Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2012/34/EU tot instelling van één Europese spoorwegruimte
Bijlage VI Eisen inzake infrastructuurkosten en -heffingen
Geldend
Geldend vanaf 15-12-2012
- Bronpublicatie:
21-11-2012, PbEU 2012, L 343 (uitgifte: 14-12-2012, regelingnummer: 2012/34/EU)
- Inwerkingtreding
15-12-2012
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-11-2012, PbEU 2012, L 343 (uitgifte: 14-12-2012, regelingnummer: 2012/34/EU)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Railvervoer
Vervoersrecht / Europees vervoersrecht
(als bedoeld in artikel 32, lid 1, en artikel 35)
- 1.
De infrastructuurbeheerders nemen bij de opstelling van de lijst van marktsegmenten met het oog op de toepassing van extra heffingen overeenkomstig artikel 32, lid 1, ten minste de volgende paren in aanmerking:
- a)
passagiers- versus goederenvervoer;
- b)
treinen die gevaarlijke goederen vervoeren versus andere goederentreinen;
- c)
binnenlands versus internationaal vervoer;
- d)
gecombineerd vervoer versus rechtstreekse treinen;
- e)
stedelijke of regionale treinen versus tussenstedelijke passagiersvervoersdiensten;
- f)
bloktreinen versus treinen met losse wagons;
- g)
reguliere versus occasionele treindiensten.
- 2.
De in artikel 35 bedoelde prestatieregeling is gebaseerd op de volgende beginselen:
- a)
Teneinde het overeengekomen prestatieniveau te bereiken zonder de economische levensvatbaarheid van een dienst in gevaar te brengen, bepaalt de infrastructuurbeheerder, in overleg met de aanvragers de belangrijkste parameters van de prestatieregeling en met name de waarde van vertragingen, de betalingsdrempels op grond van de prestatieregeling voor zowel individuele treinritten als alle treinritten van een spoorwegonderneming gedurende een bepaalde periode.
- b)
De infrastructuurbeheerder stelt de spoorwegondernemingen tenminste vijf dagen voor de treinrit in kennis van de dienstregeling op basis waarvan de vertragingen worden berekend. In geval van overmacht of late wijzigingen van de dienstregeling mag de infrastructuurbeheerder een kortere termijn voor kennisgeving hanteren.
- c)
Alle vertragingen worden toegeschreven aan een van de volgende vertragingsklassen en -subklassen:
- 1.
Operationeel of planningsbeheer van de infrastructuurbeheerder
- 1.1.
Opstelling van de dienstregeling
- 1.2.
Samenstelling van de trein
- 1.3.
Fouten in de operationele procedures
- 1.4.
Verkeerde toepassing van de prioriteitsregels
- 1.5.
Personeel
- 1.6.
Andere oorzaken
- 2.
Infrastructuur die onder de verantwoordelijkheid van de infrastructuurbeheerder valt
- 2.1.
Seinapparatuur
- 2.2.
Seinen bij overwegen
- 2.3.
Telecommunicatie-installaties
- 2.4.
Energievoorziening
- 2.5.
Spoor
- 2.6.
Structuren
- 2.7.
Personeel
- 2.8.
Andere oorzaken
- 3.
Civieltechnische problemen die onder de verantwoordelijkheid van de infrastructuurbeheerder vallen
- 3.1.
Geplande bouwwerkzaamheden
- 3.2.
Problemen bij de uitvoering van bouwwerkzaamheden
- 3.3.
Snelheidsbeperkingen vanwege schade aan het spoor
- 3.4.
Andere oorzaken
- 4.
Problemen bij andere infrastructuurbeheerders
- 4.1.
Veroorzaakt door de vorige infrastructuurbeheerder
- 4.2.
Veroorzaakt door de volgende infrastructuurbeheerder
- 5.
Commerciële problemen bij de spoorwegondernemingen
- 5.1.
Langere stop dan voorzien
- 5.2.
Verzoek van de spoorwegonderneming
- 5.3.
Laadverrichtingen
- 5.4.
Laadproblemen
- 5.5.
Commerciële voorbereiding van de trein
- 5.6.
Personeel
- 5.7.
Andere oorzaken
- 6.
Problemen met het rollend materieel van de spoorwegondernemingen
- 6.1.
Planning van de materieelomloop of wijziging daarvan
- 6.2.
Samenstelling van de trein door de spoorwegonderneming
- 6.3.
Problemen met de rijtuigen (passagiersvervoer)
- 6.4.
Problemen met wagons (goederentreinen)
- 6.5.
Problemen met rijttuigen, locomotieven en motorwagens
- 6.6.
Personeel
- 6.7.
Andere oorzaken
- 7.
Problemen bij andere spoorwegondernemingen
- 7.1.
Veroorzaakt door de volgende spoorwegonderneming
- 7.2.
Veroorzaakt door de vorige spoorwegonderneming
- 8.
Externe oorzaken die noch aan de infrastructuurbeheerder, noch aan de spoorwegonderneming zijn te wijten
- 8.1.
Staking
- 8.2.
Administratieve formaliteiten
- 8.3.
Externe problemen
- 8.4.
Gevolgen van het weer of natuurlijke oorzaken
- 8.5.
Vertraging door externe oorzaken op het volgende net
- 8.6.
Andere oorzaken
- 9.
Secundaire oorzaken die noch aan de infrastructuurbeheerder, noch aan de spoorwegonderneming zijn te wijten
- 9.1.
Ernstige incidenten, ongevallen en rampen
- 9.2.
Spoorbezetting door de vertraging van dezelfde trein
- 9.3.
Spoorbezetting door de vertraging van een andere trein
- 9.4.
Omloop
- 9.5.
Aansluitingen
- 9.6.
Noodzakelijk verder onderzoek
- d)
De vertragingen moeten zoveel mogelijk worden toegeschreven aan één enkele instantie, rekening houdend met de verantwoordelijkheid voor de oorzaak van de storing en de mogelijkheid de normale toestand te herstellen.
- e)
Bij de berekening van vergoedingen wordt rekening gehouden met de gemiddelde vertraging van treindiensten met vergelijkbare stiptheidseisen.
- f)
De infrastructuurbeheerder stelt de spoorwegondernemingen zo snel mogelijk in kennis van de berekening van de op grond van de prestatieregeling verschuldigde vergoedingen. Dat bedrag omvat alle vertraagde treinen in een periode van maximum één maand.
- g)
Onverminderd de bestaande beroepsprocedures en het bepaalde in artikel 56 wordt voor geschillen in verband met de prestatieregeling een regeling ingesteld om dergelijke geschillen onverwijld te beslechten. Die regeling voor de beslechting van geschillen moet onpartijdig zijn ten opzichte van de betrokken partijen. Bij de toepassing van deze regeling wordt binnen tien werkdagen uitspraak gedaan.
- h)
Eenmaal per jaar maakt de infrastructuurbeheerder op basis van de belangrijkste parameters die in de prestatieregeling zijn vastgesteld het gemiddelde jaarlijkse prestatieniveau bekend van de verschillende spoorwegondernemingen.