Dit volgt uit artikel 8:5 van de Awb en artikel 1 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak die behoort bij de Awb. In dat artikel 1 wordt de Invorderingswet 1990 genoemd.
Rb. Zeeland-West-Brabant, 23-12-2022, nr. 21/1996
ECLI:NL:RBZWB:2022:7879
- Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum
23-12-2022
- Zaaknummer
21/1996
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZWB:2022:7879, Uitspraak, Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 23‑12‑2022; (Verzet)
Sprongcassatie: ECLI:NL:HR:2023:1128
ECLI:NL:RBZWB:2022:566, Uitspraak, Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 04‑02‑2022; (Eerste aanleg - enkelvoudig, Vereenvoudigde behandeling)
Uitspraak 23‑12‑2022
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond. Beroep terecht kennelijk ongegrond geacht voor zover het is gericht tegen de uitspraak op bezwaar. Voor zover het beroep is gericht tegen de mededeling verjaringstermijn heeft de rechtbank zich terecht kennelijk onbevoegd heeft verklaard.
Partij(en)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/1996
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 december 2022 op het verzet van
[belanghebbende] , uit [woonplaats] , belanghebbende.
Procesverloop
Bij brief van 15 maart 2021 is aan belanghebbende een mededeling nieuwe verjaringstermijn bekend gemaakt ter zake van de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2011.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de ontvanger van 2 april 2021 op het hiertegen ingediende bezwaar beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 4 februari 2022 heeft de rechtbank dat beroep ongegrond verklaard omdat het bezwaar door de ontvanger terecht niet-ontvankelijk is verklaard, omdat tegen de mededeling verjaring geen bezwaar (en beroep) open staat.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
De rechtbank heeft het verzet op 9 december 2022 op zitting behandeld. Aldaar is niemand verschenen.
Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 18 oktober 2022, op het adres [adres] te ( [postcode] ) [woonplaats] , onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Uit navraag bij PostNL is gebleken dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze tijdig op het juiste adres is aangeboden. De uitnodiging is op 20 oktober 2022 afgehaald op het afhaalpunt.
Overwegingen
Belanghebbende voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat hij geen informatie heeft gekregen wanneer er een uitspraak zou volgen. Verder stelt belanghebbende dat hij bij zijn standpunt blijft dat de opnieuw ingestelde verjaringstermijn onterecht is.
De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk ongegrond geacht voor zover het beroep zich richt tegen de uitspraak op bezwaar. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard omdat tegen een mededeling verjaring geen bezwaar open staat. Voor zover het beroep is gericht tegen de mededeling verjaringstermijn heeft de rechtbank zich kennelijk onbevoegd verklaard, omdat tegen een dergelijke beslissing geen beroep kan worden ingesteld.
In wat belanghebbende heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 4 februari 2022. Die uitspraak is juist. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 23 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Griffier | rechter |
(de rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen)
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl). Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Uitspraak 04‑02‑2022
Inhoudsindicatie
Deze uitspraak is niet voorzien van een samenvatting.
Partij(en)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/1996
uitspraak van 4 februari 2022
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de ontvanger van de Belastingdienst,
de ontvanger.
1. Motivering
1.1.
Belanghebbende heeft een beroepschrift ingediend betreffende de mededeling nieuwe verjaringstermijn inzake de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2011 met aanslagnummer [aanslagnummer]H.16.01.
1.2.
Belanghebbende heeft niet duidelijk gespecificeerd waartegen zijn beroep zich richt. Uit de stukken die door de ontvanger zijn toegestuurd, volgt dat er een uitspraak op bezwaar tegen de mededeling nieuwe verjaringstermijn is gedaan op 2 april 2021. De ontvanger heeft daarin het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard.
Uitspraak op bezwaar
1.3.
Of bezwaar tegen een beslissing van de ontvanger mogelijk is, hangt ervan af of beroep mogelijk is. De (fiscale) bestuursrechter is als uitgangspunt niet bevoegd te oordelen over beslissingen van de ontvanger op grond van de Invorderingswet 19901.. Voor bepaalde besluiten is in de regelgeving een uitzondering gemaakt. De beslissing van de ontvanger om de verjaringstermijn te verlengen valt niet onder een van de uitzonderingen. Dit betekent dat de ontvanger het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
1.4.
Het beroep is daarom in zoverre kennelijk ongegrond.
Mededeling verjaringstermijn
1.5.
Voor zover het beroep van belanghebbende direct is gericht tegen de brief van de ontvanger van 15 maart 2021, verklaart de rechtbank (de fiscale bestuursrechter) zich onbevoegd. Zoals hiervoor is overwogen kan tegen een dergelijke beslissing geen beroep worden ingesteld.
1.6.
De rechtbank is in zoverre dus kennelijk onbevoegd.
2. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond voor zover het is gericht tegen de uitspraak op bezwaar.
- verklaart zich onbevoegd voor zover het beroep is gericht tegen de mededeling verjaringstermijn.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 4 februari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 04‑02‑2022