NJ 1963/320
Na vrijspraak van het misdrijf van art. 26 W.V.W. vervolging t. z. v. overtreding van art. 25 W.V.W. Beroep op art. 68 Sr. niet op goede gronden verworpen.
HR 05-02-1963, ECLI:NL:HR:1963:141, m.nt. Prof. Mr. B.V.A. Röling
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
5 februari 1963
- Magistraten
Mrs. Feber, Westerouen van Meeteren [Rapp.], Kazemier, Loeff, de Meijere
- Zaaknummer
[051963/NJ_1963-320]
- Conclusie
Mr. Moons
- Noot
Prof. Mr. B.V.A. Röling
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS139785:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1963:141, Uitspraak, Hoge Raad, 05‑02‑1963
- Wetingang
Essentie
Na vrijspraak van het misdrijf van art. 26 W.V.W. vervolging t. z. v. overtreding van art. 25 W.V.W. Beroep op art. 68 Sr. niet op goede gronden verworpen.
Samenvatting
Elk der in het geding zijnde strafbare feiten, te weten het misdrijf omschreven in art. 26 lid 1 W.V.W. en de overtreding bedoeld in art. 25 W.V.W. — welke beide bepalingen beogen de verkeersveiligheid te bevorderen — kan los van het andere worden begaan. Zulks neemt evenwel niet weg dat, gelet op de verwantschap in de gedragingen, die in deze bepalingen zijn strafbaar gesteld, die beide feiten kunnen worden ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.