NJ 2012/145
Nadeel in de zin van art. 359a lid 2 Sv; geen bewijsuitsluiting na onrechtmatig openen afgesloten kastdeur.
HR 04-01-2011, ECLI:NL:HR:2011:BM6673, m.nt. M.J. Borgers
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
4 januari 2011
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J.W. Ilsink, W.M.E. Thomassen, H.A.G. Splinter-van Kan, M.A. Loth
- Zaaknummer
S 08/03766
- Conclusie
A-G Machielse
- Noot
M.J. Borgers
- LJN
BM6673
- JCDI
JCDI:ADS96479:1
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Aanbestedingsrecht (V)
Staatsrecht / Rechtspraak
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2011:BM6673, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 04‑01‑2011
- Wetingang
Essentie
1. Het belang van de verdachte dat het gepleegde feit niet wordt ontdekt, kan niet worden aangemerkt als een rechtens te respecteren belang. Een eventuele schending van eerstgenoemd belang als gevolg van een vormverzuim levert dus niet een nadeel op als bedoeld in art. 359a lid 2 Sv.
2. Het Hof kon oordelen dat het onrechtmatig openen van een afgesloten kastdeur niet hoefde te leiden tot bewijsuitsluiting, omdat daardoor geen belangrijk (strafvorderlijk) voorschrift of rechtsbeginsel in aanzienlijke mate was geschonden, terwijl daarbij geen nadeel in de zin van art. 359a Sv was veroorzaakt, nu ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.