Smartengeld
Einde inhoudsopgave
Smartengeld 1998/5.5:5.5 Conclusies
Archief
Smartengeld 1998/5.5
5.5 Conclusies
Documentgegevens:
prof. mr. S.D. Lindenbergh, datum 21-06-1998
- Datum
21-06-1998
- Auteur
prof. mr. S.D. Lindenbergh
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De vraag of in een bepaald geval immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt is niet alleen een kwestie van interpretatie van artikel 6:106 of van uitleg van het begrip persoonsaantasting. Ook aan andere vereisten voor aansprakelijkheid en schadevergoeding, zoals onrechtmatigheid, relativiteit en causaal verband dient uiteraard te zijn voldaan.
Omdat het bij de invulling van het begrip persoonsaantasting gaat om een betrekkelijk onontgonnen terrein dient - mede in het licht van de in artikel 6:95 neergelegde keuze voor een gesloten stelsel -behoedzaamheid te worden betracht. Niettemin biedt het begrip persoonsaantasting mogelijkheden voor nadere vormgeving en verdere ontwikkeling.
Voor de invulling van het begrip 'aantasting van de persoon op andere wijze' kan aansluiting worden gezocht bij de reeds in de wet genoemde gevallen 'lichamelijk letsel' en 'schending van eer en goede naam'. Deze gevallen kunnen - in overeenstemming met andere rechtsstelsels - worden herleid tot de meer algemene categorieën 'ziekte', waaronder ook 'geestelijk letsel' kan worden gebracht, en tot 'schending van persoonlijkheidsrechten', waaronder ook andere belangen dan eer en goede naam kunnen worden gevat.
Bij de categorie geestelijk letsel is de ernst van de gevolgen bepalend voor het antwoord op de vraag of sprake is van een persoonsaantasting. Daarbij dient het te gaan om ernstige psychische storingen die met behulp van bevindingen in de psychiatrie kunnen worden aangemerkt als 'ziekte'. 'Normale' emotionele reacties als verdriet, woede of ergernis zijn daartoe onvoldoende; abnormale psychopathologische reacties kunnen wel als zodanig worden gekwalificeerd. Ter ondersteuning van een oordeel op dit punt kan aansluiting worden gezocht bij internationaal erkende categoriseringssystemen.
Ook ernstige schendingen van persoonlijkheidsrechten kunnen onder omstandigheden worden aangemerkt als persoonsaantasting in de zin van artikel 6:106. Hierbij is niet alleen de ernst van de gevolgen bepalend, maar komt ook betekenis toe aan de aard en het gewicht van het geschonden belang en aan de wijze van aantasting. Het terrein van de persoonlijkheidsrechten kenmerkt zich door een zekere gevoeligheid voor maatschappelijke ontwikkelingen.
De twee geschetste categorieën bieden mijns inziens voldoende houvast om het terrein van het smartengeld verder in kaart te brengen en af te bakenen. Zij bieden ook voldoende ruimte voor eventuele ontwikkelingen. Buiten de genoemde categorieën lijkt mij de formulering van andere categorieën of van een 'restcategorie' dan ook niet nodig en evenmin wenselijk.