Rb. 's-Gravenhage, 07-09-2010, nr. 359077 / FA RK 10-1139
ECLI:NL:RBSGR:2010:BN8692
- Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum
07-09-2010
- Zaaknummer
359077 / FA RK 10-1139
- LJN
BN8692
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSGR:2010:BN8692, Uitspraak, Rechtbank 's-Gravenhage, 07‑09‑2010; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 07‑09‑2010
Inhoudsindicatie
Verzoek om nihilstelling kinderalimentatie wegen faillissement; zelfstandig verzoek om vaststelling kinderalimentatie. Nieuwe richtlijn Recofa in het kader van de WSNP ook van toepassing op faillissementen? Zaak aangehouden zodat de man de rechter-commissaris alsnog kan verzoeken om bij het vaststellen van het vrij te laten bedrag rekening te houden met de door hem te betalen kinderalimentatie.
Partij(en)
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 10-1139
Zaaknummer: 359077
Datum beschikking: 7 september 2010
Alimentatie
Beschikking op het op 9 februari 2010 ingekomen verzoek van:
[de man],
wonende te [plaats A],
advocaat: mr. F.E.J. Menkveld te Maarssen.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de vrouw],
wonende te [plaats A],
advocaat: mr. K. van der Bijl te Gouda.
Procedure
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken, waaronder:
- -
het verzoekschrift;
- -
het verweerschrift tevens verzoekschrift;
- -
het verweer tegen het zelfstandig verzoek;
- -
de brief d.d. 23 maart 2010 van de zijde van de man met bijlage;
- -
brief d.d. 1 april 2010 van de zijde van de vrouw met bijlage;
- -
brief d.d. 28 juli 2010 van de zijde van de vrouw.
Op 10 augustus 2010 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: partijen vergezeld van hun advocaten.
Verzoek en verweer
Het verzoek van de man luidt thans - met wijziging van na te melden convenant - met ingang van 29 september 2009 dan wel met ingang van 24 november 2009 althans met zodanige datum als de rechtbank juist acht, de kinderalimentatie op nihil te stellen, dan wel subsidiair op te schorten voor de duur van het faillissement van de man, een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en kosten rechtens.
De vrouw voert verweer en verzoekt primair de verzoeken van de man af te wijzen, dan wel subsidiair de alimentatieverplichting met ingang van de datum van beschikking, dan wel datum indiening verzoekschrift, op te schorten, dan wel meer subsidiair de alimentatieverplichting met ingang van de datum beschikking, dan wel datum indiening verzoekschrift op nihil te stellen voor de duur van het faillissement.
Tevens heeft de vrouw - naar de rechtbank begrijpt - zelfstandig verzocht te bepalen dat de alimentatieverplichting van de man ter zake de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen met ingang van 1 januari 2010 € 276,46 per kind per maand bedraagt, een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
Feiten
- -
Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
- -
Uit de vrouw zijn de volgende thans nog minderjarige kinderen geboren:
- -
[minderjarige A], geboren op [geboortedatum] 1995 te [plaats B], die door de man is erkend;
- -
[minderjarige B], geboren op [geboortedatum] 1999 te [plaats B], die door de man is erkend.
- -
De minderjarigen verblijven thans bij de vrouw.
- -
Bij convenant d.d. ... september 2006 zijn partijen - voor zover hier van belang - overeengekomen dat:
Artikel 7.1:
"Met ingang van 1 oktober 2006 en zolang de kinderen minderjarig zijn betaalt de man aan de vrouw een alimentatie voor de kinderen van € 250,- per kind per maand. De man betaalt deze alimentatie via een automatische incasso, telkens op de vijftiende van de maand, waar de alimentatie betrekking op heeft. Deze alimentatie zal zijn onderworpen aan de wettelijke indexering als bedoeld in artikel 1:402a BW, voor het eerst per 1 januari 2007."
Artikel 7.2:
"Naast deze kinderalimentatie komen voor rekening van de man de kosten van de hobby's van [minderjarige A] en [minderjarige B]. De man zal hiertoe een bedrag van € 45,- per kind per maand aan de vrouw voldoen. De man zal het bedrag van € 45,- per kind per maand uitsluitend voldoen, indien de facturen van de gekozen activiteiten worden overgelegd. In het geval de kinderen (tijdelijk) geen hobby's uitoefenen, wordt de maandelijkse vergoeding gestaakt. De betaling zal worden hervat indien één van de kinderen een nieuwe activiteiten aanvangt."
- -
Als gevolg van de wijziging van rechtswege ingevolge artikel 1:402a van het Burgerlijk Wetboek bedraagt de door de man te betalen kinderalimentatie thans € 276,46.
Beoordeling
De man heeft als grond voor zijn verzoek gesteld dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden, waardoor voormeld convenant niet langer voldoet aan de wettelijke maatstaven. Als wijziging heeft de man gesteld dat zijn bedrijf op 24 november 2009 failliet is verklaard. Daarbij heeft hij aangevoerd dat hij reeds ten tijde van de faillietverklaring betalingsachterstanden had. Ten slotte heeft de man gesteld dat de curator het zogenaamde vrij te laten bedrag op de reguliere beslagvrije voet heeft bepaald. Geen rekening wordt gehouden met de alimentatieverplichting. Gelet op het voorgaande is hij sinds zijn faillissement niet in staat (geweest) om aan zijn onderhoudsverplichting te voldoen, aldus de man.
De vrouw heeft het faillissement van het bedrijf van de man erkend. Zij heeft echter, onder verwijzing naar jurisprudentie van de Hoge Raad en het Hof Arnhem, bepleit dat de jurisprudentie van de Hoge Raad inzake de gevolgen van het toepasselijk worden van de schuldsaneringsregeling op de onderhoudsplichtige, analoog dient te worden toegepast in geval van faillissement van de onderhoudsplichtige, zoals het Hof Arnhem heeft geoordeeld. Zij heeft in dat verband betoogd dat weliswaar het uitgangspunt is dat in het geval van een faillissement, net als bij schuldsanering, de alimentatie voor de duur van het faillissement op nihil wordt gesteld als er in het vrij te laten bedrag geen rekening is gehouden met de te betalen alimentatie, doch dat hierop uitzonderingen zijn. Ondanks het ontbreken van een overzicht van de exacte schuldenlast en gegevens met betrekking tot de hoogte van de hypotheek van de man op zijn woning, stelt zij zich op grond van de overgelegde brief van de curator en de uitlatingen van de man, op het standpunt dat er in casu sprake is van een dergelijke bijzondere omstandigheid, namelijk dat de man na verkoop van zijn woning en aflossing van zijn schulden waarschijnlijk nog vermogen zal overhouden. Subsidiair meent de vrouw dat, zolang het faillissement voortduurt, de alimentatieverplichting van de man dient te worden opgeschort en meer subsidiair op nihil dient te worden gesteld. Immers, de behoefte van de minderjarigen aan een bijdrage is niet veranderd. Daarbij heeft de vrouw gewezen op de omstandigheid dat de man thans een baan in loondienst heeft, waarmee hij voldoende verdient om na het faillissement aan zijn alimentatieverplichting te kunnen voldoen.
Ontvankelijkheid
De rechtbank zal de man in zijn verzoek ontvangen, nu is komen vast te staan dat het bedrijf van de man op 24 november 2009 failliet is verklaard.
Inhoudelijke beoordeling
De rechtbank overweegt als volgt.
In de beslissing van 14 november 2008 (NJ 2009, 52) heeft de Hoge Raad overwogen dat de rechter bij de beoordeling van een verzoek van een alimentatieplichtige een vastgestelde uitkering tot levensonderhoud op grond van een wijziging van omstandigheden op een lager bedrag of nihil vast te stellen, in aanmerking zal kunnen nemen dat ten aanzien van de alimentatieplichtige de schuldsaneringsregeling van toepassing is en veelal de in dat verband vastgestelde feiten tot uitgangspunt kunnen nemen (HR 25 januari 2002, NJ 2002, 314 m.nt. SW). In aanmerking genomen voorts dat de saniet gedurende de tijd waarin de schuldsaneringsregeling op hem van toepassing is, slechts kan beschikken over het op de voet van artikel 295 lid 2 van de Faillissementswet (verder: "Fw") door de rechter-commissaris vastgestelde vrij te laten bedrag en dit bedrag, gelet op het daarbij van toepassing verklaarde art. 475d Rv, onder het bijstandsniveau is gelegen, tenzij de rechter-commissaris op de voet van art. 295 lid 3 Fw anders heeft bepaald, moet worden aangenomen dat een saniet, behoudens bijzondere omstandigheden, niet over draagkracht beschikt om onderhoudsbijdragen te betalen. Dit kan anders zijn, indien het vrij te laten bedrag door de rechter-commissaris op een hoger bedrag is bepaald. Indien in een procedure tot wijziging van alimentatie een verweer daartoe aanleiding geeft, dan wel de rechter informatie daaromtrent wenst, zal de saniet kenbaar moeten maken of de rechter-commissaris het vrij te laten bedrag op een hoger bedrag heeft bepaald en, zo niet, of hij deze daarom heeft verzocht. Is dit laatste niet het geval, dan kan de rechter de beslissing aanhouden teneinde de saniet in de gelegenheid te stellen alsnog dat verzoek te doen.
Bij beschikking d.d. 30 maart 2010 (LJN: BM1300) heeft het Hof Arnhem overwogen dat ook in het geval van faillissement, evenals bij schuldsanering, geldt dat de alimentatie voor de duur van het faillissement in beginsel op nihil wordt gesteld als er in het vrij te laten inkomen geen rekening is gehouden met de alimentatie.
In het onlangs (juli 2010) verschenen TREMA-rapport versie 2010 is voorts in het kader van de vaststelling/wijziging van de kinderalimentatie waarbij de onderhoudsplichtige is, of zal worden toegelaten tot de schuldsanering, een nieuwe 'Recofa' richtlijn opgenomen. Deze richtlijn houdt - kort weergegeven - in dat rechter-commissarissen na ontvangst van de op de richtlijn gebaseerde uitspraak van de familierechter, desgevraagd het vrij te laten bedrag met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2010 zullen corrigeren, zulks tot een maximum van het bedrag dat recht geeft op de persoonsgebonden aftrek als gevolg van de bijdrage in de onderhoudskosten van een kind (in 2010 zijnde € 136,- per kind per maand). Deze regeling geldt niet in het geval waarin de onderhoudsgerechtigde dan wel de rechthebbende ouder een WWb-uitkering geniet.
Hoewel de rechtbank zich er van bewust is dat deze richtlijn ziet op afspraken gemaakt in het kader van Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP), valt - mede gelet op de hierboven genoemde uitspraken van de Hoge Raad van 14 november 2008 en het Hof Arnhem van 30 maart 2010 - niet uit te sluiten dat bij faillissementen eenzelfde weg zal worden gevolgd. Zoals reeds ter terechtzitting is besproken acht de rechtbank zich derhalve op grond van het vorenstaande alsmede op grond van de thans beschikbare informatie onvoldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te kunnen geven en zal de rechtbank derhalve de behandeling van de zaak aanhouden en de man (al dan niet via zijn curator) verzoeken:
- -
de rechter-commissaris alsnog te verzoeken om bij het vaststellen van het vrij te laten bedrag rekening te houden met de door hem te betalen bijdrage in de kosten van opvoeding en levensonderhoud van de minderjarigen en de rechtbank op de hoogte te brengen van het antwoord daarop, een en ander als na te melden;
- -
de beslissingen van de rechter-commissaris over het vrij te laten bedrag die genomen zijn sedert 24 november 2009 te verstrekken, alsook aan te geven of de rechter-commissaris ook bij die beslissingen rekening heeft gehouden met de alimentatieverplichtingen van de man (en, zo ja, in hoeverre);
- -
de faillissementsverslagen over te leggen;
- -
gegevens/inzage te verstrekken omtrent de op zijn woning (zijnde de voormalige echtelijke woning) rustende hypotheek, voor zover dit niet blijkt uit de door hem over te leggen faillissementsverslagen.
Beslissing
De rechtbank:
bepaalt dat de behandeling van het verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie wordt aangehouden tot 1 december 2010 pro forma teneinde de man in de gelegenheid te stellen zich uit te laten als hierna vermeld;
bepaalt dat de man uiterlijk vier weken voor de genoemde proformadatum schriftelijk aan de rechtbank, met kopie aan de vrouw, bericht over de hiervoor omschreven verzoeken;
bepaalt dat de vrouw uiterlijk twee weken voor de genoemde proformadatum voor zover daarop wordt prijs gesteld, schriftelijk aan de rechtbank en met kopie aan de man, zal reageren;
bepaalt dat indien de man aan het hierbij bepaalde geheel of gedeeltelijk niet voldoet, de zaak met toepassing van artikel 22 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zal worden afgedaan;
bepaalt dat de zaak de zaak in beginsel op de stukken zal worden afgedaan, tenzij de rechtbank aanleiding ziet anders te beslissen;
houdt iedere verdere beslissing ten aanzien van de wijziging kinderalimentatie, het zelfstandig verzoek ten aanzien van de kinderalimentatie, alsmede de proceskosten aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. B. Meijer in tegenwoordigheid van
mr. J.H. van Berkel als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
- 7.
september 2010.