Rb. Gelderland, 24-10-2019, nr. C/05/357237 / HA RK 19-216
ECLI:NL:RBGEL:2019:5455
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
24-10-2019
- Zaaknummer
C/05/357237 / HA RK 19-216
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2019:5455, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 24‑10‑2019; (Beschikking)
- Vindplaatsen
ERF-Updates.nl 2019-0298
JERF Actueel 2019/387
Uitspraak 24‑10‑2019
Inhoudsindicatie
Verzoeker kan niet worden aangemerkt als belanghebbende als bedoeld in artikel 4:203 lid 1 onder b BW. In deze verzoekschriftenprocedure is niet komen vast te staan en kan ook niet komen vast te staan of verzoeker door verjaring eigenaar van de woning is geworden en evenmin of verzoeker een geldvordering op de erfgenamen van erflater heeft. Daarover moet eerst duidelijkheid worden verkregen. Daartoe kan verzoeker een dagvaardingsprocedure bij de rechtbank aanhangig maken en een verklaring van recht vorderen.
Partij(en)
beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rekestnummer: C/05/357237 / HA RK 19-216
Beschikking van 24 oktober 2019
in de zaak van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. J.P. Hoegee te [woonplaats] ,
verzoeker,
tegen
[verweerster]
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. M.J. Drost te Leusden,
verweerster,
en
1. [erfgenaam 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
verschenen in persoon,
2. [erfgenaam 2]
wonende te [woonplaats] ,
niet verschenen,
3. [erfgenaam 3],
wonende te [woonplaats] ,
niet verschenen,
4. [erfgenaam 4],
wonende te [woonplaats] ,
niet verschenen,
6. [erfgenaam 5],
wonende te [woonplaats] ,
verschenen in persoon,
7. [erfgenaam 6],
wonende te [woonplaats] ,
verschenen in persoon,
8. [erfgenaam 7],
wonende te [woonplaats] ,
niet verschenen,
9. [erfgenaam 8],
wonende te [woonplaats] ,
niet verschenen,
10. [erfgenaam 9],
wonende te [woonplaats] ,
niet verschenen,
11. [erfgenaam 10],
wonende te [woonplaats] ,
niet verschenen,
12. [erfgenaam 11],
wonende te [woonplaats] ,
niet verschenen,
13. [erfgenaam 12],
wonende te [woonplaats] ,
niet verschenen,
14. [erfgenaam 13]
wonende te [woonplaats] ,
niet verschenen,
15. [erfgenaam 14],
wonende te [woonplaats] ,
niet verschenen,
16. [erfgenaam 15],
wonende te [woonplaats] ,
niet verschenen,
17. [erfgenaam 16],
wonende te [woonplaats] ,
niet verschenen,
18. [erfgenaam 17]
wonende te [woonplaats] ,
niet verschenen,
19. [erfgenaam 18],
wonende te [woonplaats] ,
niet verschenen,
20. [erfgenaam 19]
wonende te [woonplaats] ,
niet verschenen,
21. [erfgenaam 20],
wonende te [woonplaats] ,
niet verschenen,
22. [erfgenaam 21],
wonende te [woonplaats] ,
niet verschenen,
23. [erfgenaam 22],
wonende te [woonplaats] ,
niet verschenen,
24. [erfgenaam 23],
wonende te [woonplaats] ,
niet verschenen,
25. [erfgenaam 24],
wonende te [woonplaats] ,
niet verschenen,
26. [erfgenaam 25] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
niet verschenen,
27. [erfgenaam 26] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
niet verschenen,
28 [erfgenaam 27] ,
wonende te [woonplaats] ,
verschenen in persoon,
28. [erfgenaam 28] ,
wonende te [woonplaats] ,
verschenen in persoon.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 2 augustus 2019, met bijlagen
- het verweerschrift van 20 september 2019 met bijlagen
- de aantekeningen van de mondelinge behandeling van 30 september 2019.
2. De feiten
2.1.
Op 25 september 1998 is te [woonplaats] overleden [erflater] , geboren te [woonplaats] op [geboortedatum] (hierna: erflater). De laatste woonplaats van erflater was [woonplaats] .
2.2.
Erflater heeft niet bij testament over zijn nalatenschap beschikt. Erflater was ten tijde van zijn overlijden niet gehuwd, niet geregistreerd als partner en heeft geen afstammelingen nagelaten.
2.3.
Erflater woonde ten tijde van zijn overlijden samen met [de partner] (hierna: de partner). Zij hebben op 7 december 1970 gezamenlijk de woning aan [adres] te [woonplaats] gekocht (hierna: de woning). De woning staat in het Kadaster op naam van erflater.
2.4.
Mr. H.L.J.M.B. Heijnen, notaris te [woonplaats] , heeft na het overlijden van erflater opdracht gekregen om de nalatenschap te vereffenen. De notaris heeft een erfgenamenonderzoek gedaan. Daaruit kan worden afgeleid dat verweerster (hierna: [verweerster] ) en belanghebbenden erfgenamen van erflater zijn. Bij akte van 19 juli 2000 heeft een van de erfgenamen, [erfgenaam 5] , de nalatenschap van erflater beneficiair aanvaard.
2.5.
Daarnaast heeft de notaris de omvang van de nalatenschap in kaart gebracht. Bij brief van 3 december 1999 zijn de erfgenamen door de notaris daarover geïnformeerd. In deze brief laat de notaris weten dat de nalatenschap van erflater bestaat uit de woning en een banktegoed van ongeveer fl. 400,00. De woning is bezwaard met een hypothecaire inschrijving. Andere schulden, met uitzondering van een nog te betalen premie van fl. 98,92, zijn de notaris niet bekend. De belastingdienst heeft executoriaal beslag gelegd op de woning in verband met de nog te betalen motorrijtuigenbelasting van fl. 359,00 en verschuldigde successierechten van fl. 41.000,00. Verder laat de notaris weten dat de partner van erflater thans in de woning woont en dat hij daar graag wil blijven wonen.
2.6.
De partner van erflater is in de woning blijven wonen.
2.7.
Bij brief van 6 juni 2000 heeft de notaris de erfgenamen van erflater geadviseerd de woning te verkopen, omdat de nalatenschap onvoldoende middelen had om de aanslag voor de successierechten te kunnen voldoen en omdat de belastingdienst beslag op de woning had gelegd en dreigde met gedwongen verkoop van de woning.
2.8.
Bij brief van 25 juli 2000 heeft de advocaat van de partner aan mr. Heijnen laten weten dat de partner zich primair op het standpunt stelt dat hij door verjaring eigenaar is geworden van de woning en subsidiair een geldvordering op de erfgenamen heeft.
2.9.
De advocaat van de partner heeft bij brief van 28 mei 2001 aan de erfgenamen van erflater een minnelijk voorstel gedaan, waarbij de eigendom van de woning met gesloten beurzen aan de partner zou worden overgedragen.
2.10.
Bij brief van 12 april 2002 heeft de notaris aan de erfgenamen laten weten dat de belastingdienst de aanslag voor de successierechten op nihil heeft gesteld en het beslag op de woning heeft opgeheven. Alleen de tenaamstelling van de woning aan de partner resteert om de nalatenschap af te wikkelen, aldus de notaris. Daartoe heeft de notaris een concept-leveringsakte aan de erfgenamen met een volmacht gezonden. Niet alle erfgenamen hebben goedkeuring voor het passeren van de leveringsakte gegeven. De woning is niet aan de partner in eigendom overgedragen.
2.11.
Op 24 januari 2018 is te [woonplaats] overleden de partner van erflater, geboren te [woonplaats] en [woonplaats] op [geboortedatum] . De laatste woonplaats van de partner was [woonplaats] .
2.12.
Bij testament van 26 november 2015 heeft de partner over zijn nalatenschap beschikt. Hij heeft zijn broer [verzoeker] (hierna: [verzoeker] ) tot zijn enige en algehele erfgenaam benoemd. [verzoeker] heeft de nalatenschap zuiver aanvaard. In het testament heeft de partner [verzoeker] tot executeur benoemd. Deze heeft de benoeming aanvaard.
2.13.
Bij brief van 7 maart 2019 heeft de advocaat van [verzoeker] aan de erfgenamen van erflater verzocht om mee te werken aan de overdracht van de woning aan [verzoeker] .
3. 3. Het verzoek en het verweer
3.1.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank mr. H.A.W. Megens, notaris te [woonplaats] , te benoemen tot vereffenaar van de nalatenschap van erflater.
3.2.
Aan zijn verzoek heeft [verzoeker] het volgende ten grondslag gelegd. Op grond van artikel 4:203 lid 1 onder b Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank een vereffenaar benoemen op verzoek van een belanghebbende wanneer hij die met het beheer van de nalatenschap belast is in ernstige mate in de vervulling van zijn verplichtingen tekortschiet of wanneer de schulden van de nalatenschap de baten blijken te overtreffen. Een dergelijke situatie doet zich hier voor, omdat de erfgenamen gezamenlijk met het beheer van de nalatenschap belast zijn (art. 4:195 lid 1 BW), maar in de vervulling van hun verplichtingen tekortschieten. Erflater is al meer dan twintig jaar geleden overleden en nog steeds is het niet tot een vereffening gekomen. Verder is er ook sprake van een situatie waarin de schulden van de nalatenschap de baten daarvan overtreffen. De nalatenschap bevat geen baten en [verzoeker] heeft een vordering op de nalatenschap. [verzoeker] is belanghebbende bij de nalatenschap. Hij is weliswaar zelf geen erfgenaam van erflater, maar is (als rechtsopvolger onder algemene titel van de partner) door verjaring eigenaar geworden van de woning. Hiertoe is van belang dat er inmiddels meer dan twintig jaar sinds het overlijden van erflater sprake is van onafgebroken bezit door de partner en thans door [verzoeker] . Die termijn is op 25 september 2018 verstreken. [verzoeker] komt op grond van artikel 3:105 BW een beroep toe op extinctieve verjaring. Ook de vordering van de erfgenamen ex artikel 4:183 BW tot opeising van de nalatenschap van erflater is verjaard. Hiervoor geldt een termijn van twintig jaar na het overlijden van erflater (art. 3:306 juncto 3:315 BW), aldus [verzoeker] .
3.3.
[verweerster] voert verweer, waarop hierna, voor zover van belang, zal worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Het verweer van [verweerster] komt op het volgende neer. [verweerster] heeft betwist dat de erfgenamen tekortschieten in de vervulling van hun verplichtingen. Na het overlijden van erflater is de nalatenschap zoveel mogelijk afgewikkeld door de notaris. Volgens de notaris diende in 2002 alleen nog de tenaamstelling van de woning te worden geregeld. Omdat twee erfgenamen daarmee destijds niet akkoord zijn gegaan, is deze regeling niet uitgevoerd. Verder heeft [verzoeker] zonder enige onderbouwing gesteld dat er sprake is van een negatieve nalatenschap. Uit de brief van 12 april 2002 van de notaris valt af te leiden dat de schulden zijn voldaan. Als er nog schuldeisers onbetaald zijn gebleven, dan zijn hun schulden inmiddels ruimschoots verjaard, ook de vermeende vordering van de partner, thans [verzoeker] . Ten slotte is het de vraag of het standpunt van [verzoeker] dat hij door verjaring eigenaar van de woning is geworden juridisch houdbaar is. Deze procedure gaat daar in ieder geval niet over. Waarschijnlijk is er destijds voor gekozen om de woning op naam van erflater te zetten. De hypotheekakte en de belastingen staan ook op naam van erflater. Kennelijk was er een afspraak tussen erflater en de partner. In een dergelijke situatie start niet zomaar een verjaringstermijn. De partner heeft in 1999 via de notaris met de erfgenamen de afspraak gemaakt dat hij in de woning mocht blijven wonen. Blijkbaar was de partner zich ervan bewust dat de eigendom van de woning (deels) in de nalatenschap van erflater viel. De gemaakte afspraak staat in ieder geval aan verjaring in de weg.
4.2.
Voorop dient te worden gesteld dat drie erfgenamen hebben aangegeven de nalatenschap te willen verwerpen. Bij brief van 28 augustus 2019 heeft [erfgenaam 7] laten weten dat zij geen gebruik maakt van haar erfrecht. Tijdens de mondelinge behandeling hebben [erfgenaam 1] en [erfgenaam 5] verklaard dat zij de nalatenschap willen verwerpen. Op www.rechtspraak.nl kunnen deze drie erfgenamen informatie vinden over de procedure ‘verwerpen nalatenschap’.
4.3.
De rechter is het met partijen eens dat dit geschil dient te worden opgelost. Op grond van artikel 4:203 lid 1 onder b BW kan [verzoeker] naar het oordeel van de rechter echter niet als belanghebbende worden aangemerkt, nu in deze verzoekschriftenprocedure niet is komen vast te staan en ook niet kan komen vast te staan of [verzoeker] door verjaring eigenaar van de woning is geworden en evenmin of [verzoeker] een geldvordering op de erfgenamen van erflater heeft. Daaromtrent moet eerst duidelijkheid worden verkregen. Daartoe kan [verzoeker] een dagvaardingprocedure bij de rechtbank aanhangig maken, waarin hij een verklaring voor recht kan vorderen dat hij (door verjaring) eigenaar van de woning van erflater is geworden en/of een geldvordering op de erfgenamen van erflater heeft. Daarom dient het verzoek tot benoeming van een vereffenaar thans te worden afgewezen.
5. De beslissing
De rechtbank
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. O. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2019.