Hof Arnhem-Leeuwarden, 06-05-2021, nr. 000051-21
ECLI:NL:GHARL:2021:4454
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
06-05-2021
- Zaaknummer
000051-21
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2021:4454, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 06‑05‑2021; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
Uitspraak 06‑05‑2021
Inhoudsindicatie
Verzoek om vergoeding ex artikel 530 Sv. Een redelijke uitleg van het begrip "de kosten van een raadsman" in artikel 530, tweede lid, Sv brengt naar het oordeel van het hof mee dat daaronder ook moet worden begrepen de kosten van door een derde, niet zijnde een advocaat, beroepsmatig verleende rechtsbijstand in een procedure bij de kantonrechter.
Afdeling strafrecht
AV-nummer: 000051-21
Parketnummer eerste aanleg: 96-200407-19
Uitspraak d.d.: 6 mei 2021
Beschikking van de meervoudige raadkamer op het hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Assen d.d. 23 december 2020 op het verzoek
ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
wonende te [woonadres] ,
hierna te noemen verzoeker.
Procesgang
Bij een op 24 maart 2020 door de rechtbank ontvangen verzoekschrift heeft verzoeker gevraagd om vergoeding uit 's Rijks kas voor gemaakte kosten van € 1.761,95 in een strafzaak tegen verzoeker, zoals nader in het verzoekschrift aangegeven.
Daarnaast is verzocht om een vergoeding voor de gemaakte kosten voor de indiening van het verzoekschrift.
De rechtbank heeft bij voormelde beschikking verzoeker een vergoeding toegekend van
€ 1.597,43.
De officier van justitie heeft op 30 december 2020 hoger beroep tegen die beschikking ingesteld.
Het hoger beroep is door het hof in raadkamer op 22 april 2021 in het openbaar behandeld, waarbij is gehoord de advocaat-generaal. Mr. Meerts en verzoeker zijn, zoals op voorhand was aangekondigd, niet in openbare raadkamer verschenen. Mr. Meerts heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven.
De beschikking van de rechtbank
Het op 24 maart 2020 bij de rechtbank ingekomen verzoekschrift diende op grond van de artikelen 530, vierde lid, Sv juncto artikel 529, derde lid Sv te worden behandeld in openbare raadkamer. Uit de bestreden beschikking van de rechtbank blijkt niet dat het verzoek behandeld is in openbare raadkamer. Het hof zal de beschikking van de rechtbank daarom vernietigen.
Beoordeling van het verzoek
Uit het onderzoek in openbare raadkamer is - voor zover hier van belang - het navolgende gebleken:
- -
bij onherroepelijk vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen van 4 maart 2020, parketnummer 96-200407-19, is de strafzaak tegen verzoeker geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel;
- -
verzoeker heeft zich in de strafzaak laten bijstaan door mr. Meerts van Meerts Rechtspraktijk.
- -
verzoeker heeft het verzoek op de voorgeschreven wijze en tijdig ingediend;
- -
verzoeker heeft aangevoerd dat hij ten gevolge van de strafzaak kosten heeft gemaakt, te weten:
kosten rechtsbijstand 7.7 uur x € 150,00 : € 1.155,00
verletkosten verzoeker : € 550,00
zitting 22 oktober 2019 1,5 uur x € 100,00
zitting 4 december 2019 2 uur x €100,00
ophalen oproep 2 uur x € 100,00
reiskosten : € 56,95
zitting 22 oktober 2019 22,2 x 2 x € 0,28
zitting 4 december 2019 22,2 x 2 x € 0,28
ophalen oproep 57,3 x 2 x € 0,28
kosten verzoek : € 280,00 +
Totaal : € 2.041,95
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de kosten van rechtsbijstand niet kunnen worden toegewezen. Verzoeker heeft zich in de strafzaak laten bijstaan door een juridisch adviseur, te weten mr. Meerts van Meerts Rechtspraktijk. Nu de rechtsbijstand niet is verleend door een op het tableau ingeschreven advocaat, is geen sprake van kosten van een raadsman als bedoeld in artikel 530 Sv. Om diezelfde reden is er geen grond voor vergoeding van de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift. Tot slot is de officier van justitie van mening dat bij gebreke van onderbouwing de verzochte verletkosten evenmin kunnen worden toegewezen.
De advocaat-generaal heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat de kosten voor rechtsbijstand op gronden van billijkheid kunnen worden toegewezen. De inspanningen van de juridisch adviseur hebben het belang van het onderzoek bij de kantonrechter gediend. Er is voldoende verband om - naar analogie van artikel 529 Sv - tot toewijzing van de kosten over te gaan. Verder komen de kosten voor het indienen van het verzoekschrift en de reis- en verletkosten van verzoeker voor het bijwonen van de zitting van de kantonrechter op
4 december 2019 voor vergoeding in aanmerking, de verletkosten tot een bedrag van
€ 150,-.
Een redelijke uitleg van het begrip "de kosten van een raadsman" in artikel 530, tweede lid, Sv brengt naar het oordeel van het hof mee dat daaronder ook moet worden begrepen de kosten van door een derde, niet zijnde een advocaat, beroepsmatig verleende rechtsbijstand in een procedure bij de kantonrechter. De wetgever heeft in een dergelijke procedure niet voorgeschreven dat rechtsbijstand alleen kan plaatsvinden door een op het tableau ingeschreven advocaat.
Het hof is van oordeel dat de kosten van rechtsbijstand, waarvan hier vergoeding wordt verzocht, voor vergoeding in aanmerking kunnen komen. Mr. Meerts treedt veelvuldig op als juridisch adviseur in kantonprocedures. Rechtsbijstandverlening vormt voor mr. Meerts een vast onderdeel van een duurzame op het vergaren van inkomsten gerichte taakuitoefening. Hij is als rechtsbijstandverlener voldoende juridisch geschoold voor procedures als deze. De kosten voor rechtsbijstand zullen daarom op de voet van artikel 530, tweede lid, Sv, worden toegewezen zoals verzocht.
Het is vaste jurisprudentie van dit hof dat slechts de reis- en verletkosten worden vergoed die zijn gemaakt ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak. Dit betekent dat de reis- en verletkosten die verzoeker heeft gemaakt voor het ophalen van het gerechtelijk schrijven in Drachten niet voor vergoeding in aanmerking komen. Nu de oproep voor de kantonzitting van 22 oktober 2019 tijdig en op de juiste wijze was ingetrokken, komen de daarvoor door verzoeker gemaakte reis- en verletkosten voor die zitting evenmin voor vergoeding in aanmerking. Een vergoeding kan worden toegekend voor de reis- en verletkosten die verzoeker in verband met het bijwonen van de zitting bij de kantonrechter op 4 december 2019 heeft moeten maken.
De reiskosten betreffen een bedrag van € 12,43 (44,4 km x € 0,28). Bij gebreke van een onderbouwing dat het uurtarief van verzoeker € 100,00 per uur bedraagt, acht het hof het - met de advocaat-generaal - redelijk en billijk verzoeker een bedrag van in totaal € 150,00 voor de schade ten gevolge van tijdverzuim (verletkosten) toe te kennen.
De kosten van indiening van het verzoekschrift zullen worden toegewezen overeenkomstig de ter zake geldende uitgangspunten, en wel tot een bedrag van € 280,-.
Gelet op het voorgaande zal aan verzoeker de volgende vergoeding worden toegekend:
- -
kosten rechtsbijstand € 1.155,00
- -
verletkosten € 150,00
- -
reiskosten € 12,43
- -
kosten indienen verzoek rechtbank € 280,00 +
totaal € 1.597,43
BESLISSING
Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep;
kent aan verzoeker [verzoeker] toe een vergoeding ten laste van de Staat ten bedrage van
€ 1.597,43 (duizend vijfhonderdzevenennegentig euro en drieënveertig cent);
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht;
beveelt de griffier om bovenstaand bedrag over te maken op rekeningnummer
NL46 RABO 0104 0346 37, ten name van Stichting derdengelden Meerts te Beegden, onder vermelding van [verzoeker] .
Aldus gegeven door
mr. W.M. van Schuijlenburg, voorzitter,
mr. J.J. Beswerda en mr. A.H. toe Laer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van E.J. Swart, griffier,
door de voorzitter en de griffier ondertekend en op 6 mei 2021 ter openbare zitting uitgesproken.