeft verdachte in mappen op zijn computer en/of externe harde schijven geplaatst. Ook heeft hij een hoeveelheid afbeeldingen overgezet op CD-roms.
Verdachte heeft door zich met deze praktijken in te laten de distributie van dit zeer schadelijke materiaal mede in stand heeft gehouden. Verdachte is daardoor indirect betrokken bij en medeverantwoordelijk voor het seksueel misbruik van jeugdigen waarmee de vervaardiging van kinderporno gepaard gaat. Het bezit van kinderporno is ook strafwaardig omdat er ernstig inbreuk wordt gemaakt op de lichamelijke integriteit van de afgebeelde kinderen, hetgeen — naar algemeen bekend is — op latere leeftijd bij deze kinderen veelal psychische klachten veroorzaakt.
Het hof is van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidstraf op zijn plaats is, enerzijds om de ernst van de normschending te onderstrepen en anderzijds omdat verdachte zich daaraan over een lange periode heeft schuldig gemaakt. Het verweer dat het hem daarbij niet ging om enige vorm van lustbeleving, neemt niet weg dat hij afnemer was van een zeer groot aantal kinderpornografische afbeeldingen.
Bij de bepaling van de strafmaat heeft het hof verder rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze bij het onderzoek ter terechtzitting zijn gebleken en zoals deze uit de omtrent verdachte door de Reclassering Nederland, Unit Nijmegen, opgemaakt voorlichtingsrapport van 27 maart 2008, de psychologische rapportage van mw. drs. P.K. Kristensen van 31 maart 2008 en de psychiatrische rapportage van drs. J.M.J.F. Offermans, psychiater, van 2 april 2008, naar voren zijn gekomen.
Op grond van het bovenstaande is het hof van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is, waarbij het voorwaardelijk deel dient als waarschuwing voor verdachte om zich voortaan te onthouden van het plegen van strafbare feiten als de onderhavige.
Het tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot de hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen. Zij worden door het hof beschouwd als een gezamenlijkheid van voorwerpen. Zij zullen aan het verkeer worden onttrokken aangezien zij als gezamenlijkheid van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Waar de tot deze gezamenlijkheid behorende harde schijven niet zonder meer kunnen worden afgezonderd van dit geheel, wordt het verzoek om teruggave aan verdachte van die onderdelen afgewezen.’
12.
De Rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot — kort gezegd — een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met een proeftijd van 2 jaar, en een werkstraf voor de duur van 240 uur subsidiair 120 dagen hechtenis en deze straffen als volgt gemotiveerd:
‘Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- *
de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- *
de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- —
de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 8 maart 2008;
- —
een pro justitia rapportage opgemaakt door drs. P.K. Kristensen, gezondheidspsycholoog en J.M.J.F. Offermans, psychiater, respectievelijk d.d. 31 maart 2008 en 2 april 2008; en
- —
een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, gedateerd 27 maart 2008, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Anders dan het louter op de richtlijnen voor de soort zaken als deze zaak gebaseerde betoog van de officier van justitie die daardoor op een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden uitkomt, is de rechtbank van oordeel dat die strikte toepassing voorbij gaat aan de nuances die in deze zaak en ten aanzien van deze verdachte een allesbepalende rol behoren te spelen.
Immers in de rapporten van de deskundigen Kristensen en Offermans is het volgende te lezen:
‘Forensische psychologische beschouwingen
(…)
Betrokkene heeft de neiging zich in bepaalde onderwerpen vast te bijten, perfectionistisch te zijn zodat hij het punt van stoppen niet herkent. Hij wil graag misstanden aan de kaak stellen. Toch is sprake van een verminderd vermogen om de situatie naar zijn hand te zetten. Hierdoor neigt hij tot uitstellen van daadwerkelijke actie. Voor het bestaan van seksuele perversie of lustbeleving ten aanzien van kinderporno bij betrokkene zijn absoluut geen aanwijzingen gevonden. Betrokkene weet tijdens het ten laste gelegde waar hij mee bezig is. Hij vindt echter dat hij vanuit zijn identiteit als journalist en maatschappijcriticus verplicht is om misstanden openbaar te maken. Hij houdt van puzzelen, het oplossen van breinkrakers en laat zich boeien door de omvang en gemak van de verspreiding van kinderporno op het internet. Hij voelt zich betrokken bij de gevaren van de huidige maatschappij en ergens droomt hij nog van een scoop (journalistieke primeur). Zijn geestelijke en lichamelijke toestand leiden in combinatie van zijn persoonlijkheid ertoe dat het realiseren van zijn ambities op dit gebied niet lukt. (…)
Beantwoording van de vraagstelling (…)
Betrokkene is niet lijdend aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. (…)
Aangezien betrokkene zijn materiaal niet langer meer in zijn bezit heeft, er van hem een schrikwekkend effect uitgaat van de huidige tenlastelegging valt niet te verwachten dat hij zich wederom zal bezig houden met het verzamelen van kinderporno. (…)
Betrokkene is bereid tot reclasseringscontact en zegt zelf ook baat te hebben bij gesprekken.
(…)
Vanuit recidivegevaar is het echter niet noodzakelijk.’
‘Forensische psychiatrische beschouwingen
(…)
In betr.'s persoonlijkheid komen wat dwangmatige en perfectionistische aspecten voor, die echter niet van dien aard zijn, dat voldaan wordt aan de criteria voor een persoonlijkheidsstoornis. Betr.'s levensgeschiedenis biedt evenmin steun aan een dergelijke hypothese. Bovenstaande overwegingen maken dat er psychiatrisch-diagnostisch bij betr. geen sprake is van een psychiatrische stoornis i.e.z. en evenmin van een persoonlijkheidsstoornis. Meer specifiek komen in het onderzoek verder geen aanwijzingen naar voren voor een parafilie i.e. pedofilie.
Bij het ten laste gelegde lijkt betr. zich met dezelfde gedrevenheid te hebben vastgebeten in het onderzoek naar pedofiele netwerken en uitwisselingen van kinderpornografisch materiaal als eerder bij de Centrumpartij van Hans Janmaat het geval is geweest. Ofschoon hij bij het ten laste gelegde- indien bewezen- grensoverschrijdend en in strijd met de wettelijke voorschriften te werk is gegaan, kan niet geconcludeerd worden dat dit gerelateerd is aan enige vorm van psychopathologie. (…)
Door het ontbreken van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens kan er geen verband gelegd worden met het onderhavige ten laste gelegde, indien bewezen, zodat er ook geen uitspraak gedaan kan worden over een eventueel recidivegevaar op basis van de stoornis. (…)
Een specifiek gedragskundig advies ten aanzien van begeleiding en/of behandeling is niet geïndiceerd.’
De rechtbank is van oordeel dat weliswaar niet alleen uit generaal preventief oogpunt, maar ook in speciaal preventieve zin een gevangenisstraf op zijn plaats is, enerzijds om de ernst van de normschending te onderstrepen, maar anderzijds om ook voor de verdachte duidelijk te doen zijn dat hij zeer grensoverschrijdend gedurende langere tijd bezig is geweest met het verzamelen van heel heftige kinderporno, waarbij het hem er weliswaar niet om ging daar enige vorm van lustbeleving aan te ontlenen, maar hij wel afnemer was van een heel grote hoeveelheid afschuwelijke beelden.
Gelet echter op hetgeen ten aanzien van verdachte is gebleken, zowel ter terechtzitting als uit de pro justitia rapportage, zal de rechtbank nu echter (nog) volstaan met het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf en daaraan een proeftijd van twee jaar verbinden. Voorts valt niet te ontkomen aan het opleggen van een sanctie die de verdachte daadwerkelijk confronteert met zijn zeer laakbaar grensoverschrijdend gedrag en wel in de vorm van na te noemen taakstraf.’
13.
Uit het voorgaande, gelezen in onderling verband en samenhang, kan worden afgeleid dat het Hof anders dan de Rechtbank in de persoon van de verdachte geen reden heeft gezien een andere straf op te leggen dan in gevallen als de onderhavige gebruikelijk. Gelet op de summiere motivering van de Rechtbank om dat wel te doen — de aangehaalde inhoud van de omtrent de persoon van de verdachte uitgebrachte rapportage biedt geen duidelijke onderbouwing van de keuze van de Rechtbank — wekt het oordeel van het Hof geen verbazing en behoeft het geen nadere motivering.
14.
Het middel faalt en kan worden afgedaan met de in art. 81 RO bedoelde motivering.
15.
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen waarop het bestreden arrest zou dienen te worden vernietigd.
16.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 21‑09‑2010