Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 479/2009 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten
Artikel 1
Geldend
Geldend vanaf 28-03-2014
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 01-09-2014.
- Bronpublicatie:
07-03-2014, PbEU 2014, L 69 (uitgifte: 08-03-2014, regelingnummer: 220/2014)
- Inwerkingtreding
28-03-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-03-2014, PbEU 2014, L 69 (uitgifte: 08-03-2014, regelingnummer: 220/2014)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Overheidsfinanciën / Bijzondere onderwerpen
1.
Voor de toepassing van het Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten en van deze verordening worden de termen in de leden 2 tot en met 6 gedefinieerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (hierna ‘ESR 2010’ genoemd). De tussen haakjes vermelde codes zijn die van het ESR 2010.
2.
‘Overheid’: de sector ‘overheid’ (S.13), onderverdeeld in de subsectoren ‘centrale overheid’ (S.1311), ‘deelstaatoverheid’ (S.1312), ‘lagere overheid’ (S.1313) en ‘wettelijke socialezekerheidsinstellingen’ (S.1314), onder uitsluiting van commerciële transacties, zoals gedefinieerd in het ESR 2010.
De uitsluiting van commerciële transacties betekent dat de sector ‘overheid’ (S.13) alleen de institutionele eenheden omvat die als hoofdfunctie niet-marktdiensten voortbrengen.
3.
‘Overheidstekort (-overschot)’: het vorderingentekort (−) c.q. -overschot (+) (B.9) van de sector ‘overheid’ (S.13) zoals gedefinieerd in het ESR 2010. De in het overheidstekort begrepen rente is de rente (2 D.41) zoals gedefinieerd in het ESR 2010.
4.
‘Overheidsinvesteringen’: de bruto-investeringen in vaste activa (P.51) van de sector ‘overheid’ (S.13), zoals gedefinieerd in het ESR 2010.
5.
‘Overheidsschuld’: de nominale waarde van alle aan het einde van het jaar uitstaande brutoverplichtingen van de sector ‘overheid’ (S.13), met uitzondering van de verplichtingen waarvan de corresponderende financiële activa door de sector ‘overheid’ (S.13) worden aangehouden.
De overheidsschuld wordt gevormd door de verplichtingen van de overheid in de volgende rubrieken: chartaal geld en deposito's (AF.2), schuldbewijzen (AF.3) en leningen (AF.4), overeenkomstig de definities van het ESR 2010.
De nominale waarde van een aan het einde van het jaar uitstaande verplichting is de op het schuldbewijs afgedrukte waarde.
De nominale waarde van een aan een indexcijfer gekoppelde verplichting komt overeen met de op het schuldbewijs afgedrukte waarde, aangepast met de uit de indexering voortvloeiende wijziging van de waarde van de hoofdsom aan het einde van het jaar.
Verplichtingen die in vreemde valuta's luiden of via contractuele overeenkomsten van een vreemde valuta worden gewisseld in een of meer andere vreemde valuta's worden in die andere vreemde valuta's omgerekend tegen de in die overeenkomsten bepaalde koers en worden in de nationale valuta omgerekend tegen de representatieve marktkoers op de laatste werkdag van elk jaar.
Verplichtingen die in de nationale valuta luiden en via contractuele overeenkomsten worden gewisseld in een vreemde valuta, worden in die vreemde valuta omgerekend tegen de in die overeenkomsten bepaalde koers, en worden in de nationale valuta omgerekend tegen de representatieve marktkoers op de laatste werkdag van elk jaar.
Verplichtingen die in vreemde valuta's luiden en via contractuele overeenkomsten worden gewisseld in nationale valuta worden in de nationale valuta omgerekend tegen de in die overeenkomsten bepaalde wisselkoers.
6.
‘Bruto binnenlands product’: het bruto binnenlands product tegen marktprijzen (bbpmp) (B.1*g) zoals gedefinieerd is het ESR 2010.