Drie beginselen van fiscale rechtsbescherming
Einde inhoudsopgave
Drie beginselen van fiscale rechtsbescherming (FM nr. 77) 2000/2.1.3:2.1.3 Opzet van de behandeling van de voorrangsregels van het vertrouwensbeginsel
Drie beginselen van fiscale rechtsbescherming (FM nr. 77) 2000/2.1.3
2.1.3 Opzet van de behandeling van de voorrangsregels van het vertrouwensbeginsel
Documentgegevens:
Dr. R.H. Happé, datum 06-11-2000
- Datum
06-11-2000
- Auteur
Dr. R.H. Happé
- JCDI
JCDI:ADS394915:1
- Vakgebied(en)
Fiscaal bestuursrecht (V)
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Bestuursrecht algemeen / Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
Fiscaal bestuursrecht / Algemeen
Fiscaal procesrecht (V)
Fiscaal bestuursrecht / Algemene rechtsbeginselen en abbb
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Het onderkennen van de verschillende voorrangsregels van het vertrouwensbeginsel vloeit voort uit het hanteren van het rechtstheoretische model dat eerder uitvoerig is beschreven. De praktische betekenis van deze voorrangsregels is evident. Doordat zij een direct toepasbaar karakter hebben stellen zij een ieder die bij de uitvoering van de belastingwetgeving is betrokken, in staat na te gaan wat in een bepaalde situatie het zwaarste weegt: het beginsel dat de wet moet worden toegepast of het beginsel dat opgewekt vertrouwen moet worden gehonoreerd.
Het rechtstheoretische model stelt ons in staat volgens relatief strakke lijnen de voorrangsregels te beschrijven. Op grond van de jurisprudentie wordt allereerst een formulering van de voorrangsregel gegeven. Meestal zijn er een of twee arresten voorhanden waarin de afweging van de beginselen aan de orde is. Vervolgens worden de verschillende criteria die de voorrangsregel constitueren, besproken. Deze bespreking vormt de kern van de behandeling van de voorrangsregels. Aan de hand van de rechtspraak worden de verschillende aspecten van de criteria toegelicht.
Het derde element is het volgende. Vertrouwen dat is opgewekt kan ook weer worden weggenomen. Een voor de praktijk belangrijke factor is daarom de beëindiging door de inspecteur van het opgewekte vertrouwen. Het opgewekte vertrouwen kan niet ‘zo maar’ door de fiscus worden weggenomen. Hij dient daarbij rekening te houden met de belangen van de belastingplichtige. Bij verschillende voorrangsregels worden de door de rechter gestelde eisen met betrekking tot het wegnemen van opgewekt vertrouwen besproken.
Het vierde element is ten slotte de afbakening met andere, verwante voorrangsregels. Hierdoor worden niet alleen de verschillen tussen de verschillende regels duidelijk, maar ook de overeenkomsten. Een aantal voorrangsregels deelt dezelfde criteria. Hierdoor kan jurisprudentie met betrekking tot de ene voorrangsregels licht werpen op de criteria van een andere voorrangsregel. Ook blijkt daarbij geregeld het complementaire karakter van de verschillende regels ten opzichte van elkaar. Waar de ene voorrangsregel ophoudt, begint geregeld de andere voorrangsregel. Als er bijvoorbeeld geen expliciete standpuntbepaling van de inspecteur is in de vorm van een toezegging, kan er soms wel van een impliciete standpuntbepaling sprake zijn.