Rb. Roermond, 17-02-2009, nr. 91406 / JE RK 09-90
ECLI:NL:RBROE:2009:BH4482
- Instantie
Rechtbank Roermond
- Datum
17-02-2009
- Zaaknummer
91406 / JE RK 09-90
- LJN
BH4482
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROE:2009:BH4482, Uitspraak, Rechtbank Roermond, 17‑02‑2009; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 17‑02‑2009
Partij(en)
RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
Zaak-/rolnummer: 91406 / JE RK 09-90
Beschikking van 17 februari 2009 betreffende een jeugdbeschermingsmaatregel
in de zaak van
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1991, hierna te noemen de minderjarige.
De kinderrechter merkt naast de minderjarige en verzoeker als belanghebbenden aan:
- [vader],
wonende te [adres]
- [moeder],
wonende te 6[adres]
Het ouderlijk gezag wordt uitgeoefend door de ouders [vader] en [moeder].
1. Het verloop van de procedure
1.1.
De minderjarige is ondertoezicht gesteld van de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, mede kantoorhoudende te Roermond. De ondertoezichtstelling loopt tot 7 juni 2009.
1.2.
De voornoemde stichting heeft op 21 januari 2009 een verzoekschrift met bijlage(n) ingediend, strekkende tot verlening van een machtiging tot uithuisplaatsing
in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg van voornoemde minderjarige.
1.3.
Het indicatiebesluit en de instemmingsverklaring van de gedragsdeskundige
zijn bij het verzoekschrift overgelegd.
1.4.
De machtiging tot uithuisplaatsing wordt verzocht in het belang van de verzorging en de opvoeding van de minderjarige.
1.5.
Aangezien de stichting machtiging heeft verzocht tot plaatsing van de minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg, is aan de minderjarige als raadsman toegevoegd mr. L.A.C.M. van der Bruggen, advocaat te Roermond.
1.6.
Op 17 februari 2009 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De griffier heeft van de inhoud daarvan aantekening gehouden.
Bij de behandeling zijn verschenen:
- -
de minderjarige, bijgestaan door mr. L.A.C.M. van der Bruggen
- -
de ouders, [vader] en [moeder],
- -
een vertegenwoordiger van de stichting.
2. De vaststellingen en overwegingen
2.1.
De gezinsvoogd heeft ter zitting gesteld dat het niet lukt om de minderjarige
(roepnaam [ ]) te plaatsen binnen een besloten behandelgroep van Icarus. [roepnaam] staat als 17e op de wachtlijst voor Icarus. Hij verblijft momenteel in een gesloten behandelgroep binnen Het Keerpunt, waar hij is uitbehandeld. Hij verblijft derhalve niet (meer) op de juiste plek. [roepnaam] verblijft al sinds januari 2007 (wisselend) in Icarus en Het Keerpunt.
Omdat de afgelopen periode een wisselend beeld te zien geeft betreffende de vooruitgang van [roepnaam] op meerdere terreinen en er in de thuissituatie veel risico’s aanwezig zijn, acht de gezinsvoogd een machtiging geloten plaatsing toch nodig. [roepnaam] kan dan tot zijn 18e jaar maximaal begeleid worden en die hulp krijgen die hij nodig heeft, zodat hij straks de ingeslagen weg buiten Het Keerpunt kan voortzetten. De bedoeling is dat in de zomer gestart zal worden met het STP-traject dat hem begeleidt bij zijn vertrek uit de instelling.
2.2.
Door en namens de minderjarige is aangevoerd dat het niet in het belang van [roepnaam] is dat hij zonder verdere behandeling in Het Keerpunt verblijft. [roepnaam] is van mening dat hij in de gesloten setting van de groep Horizon waar hij thans verblijft, niets meer te leren heeft en wil naar huis toe, naar zijn ouders die hem in deze ondersteunen.
[roepnaam] heeft individuele begeleiding van [S].
2.3.
De ouders wensen dat [roepnaam] naar huis komt en zij zien voldoende mogelijkheden [roepnaam] vanuit de thuissituatie te begeleiden.
2.4.
De kinderrechter overweegt ten aanzien van het verzoek het navolgende.
De plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg is een vorm van vrijheidsbeneming waarop artikel 5 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van toepassing is.
Een van de gronden waarop een minderjarige op grond van het bepaalde in artikel 5, eerste lid, van het EVRM in zijn bewegingsvrijheid kan worden beperkt is “toe te zien op zijn opvoeding”. Opvoeding betekent in dit verband dat aan een jeugdige een programma moet worden geboden ten behoeve van een zo’n goed mogelijke opvoeding.
Gebleken is dat de minderjarige in het kader van gesloten jeugdzorg in een groep van Het Keerpunt verblijft, welke (ook naar zeggen van de gezinsvoogd) qua doel niet (meer) voldoet aan het - hiervoor geformuleerde - vereiste om een jeugdige gesloten te plaatsen. De wachtlijstproblematiek bij Icarus biedt op korte termijn geen soulaas.
Een langer verblijf in geslotenheid onder de huidige omstandigheden komt daarmede op gespannen voet te staan met het hiervoor aangehaalde artikel 5, van het EVRM.
Het vorenstaande brengt met zich mee dat vrijheidsbeneming niet langer geoorloofd is tenzij een niet verlenging van de machtiging niet in het belang van de minderjarige is op grond van zodanige opgroei- en opvoedproblemen dat de veiligheid van de minderjarige of van anderen niet gegarandeerd kan worden bij niet verlenging. In dit verband verwijst de kinderrechter naar het bepaalde in artikel 3, eerste lid van het IVRK dat zegt dat bij alle maatregelen betreffende kinderen de belangen van het kind de eerste overweging vormen.
Ondanks de risico’s die door de gezinsvoogd worden geschetst bij het niet verlenging van de gesloten plaatsing is de kinderrechter van oordeel dat vrijheidsbeneming zonder adequate behandeling niet (langer) in het belang van de minderjarige moet worden geacht.
De minderjarige is welkom thuis en de gezinsvoogd staan de nodige middelen ter beschikking ter voorkoming van het opnieuw ontsporen van de minderjarige in de thuissituatie. Het afwachten in geslotenheid op de aanvang van het STP-traject in de zomer van 2009 acht de kinderrechter disproportioneel.
De kinderrechter zal derhalve het verzoek tot plaatsing van de minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg, afwijzen.
3. De beslissing
De kinderrechter
3.1.
wijst af het verzoek tot plaatsing van de minderjarige in een accommodatie
voor gesloten jeugdzorg.
Deze beslissing is uitgesproken ter terechtzitting van 17 februari 2009 door
mr. P.C.G. Brants, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier en op schrift
gesteld en ondertekend op 25 februari 2009 door de kinderrechter voornoemd.
Tegen deze uitspraak kan beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze uitspraak is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak; door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening van de uitspraak of nadat de uitspraak hun op andere wijze bekend is geworden.