Blijkens blz. 3 - 4 van de uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) gaat het om een voorrangsverklaring als bedoeld in art. 31 van de Regionale Huisvestingsverordening van het stadsgewest Haaglanden 2005
HR, 22-02-2013, nr. 12/05273
ECLI:NL:HR:2013:BZ2047
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
22-02-2013
- Zaaknummer
12/05273
- Conclusie
Mr. F.F. Langemeijer
- LJN
BZ2047
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:BZ2047, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 22‑02‑2013; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ2047
ECLI:NL:PHR:2013:BZ2047, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑01‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:BZ2047
- Vindplaatsen
Uitspraak 22‑02‑2013
22 februari 2013
Eerste Kamer
12/05273
TT/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
t e g e n
COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN WASSENAAR,
zetelende te Wassenaar,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] en het College.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de uitspraak in de zaken AWB 12/2869 BESLU en AWB 12/2874 BESLU van de voorzieningenrechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 16 mei 2012;
b. de uitspraak in de zaken 201205941/1/A3 en 201205941/2/A3 van de voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 augustus 2012.
De uitspraak van de Raad van State is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de uitspraak van de Raad van State heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het College heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van eiser in zijn cassatieberoep.
[verzoeker] heeft bij brief van 15 januari 2013 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid
De Hoge Raad is van oordeel dat, gelet op art. 78 lid 1 RO en art. 78 lid 4 RO, verzoeker in zijn beroep niet kan worden ontvangen, nu het zich richt tegen een uitspraak van de voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State en geen wettelijke bepaling cassatieberoep tegen de bestreden beslissing openstelt.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 22 februari 2013.
Conclusie 04‑01‑2013
Mr. F.F. Langemeijer
Partij(en)
12/05273
Mr. F.F. Langemeijer
- 4.
januari 2013
Conclusie inzake:
[Verzoeker]
tegen
College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Wassenaar
1.
Bij besluit van 17 januari 2012 heeft het College van B en W een aanvraag van [verzoeker] (hierna: eiser) om verlenging van een voorrangsverklaring1. afgewezen. Bij besluit van 14 maart 2012 heeft het College van B en W het door eiser daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2.
Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank te 's-Gravenhage en een voorlopige voorziening verzocht. Bij uitspraak van 16 mei 2012 heeft de voorzieningenrechter in die rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
3.
Tegen die uitspraak heeft eiser hoger beroep ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Hij heeft ook een voorlopige voorziening verzocht. Bij uitspraak van 30 augustus 20122. heeft de Voorzitter van de Afdeling het verzoek afgewezen en, met toepassing van art. 8:86 lid 1 Awb in verbinding met art. 49 van de Wet op de Raad van State, het beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd.
4.
Bij beroepschrift, ter griffie van de Hoge Raad ingekomen op 6 september 2012, heeft eiser op nader aan te voeren gronden beroep in cassatie ingesteld tegen de genoemde uitspraak van de Voorzitter3.. Eiser is niet vertegenwoordigd door een advocaat. Bij brief, ingekomen op 12 december 2012, heeft eiser aangekondigd binnen twee weken alsnog de grondslag van zijn beroep te zullen verstrekken. Het is bij die aankondiging gebleven. In cassatie is geen verweerschrift ingediend.
5.
Het beroep zal klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden, omdat het is gericht tegen een uitspraak van de Voorzitter van de ABRvS in een bestuursrechtelijk geschil. Op grond van art. 78 lid 1 RO neemt de Hoge Raad kennis van het beroep in cassatie tegen de handelingen, arresten, vonnissen en beschikkingen van de gerechtshoven en de rechtbanken. Van een zodanig beroep is hier geen sprake. Op grond van art. 78 lid 4 RO neemt de Hoge Raad kennis van het beroep in cassatie van de administratieve rechter voor zover dit bij wet is bepaald. Ook op grond van deze bepaling komt de Hoge Raad in dit geval geen bevoegdheid toe.
6.
Daarenboven komt het beroep in aanmerking voor toepassing van art. 80a RO. Deze bepaling is geschreven voor "cassatieberoepen die kansloos zijn wegens het ontbreken van deugdelijke cassatiemiddelen of wegens een gebrek aan belang"4..
7.
De conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van eiser in zijn cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden,
a. - g.
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 04‑01‑2013
Nrs. 2012.05941/1/A3 en 2012.05941/2/A3.
Het beroepschrift is aanvankelijk in behandeling genomen door de Derde Kamer van de Hoge Raad onder nummer 12/04260 en, gelet op art. VIII van het Reglement van inwendige dienst van de Hoge Raad, overgedragen aan de Eerste Kamer.
Nota n.a.v. het verslag (Wet versterking cassatierechtspraak), Kamerstukken II 2010-2011, 32 576, nr. 6, blz. 2.