NJ 1931, p. 1321
Strekking van art, 1279 B. W. Weigering van den schuldenaar om zijn verplichting na te komen. Daarna nakoming. Verplichting van den schuldeischer om mede te werken tot voorkoming of beperking der schade. Onderzoek door deskundigen.
HR 24-04-1931, ECLI:NL:HR:1931:187, m.nt. Prof. E. M. Meijers
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
24 april 1931
- Magistraten
(Mrs. Fentener van Vlissingen, van den Dries, van Gelein Vitringa, Polak, de Menthon Bake.)
- Zaaknummer
[24041931/NJ_1931,_p._1321]
- Conclusie
Mr. Besier
- Noot
Prof. E. M. Meijers
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS152403:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1931:187, Uitspraak, Hoge Raad, 24‑04‑1931
- Wetingang
(BW art. 1279, 1282; Rv art. 222-236.)
Essentie
Strekking van art, 1279 B. W. Weigering van den schuldenaar om zijn verplichting na te komen. Daarna nakoming. Verplichting van den schuldeischer om mede te werken tot voorkoming of beperking der schade. Onderzoek door deskundigen.
Samenvatting
De strekking van art. 1279 B. W. is om te beletten, dat de schuldenaar van een opeischbare schuld overvallen wordt met een vordering tot schadevergoeding wegens niet nakoming van zijn verplichting, vóór hij weet, dat het hem niet meer vrijstaat de voldoening daaraan nog uit te stellen.
Indien de schuldenaar — gelijk feitelijk is vastgesteld — nakoming van zijn verbintenis in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.