Einde inhoudsopgave
Wet op de expertisecentra
Artikel 125 Overschrijdingsbedrag; voorwaarde personeel buiten overschrijding
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2022
- Bronpublicatie:
25-02-2021, Stb. 2021, 171 (uitgifte: 07-04-2021, kamerstukken: 35605)
- Inwerkingtreding
01-04-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-03-2022, Stb. 2022, 114 (uitgifte: 16-03-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Indien een gemeente voor een of meer door haar in stand gehouden scholen meer uitgaven doet dan door het Rijk worden bekostigd, wordt met inachtneming van deze paragraaf aan het bevoegd gezag van de in die gemeente gevestigde niet door de gemeente in stand gehouden scholen om de vijf jaar een overschrijdingsbedrag verstrekt.
2.
Voor de toepassing van het eerste lid worden ontvangsten, op grond van artikel 70 achtste lid, gelijk gesteld met ontvangsten van het Rijk.
3.
Indien een gemeente vanaf een tijdstip binnen een periode van vijf jaar als bedoeld in het eerste lid geen school in stand houdt, wordt het overschrijdingsbedrag, in afwijking van het eerste lid, uiterlijk 31 december van het kalenderjaar dat volgt op dat tijdstip waarop de gemeente niet langer een school in stand houdt, verstrekt.
4.
Voor de toepassing van deze paragraaf worden uitgaven voor van een nevenvestiging aangemerkt als uitgaven voor de hoofdvestiging van de school waaraan de nevenvestiging is verbonden. Indien voor een school of nevenvestiging uitgaven worden gedaan door meer dan één gemeente, worden deze uitgaven aangemerkt als uitgaven van de gemeente op wier grondgebied de hoofdvestiging is gelegen. In het geval, bedoeld in de vorige volzin, worden de besluiten ingevolge het zesde lid en de artikelen 126 tot en met 129 genomen door het college van burgemeester en wethouders van laatstbedoelde gemeente en hebben deze mede betrekking op de uitgaven van de andere gemeente of gemeenten.
5.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een nevenvestiging in een andere gemeente dan waarin de hoofdvestiging is gelegen, aangemerkt als een nevenvestiging die is gelegen in de gemeente van de hoofdvestiging.
6.
Het college van burgemeester en wethouders kan in overeenstemming met het bevoegd gezag van een niet door de gemeente in stand gehouden school besluiten dat voor een of meer scholen van dat bevoegd gezag uitgaven die de gemeente doet ten voor van een door haar in stand gehouden school buiten beschouwing worden gelaten bij het vaststellen van de bedragen, bedoeld in de artikelen 126 en 127.