Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Portugal tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen
Artikel 11 Interest
Geldend
Geldend vanaf 11-08-2000
- Bronpublicatie:
20-09-1999, Trb. 1999, 180 (uitgifte: 20-10-1999, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
11-08-2000
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-08-2000, Trb. 2000, 88 (uitgifte: 01-01-2000, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
1.
Interest afkomstig uit een Verdragsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere Verdragsluitende Staat, mag in die andere Staat worden belast.
2.
Deze interest mag echter ook in de Verdragsluitende Staat waaruit zij afkomstig is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest inwoner is van de andere Verdragsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting 10 percent van het brutobedrag van de interest niet overschrijden.
3.
Niettegenstaande de bepalingen van het tweede lid is interest afkomstig uit een Verdragsluitende Staat vrijgesteld van belasting in die Staat:
- a.
indien de schuldenaar van zulke interest die Staat is, een staatkundig of administratief onderdeel of plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan, de centrale bank of instellingen die overheidsdiensten verrichten; of
- b.
indien de interest wordt betaald aan de andere Verdragsluitende Staat, een staatkundig of administratief onderdeel of plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan, de centrale bank of elke andere instelling (daaronder begrepen een financiële instelling) overeengekomen door de bevoegde autoriteiten van de beide Verdragsluitende Staten.
4.
De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten regelen in onderlinge overeenstemming de wijze van toepassing van het tweede en derde lid.
5
a.
Indien een EG-Richtlijn betreffende de belastingheffing van interest van particuliere spaartegoeden in werking treedt en indien, ingevolge deze Richtlijn, zoals deze eventueel kan worden gewijzigd, interest afkomstig uit een Verdragsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere Verdragsluitende Staat ook mag worden belast in de Verdragsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is, dan zullen met betrekking tot zulke interest de bepalingen van die Richtlijn van toepassing zijn in plaats van de bepalingen van dit artikel.
b.
Indien een EG-Richtlijn die voorziet in een gemeenschappelijke belastingregeling inzake betaalde interest en royalty's tussen ondernemingen in werking treedt en zoals deze eventueel kan worden gewijzigd, dan zullen met betrekking tot zulke interest de bepalingen van die Richtlijn van toepassing zijn in plaats van de bepalingen van dit artikel.
6.
De uitdrukking ‘interest’, zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit schuldvorderingen van welke aard ook, al dan niet verzekerd door hypotheek en al dan niet aanspraak gevend op een aandeel in de winst van de schuldenaar, en in het bijzonder inkomsten uit overheidsleningen en inkomsten uit obligaties of schuldbewijzen, waaronder begrepen de aan zodanige leningen, obligaties of schuldbewijzen verbonden premies en prijzen. In rekening gebrachte boete voor te late betaling wordt voor de toepassing van dit artikel niet als interest aangemerkt.
7.
De bepalingen van het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest, die inwoner is van een Verdragsluitende Staat, in de andere Verdragsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, of in die andere Staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gevestigd vast middelpunt, en de vordering uit hoofde waarvan de interest wordt betaald tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van toepassing.
8.
Interest wordt geacht uit een Verdragsluitende Staat afkomstig te zijn, indien zij wordt betaald door een inwoner van die Staat. Indien evenwel de persoon die de interest betaalt, of hij inwoner van een Verdragsluitende Staat is of niet, in een Verdragsluitende Staat een vaste inrichting of een vast middelpunt heeft, waarvoor de schuld ter zake waarvan de interest wordt betaald, was aangegaan, en deze interest ten laste komt van die vaste inrichting of van dat vaste middelpunt, wordt deze interest geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of het vaste middelpunt is gevestigd.
9.
Indien, wegens een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de betaalde interest, gelet op de schuldvordering ter zake waarvan deze wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van het betaalde bedrag belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elk van de Verdragsluitende Staten, zulks met inachtneming van de overige bepalingen van dit Verdrag.