RFR 2021/120
Is hoger beroep betreffende een machtiging uithuisplaatsing mogelijk als de geldigheidsduur van die machtiging is verstreken?
HR 09-07-2021, ECLI:NL:HR:2021:1112
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
9 juli 2021
- Magistraten
Mrs. T.H. Tanja-van den Broek, A.E.B. ter Heide, S.J. Schaafsma
- Zaaknummer
20/02868
- Conclusie
A-G mr. M.L.C.C. Lückers
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS324432:1
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:1112, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 09‑07‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:267, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑03‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 16‑09‑2020
- Wetingang
Art. 1:255, 1:260, 1:265b, 1:265c BW; art. 810a Rv
Essentie
Jeugdrecht.
Hoe moet het hof een hoger beroep betreffende een machtiging uithuisplaatsing beoordelen als de geldigheidsduur van die machtiging is verstreken en moet het hof zich dan nog buigen over een verzoek om een contra-expertise
Samenvatting
De moeder en de vader zijn ouders van een zoon (hierna: de minderjarige). De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over de minderjarige. Op 13 september 2018 is de minderjarige onder toezicht gesteld tot 13 juni 2019. De ondertoezichtstelling is sindsdien verlengd. Op 14 januari 2019 is een machtiging uithuisplaatsing verleend tot 11 februari 2019. Op 21 januari 2019 is de minderjarige ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.