Wet gevolgen privatisering ABP voor het personeel van de Koninklijke Hofhouding
Artikel 1
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2007
- Bronpublicatie:
07-12-2006, Stb. 2006, 706 (uitgifte: 22-12-2006, kamerstukken: 30655)
- Inwerkingtreding
01-01-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-2006, Stb. 2006, 707 (uitgifte: 22-12-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen / Bijzondere onderwerpen
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
In deze wet wordt verstaan onder:
- a.
overeenkomst: iedere overeenkomst op het terrein van pensioenen, vervroegd uittreden en sociale zekerheid van het personeel van de Koninklijke Hofhouding die de Stichting aangaat met het doel de uitvoering van die pensioenen, of uitkeringen ter zake van vervroegd uittreden of sociale zekerheid over te dragen aan een derde, of overeenkomst tot wijziging van een dergelijke overeenkomst;
- b.
personeel van de Koninklijke Hofhouding: zij die door de Koning in dienst zijn genomen om bij de Koninklijke Hofhouding werkzaam te zijn, alsmede de Administrateur van het Kroondomein en het personeel, bedoeld in artikel 5, derde lid, van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis;
- c.
vervallen;
- d.
Stichting: de Stichting tot verzorging van de pensioenen van het personeel van de Koninklijke Hofhouding van het Huis van Oranje-Nassau, opgericht te 's-Gravenhage bij notariële akte van 24 maart 1960;
- e.
Stichting Pensioenfonds ABP: de Stichting Pensioenfonds ABP, bedoeld in artikel 6, van de Wet Privatisering ABP.