Rb. Roermond, 18-10-2011, nr. W 2/2011
ECLI:NL:RBROE:2011:BU2963
- Instantie
Rechtbank Roermond (Wrakingskamer)
- Datum
18-10-2011
- Magistraten
Mrs. M.P.F. van Dooren, J.W. Rijksen, R. Kluin
- Zaaknummer
W 2/2011
- LJN
BU2963
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROE:2011:BU2963, Uitspraak, Rechtbank Roermond (Wrakingskamer), 18‑10‑2011
Uitspraak 18‑10‑2011
Inhoudsindicatie
Met de gewraakte motivering om een verzoek van de verdediging om verbalisanten als getuigen te horen, is de politierechter vooruitgelopen op de te beantwoorden vragen als genoemd in de artikelen 348 en 350 Sv, waaronder in ieder geval de vraag of bewezen is dat het feit door de verdachte is begaan. Aannemelijk is dan ook dat die motivering - objectief gezien - bij de advocaat niet elke gerechtvaardigde twijfel aan de onpartijdigheid van de politierechter heeft uitgesloten.
Mrs. M.P.F. van Dooren, J.W. Rijksen, R. Kluin
Partij(en)
Beslissing op het verzoek tot wraking van de advocaat mr. J.C. Oudijk namens de verdachte
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Zuid-Oost, huis van bewaring Roermond, Keulsebaan 530, Roermond (verder aangeduid als verzoeker).
1. Het ontstaan en het verloop van de procedure
1.1.
Op de terechtzitting van de politierechter te Roermond, mr. [A], van 13 september 2011 heeft de behandeling plaatsgevonden van de strafzaken met de parketnummers 04/856748-10 en 04/861129-08 (TUL) van de officier van justitie te Roermond tegen verzoeker. Verzoeker is niet verschenen. Mr. J.C. Oudijk, advocaat te Venlo (verder aangeduid als de advocaat) heeft verklaard dat hij gemachtigd is om namens verzoeker de verdediging te voeren. In de zaak 04/856748-10 stond verzoeker terecht omdat hij ervan wordt verdacht dat hij niet had voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen, nadat verdenking was gerezen dat hij als bestuurder van een personenauto in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 had gehandeld.
1.2.
Uit het proces-verbaal van de terechtzitting van 13 september 2011 blijkt — voor zover thans van belang — dat de advocaat heeft verzocht om de verbalisanten die bij de zaak betrokken waren als getuigen te horen over de toestand van verzoeker ten tijde van de vordering mee te werken aan een ademanalyse en over de vraag of aan verzoeker de gelegenheid was geboden om voorafgaand aan het eerste verhoor door de politie een advocaat te raadplegen. De politierechter heeft dat verzoek met de volgende motivering afgewezen: ‘De verdachte heeft zelf verklaard: ‘Het klopt dat ik geweigerd heb, maar niet met opzet. Ik denk dat ik overstuur was.’ Hij verklaart niet over letsel of pijn of iets dergelijks. De verbalisant [verbalisant] is, nadat er een melding binnenkwam van mishandeling, ook ter plaatse geweest. Hij is bij uitstek degene die dus weet wat er is gebeurd. Hij constateerde ook de weigering van de verdachte om te blazen en heeft de inschatting gemaakt dat de verdachte in staat was het bevel te begrijpen. Het proces-verbaal van bevindingen is een ambtsedig proces-verbaal en de verbalisant [verbalisant] is hierover ook bij de rechter-commissaris gehoord. De andere verbalisanten stonden er alleen maar bij toen verbalisant [verbalisant] van de verdachte vorderde te blazen. Deze verbalisanten zijn niet bij het voortraject geweest en kunnen dus ook niet verklaren over de voorgeschiedenis. We weten niet of er een insluiting is geweest en als dat al zo is, dan is dat in ieder geval niet in deze zaak gebeurd, dus verbind ik daar geen consequenties aan.’
Nadat de advocaat de politierechter heeft verzocht zich te verschonen en de politierechter te kennen heeft gegeven aan dat verzoek niet te voldoen, heeft de advocaat de politierechter gewraakt. Hierop heeft de politierechter het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd geschorst.
1.3.
De politierechter heeft laten weten dat zij niet berust in de wraking. Een kopie van het proces-verbaal van de terechtzitting van 13 september 2011 en een kopie van de reactie van de politierechter van 19 september 2011 zijn aan de advocaat en aan de officier van justitie verstrekt.
1.4.
De rechtbank heeft het wrakingsverzoek op de terechtzitting van 10 oktober 2011 behandeld mede aan de hand van het proces-verbaal van de terechtzitting van 13 september 2011 en de schriftelijke reactie van de politierechter. Bij deze behandeling is de advocaat verschenen. De politierechter heeft de rechtbank laten weten dat zij niet bij de behandeling aanwezig zal zijn. De advocaat heeft zijn verzoek nader toegelicht en hierbij een pleitnota overgelegd. De rechtbank heeft de uitspraak op het wrakingsverzoek bepaald op heden.
2. De gronden van het wrakingsverzoek
2.1.
Als grond voor het wrakingsverzoek heeft de advocaat het volgende aangevoerd. De advocaat verklaart dat hij de politierechter hoorde zeggen dat er geen insluiting was in deze zaak en dat de politierechter in ieder geval aan die insluiting in relatie tot het raadplegen van een advocaat geen consequenties verbindt. Daarmee heeft de politierechter volgens de advocaat een voorschot genomen op de vragen van artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Daardoor wordt aan die vragen niet meer toegekomen in die zin dat de advocaat al een reactie heeft gekregen op zijn pleidooi nog voordat hij dit heeft kunnen houden. Door de uitlating van de politierechter heeft de advocaat niet het gevoel dat hij zijn pleidooi kan voeren. De advocaat stelt zich primair op het standpunt dat de politierechter subjectief vooringenomen is omdat zij haar beslissing al kenbaar heeft gemaakt op nog te voeren verweren. Subsidiair is de advocaat van mening dat hij het gevoel heeft geen faire kans meer te hebben dat de politierechter luistert naar het nog te voeren pleidooi, omdat de politierechter op de daarbij aan te voeren verweren op voorhand al een beslissing heeft gegeven. Aldus heeft de politierechter de objectieve schijn van vooringenomenheid gewekt.
3. Het standpunt van de gewraakte rechter
3.1.
De politierechter is van mening dat in de door haar gebruikte motivering voor afwijzing van de verzoeken van de advocaat geen voorschot besloten ligt op de beantwoording van de in artikel 348 en 350 Sv genoemde vragen. In een dossier waarin naast een bekennende verklaring van de verdachte een ambtsedig proces-verbaal aanwezig is, dat wordt bevestigd door een verhoor bij de rechter-commissaris, zou elke afwijzing, hoe (minimaal) ook gemotiveerd dan als een voorschot op een latere beslissing kunnen worden beschouwd.
4. De beoordeling van het verzoek
4.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn. Het subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de advocaat onvoldoende feiten of omstandigheden aangevoerd om de conclusie te rechtvaardigen dat er bij de politierechter sprake is geweest van subjectieve partijdigheid. Aan de orde is dan ook slechts de vraag of sprake is van feiten en omstandigheden die verzoeker een objectief te rechtvaardigen grond geven voor de vrees dat het de politierechter aan onpartijdigheid heeft ontbroken. De rechtbank oordeelt hierover als volgt.
4.3.
Met het oog op de beantwoording van de vraag of aan verzoeker de gelegenheid is geboden om voorafgaand aan het eerste verhoor door de politie een advocaat te raadplegen, heeft de advocaat verzocht om de verbalisanten te horen. Dat verzoek heeft de politierechter afgewezen. In de motivering van die afwijzende beslissing komt de passage voor dat niet bekend is of er een insluiting van verzoeker is geweest, maar mocht die insluiting wel hebben plaatsgevonden, dat deze in elk geval niet heeft plaatsgevonden in de onderhavige zaak en dat de politierechter daarom aan die insluiting geen consequenties zal verbinden.
4.4.
Het is vaste rechtspraak (Salduz-arrest) dat een aangehouden (ingesloten) verdachte binnen redelijke grenzen de gelegenheid geboden moet worden om voorafgaand aan het eerste verhoor door de politie een advocaat te raadplegen. Indien die gelegenheid niet is geboden levert dat in beginsel een vormverzuim op als bedoeld in artikel 359a Sv, dat, na een daartoe strekkend verweer, in de regel kan leiden tot uitsluiting van het bewijs van de verklaring van de verdachte, die is afgelegd voordat hij een advocaat kon raadplegen.
4.5.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de gewraakte passage zoals hiervoor vermeld onder 4.3. worden opgevat als een uiting van vooringenomenheid aangaande de toelaatbaarheid van de verklaring van de verdachte als bewijsmiddel. Doordat de politierechter daarbij andere bewijsmiddelen heeft genoemd, te weten het ambtsedig proces-verbaal van de verbalisant [verbalisant] en diens verklaring daarover, die hij bij de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken, heeft afgelegd, komt dit neer op een bewijswaardering. De politierechter heeft daarmee een standpunt ingenomen en is daarmee naar het oordeel van de rechtbank te voorbarig geweest. Immers de advocaat had zijn pleidooi nog niet gehouden. De politierechter had erop bedacht moeten en kunnen zijn dat de advocaat voornemens was om een verweer te voeren waarin het Salduz-arrest een rol zou spelen.
4.6.
Met de onder 4.3. aangehaalde motivering is de politierechter vooruitgelopen op de te beantwoorden vragen als genoemd in de artikelen 348 en 350 Sv, waaronder in ieder geval de vraag of bewezen is dat het feit door de verdachte is begaan. Aannemelijk is dan ook dat die motivering — objectief gezien — bij de advocaat niet elke gerechtvaardigde twijfel aan de onpartijdigheid van de politierechter heeft uitgesloten.
4.7.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het wrakingsverzoek gegrond is en toegewezen moet worden.
5. Beslissing
De rechtbank:
5.1.
verklaart gegrond en wijst toe het verzoek tot wraking van de politierechter mr. [A].
Deze beslissing is gegeven door mr. M.P.F. van Dooren, mr. J.W. Rijksen en mr. R. Kluin, bijgestaan door mr. L.G.H. Cox als griffier en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2011.