Procestaal: Zweeds.
HvJ EU, 22-10-2015, nr. C-264/14
ECLI:EU:C:2015:718
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Unie
- Datum
22-10-2015
- Magistraten
T. von Danwitz, D. Šváby, A. Rosas, E. Juhász, C. Vajda
- Zaaknummer
C-264/14
- Conclusie
J. Kokott
- Roepnaam
Hedqvist
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Europees belastingrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:EU:C:2015:718, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie, 22‑10‑2015
ECLI:EU:C:2015:498, Conclusie, Hof van Justitie van de Europese Unie, 16‑07‑2015
Uitspraak 22‑10‑2015
T. von Danwitz, D. Šváby, A. Rosas, E. Juhász, C. Vajda
Partij(en)
In zaak C-264/14,*
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Högsta förvaltningsdomstol (hooggerechtshof in bestuurszaken, Zweden) bij beslissing van 27 mei 2014, ingekomen bij het Hof op 2 juni 2014, in de procedure
Skatteverket
tegen
David Hedqvist,
wijst
HET HOF (Vijfde kamer),
samengesteld als volgt: T. von Danwitz, president van de Vierde kamer, waarnemend voor de president van de Vijfde kamer, D. Šváby, A. Rosas (rapporteur), E. Juhász en C. Vajda, rechters,
advocaat-generaal: J. Kokott,
griffier: C. Strömholm, administrateur,
gezien de stukken en na de terechtzitting op 17 juni 2015,
gelet op de opmerkingen van:
- —
het Skatteverk, vertegenwoordigd door M. Loeb, als juridisch adviseur,
- —
Hedqvist, vertegenwoordigd door A. Erasmie, advokat, en F. Berndt, jur. kand.,
- —
de Zweedse regering, vertegenwoordigd door A. Falk en E. Karlsson als gemachtigden,
- —
de Duitse regering, vertegenwoordigd door T. Henze en K. Petersen als gemachtigden,
- —
de Estse regering, vertegenwoordigd door K. Kraavi-Käerdi als gemachtigde,
- —
de Europese Commissie, vertegenwoordigd door L. Lozano Palacios, M. Owsiany-Hornung, K. Simonsson en J. Enegren als gemachtigden,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 16 juli 2015,
het navolgende
Arrest
1
Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van de artikelen 2, lid 1, en 135, lid 1, van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347, blz. 1; hierna: ‘btw-richtlijn’).
2
Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen het Skatteverk (Zweedse belastingdienst) en Hedqvist, over een prealabel advies van de Skatterättsnämnd (Zweedse commissie voor fiscale vraagstukken) over de heffing van belasting over de toegevoegde waarde (hierna: ‘btw’) op het inwisselen van traditionele valuta's tegen de virtuele valuta ‘bitcoin’ en omgekeerd, die Hedqvist via een vennootschap wil gaan verrichten.
Toepasselijke bepalingen
Unierecht
3
Artikel 2 van de btw-richtlijn luidt als volgt:
- ‘1.
De volgende handelingen zijn aan de [btw] onderworpen:
- a)
de leveringen van goederen, die binnen het grondgebied van een lidstaat door een als zodanig handelende belastingplichtige onder bezwarende titel worden verricht;
[…]
- c)
de diensten die binnen het grondgebied van een lidstaat door een als zodanig handelende belastingplichtige onder bezwarende titel worden verricht;
[…]’
4
Artikel 14, lid 1, van deze richtlijn bepaalt:
‘Als ‘levering van goederen’ wordt beschouwd, de overdracht of overgang van de macht om als een eigenaar over een lichamelijke zaak te beschikken.’
5
Artikel 24, lid 1, van deze richtlijn luidt als volgt:
‘Als ‘dienst’ wordt beschouwd elke handeling die geen levering van goederen is.’
6
Artikel 135 van de btw-richtlijn bepaalt:
- ‘1.
De lidstaten verlenen vrijstelling voor de volgende handelingen:
[…]
- d)
handelingen, bemiddeling daaronder begrepen, betreffende deposito's, rekening-courantverkeer, betalingen, overmakingen, schuldvorderingen, cheques en andere handelspapieren met uitzondering van de inning van schuldvorderingen.
- e)
handelingen, bemiddeling daaronder begrepen, betreffende deviezen, bankbiljetten en munten die wettig betaalmiddel zijn, met uitzondering van munten en biljetten die verzamelobject zijn, namelijk gouden, zilveren of uit een ander metaal geslagen munten, alsmede biljetten, die normaal niet als wettig betaalmiddel worden gebruikt of die een numismatische waarde hebben;
- f)
handelingen, bemiddeling daaronder begrepen, uitgezonderd bewaring en beheer, inzake aandelen, deelnemingen in vennootschappen of verenigingen, obligaties en andere waardepapieren, met uitzondering van documenten die goederen vertegenwoordigen en van de in artikel 15, lid 2, bedoelde rechten of effecten;
[…]’
Zweeds recht
7
Overeenkomstig hoofdstuk 1, § 1, van de mervärdesskattelag (1994:200) (wet op de belasting over de toegevoegde waarde, hierna: ‘ML’), moet aan de staat btw worden betaald over de belastbare handelingen die in het binnenland in verband met goederen en diensten worden verricht door een als zodanig handelende belastingplichtige.
8
In hoofdstuk 3 van deze wet staat § 23, lid 1, op grond waarvan van btw zijn vrijgesteld de leveringen van bankbiljetten en munten die wettig betaalmiddel zijn, met uitzondering van verzamelobjecten, namelijk gouden, zilveren of uit een ander metaal geslagen munten, alsmede biljetten, die normaal niet als wettig betaalmiddel worden gebruikt of die een numismatische waarde hebben.
9
Krachtens § 9 in hetzelfde hoofdstuk 3, zijn bancaire en financiële diensten, alsmede de effectenhandel en soortgelijke transacties vrijgesteld. De bancaire en financiële diensten omvatten geen notariële werkzaamheden, incassoactiviteiten en administratieve diensten op het gebied van factoring of de verhuur van opslagruimte.
Feiten van het hoofdgeding en prejudiciële vragen
10
Hedqvist wil via een vennootschap diensten aanbieden die bestaan in het inwisselen van traditionele valuta's tegen de virtuele valuta ‘bitcoin’ en omgekeerd.
11
Blijkens de verwijzingsbeslissing wordt de virtuele valuta ‘bitcoin’ hoofdzakelijk gebruikt voor betalingen tussen particulieren op het internet alsmede in bepaalde webwinkels die deze valuta accepteren. Deze virtuele valuta heeft niet één enkele emittent, maar wordt rechtstreeks binnen een netwerk aangemaakt door middel van een speciaal algoritme. Binnen het systeem van de virtuele valuta ‘bitcoin’ is het de gebruikers die een ‘bitcoin’ adres bezitten toegestaan binnen het netwerk anoniem bedragen aan ‘bitcoins’ in bezit te hebben en over te dragen. Een ‘bitcoin’ adres is vergelijkbaar met een bankrekeningnummer.
12
Onder verwijzing naar een rapport uit 2012 van de Europese Centrale Bank over virtuele valuta, geeft de verwijzende rechter aan dat een virtuele valuta kan worden gedefinieerd als een soort ongereguleerd digitaal geld, dat wordt uitgegeven en gecontroleerd door de ontwikkelaars ervan en wordt geaccepteerd door de leden van een specifieke virtuele gemeenschap. De virtuele valuta ‘bitcoin’ is een van de virtuele valuta's met een zogeheten ‘bidirectional flow’, die de gebruikers kunnen kopen en verkopen op basis van een wisselkoers. Dergelijke virtuele valuta's kunnen in de reële wereld op overeenkomstige wijze als de andere inwisselbare valuta's worden gebruikt. Zij kunnen worden gebruikt voor het kopen van zowel reële als virtuele goederen en diensten. Virtuele valuta's verschillen van elektronisch geld zoals omschreven in richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van richtlijn 2000/46/EG (PB L 267, blz. 7), voor zover, anders dan bij dit geld, de waarden bij virtuele valuta's niet worden uitgedrukt in de traditionele rekeneenheid zoals de euro, maar een virtuele rekeneenheid, zoal de ‘bitcoin’.
13
De verwijzende rechter vermeldt dat de handelingen die Hedqvist voornemens is te verrichten, elektronisch door middel van de website van zijn vennootschap moeten plaatsvinden. Deze vennootschap moet de eenheden van de virtuele valuta ‘bitcoin’ rechtstreeks kopen van particulieren of ondernemingen, dan wel op een internationale wisselmarkt. Vervolgens worden deze eenheden door deze vennootschap op een dergelijke beurs doorverkocht, dan wel opgeslagen. De vennootschap van Hedqvist wil dergelijke eenheden ook verkopen aan particulieren of ondernemingen die een bestelling op zijn website hebben geplaatst. Indien de klant de door de vennootschap van Hedqvist geboden prijs in Zweedse kronen heeft aanvaard en een betaling is ontvangen, worden de eenheden van de virtuele valuta ‘bitcoin’ automatisch naar het vermelde ‘bitcoin’ adres verzonden. De eenheden van de virtuele valuta ‘bitcoin’ die door deze vennootschap worden verkocht, zijn die welke zij, direct nadat de klant zijn bestelling heeft geplaatst, op de wisselmarkt koopt, dan wel die welke zij al in voorraad heeft. De prijs die deze vennootschap aan de klanten aanbiedt, wordt vastgesteld aan de hand van de prijs die op een specifieke wisselmarkt geldt en vermeerderd met een bepaald percentage. Het verschil tussen de aankoop- en verkoopprijs vormt de winst voor de vennootschap voor Hedqvist. Deze vennootschap brengt geen andere kosten in rekening.
14
De enige handelingen die Hedqvist wil uitvoeren zijn dus de aan- en verkoop van eenheden van de virtuele valuta ‘bitcoin’ in ruil voor traditionele valuta's, zoals de Zweedse kroon, of andersom. Uit de verwijzingsbeslissing blijkt niet of zij betrekking moeten hebben op betalingen in ‘bitcoins’.
15
Alvorens met dergelijke handelingen te beginnen, heeft Hedqvist verzocht om een prealabel advies van de commissie voor fiscale vraagstukken, om te vernemen of bij de aankoop en verkoop van eenheden van de virtuele valuta ‘bitcoin’ btw moest worden voldaan.
16
In een advies van 14 oktober 2013 meende deze commissie op basis van het arrest First National Bank of Chicago (C-172/96, EU:C:1998:354), dat Hedqvist een wisseldienst gaat aanbieden die onder bezwarende titel zal worden verricht. Volgens haar valt deze wisseldienst evenwel onder de vrijstelling van § 9 in hoofdstuk 3, ML.
17
Volgens de commissie voor fiscale vraagstukken is de virtuele valuta ‘bitcoin’ een betaalmiddel dat op overeenkomstige wijze als wettige betaalmiddelen wordt gebruikt. De uitdrukking ‘wettig betaalmiddel’ in artikel 135, lid 1, onder e, van de btw-richtlijn wordt overigens gebruikt ter beperking van de werkingssfeer van de vrijstelling betreffende bankbiljetten en munten. Hieruit volgt dat deze uitdrukking aldus moet worden gelezen dat zij enkel betrekking heeft op bankbiljetten en munten, en niet op valuta's. Deze uitlegging is tevens in overeenstemming met de door de vrijstellingen in artikel 135, lid 1, onder b), tot en met g), van de btw-richtlijn nagestreefde doelstelling, namelijk om moeilijkheden bij de btw-heffing op financiële diensten te voorkomen.
18
Het Skatteverk is tegen de beslissing van de commissie voor fiscale vraagstukken opgekomen bij de Högsta förvaltningsdomstol en voerde daarbij aan dat de dienst waarop het verzoek van Hedqvist betrekking had, niet onder de vrijstelling in hoofdstuk 3, § 9, ML valt.
19
Volgens Hedqvist moet het beroep van het Skatteverk worden verworpen en het prealabel advies van de commissie voor fiscale vraagstukken worden bevestigd.
20
Volgens de verwijzende rechter kan uit het arrest First National Bank of Chicago (C-172/96, EU:C:1998:354) worden afgeleid dat handelingen waarbij een virtuele valuta wordt ingewisseld tegen een traditionele valuta en omgekeerd, tegen een vergoeding in de vorm van de marge voor de dienstverrichter tussen de aankoop en verkoopprijs, een dienst onder bezwarende titel vormen. In dat geval rijst de vraag of deze handelingen vallen onder een van de vrijstellingen van artikel 135, lid 1, van de btw-richtlijn inzake financiële diensten, meer bepaald die welke vermeld staan onder d), tot en met f), van deze bepaling.
21
Daar de Högsta förvaltningsdomstol twijfels heeft over de vraag of dergelijke handelingen onder een van deze vrijstellingen vallen, heeft deze rechter de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:
- ‘1)
Moet artikel 2, lid 1, van de btw-richtlijn aldus worden uitgelegd dat handelingen in de vorm van wat is omschreven als de inwisseling van virtuele valuta's tegen traditionele valuta's en omgekeerd, die worden verricht voor een tegenprestatie die de dienstverrichter bij de vaststelling van de wisselkoers mede aanrekent, een dienst onder bezwarende titel vormen?
- 2)
Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, moet artikel 135, lid 1, [van deze richtlijn] dan aldus worden uitgelegd dat voormelde wisselhandelingen zijn vrijgesteld van belasting?’
Behandeling van de prejudiciële vragen
Eerste vraag
22
Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 2, lid 1, onder c), van de btw-richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat handelingen zoals die aan de orde in het hoofdgeding, — die bestaan in de inwisseling van traditionele valuta's tegen eenheden van de virtuele valuta ‘bitcoin’ en omgekeerd, die worden verricht tegen betaling van een bedrag dat overeenkomt met de marge die ontstaat uit het verschil tussen de prijs waarvoor de betrokken marktdeelnemer de valuta's koopt en de prijs waarvoor hij deze verkoopt aan zijn klanten —, diensten onder bezwarende titel in de zin van deze bepaling vormen.
23
Artikel 2, lid 1, van de btw-richtlijn vermeldt dat de leveringen van goederen en de diensten, die binnen het grondgebied van een lidstaat door een als zodanig handelende belastingplichtige onder bezwarende titel worden verricht, aan btw worden onderworpen.
24
In de eerste plaats moet worden vastgesteld dat de virtuele valuta met ‘bidirectional flow’ ‘bitcoin’, die in het kader van valutatransacties wordt ingewisseld tegen traditionele valuta's, niet kan worden gekwalificeerd als een ‘lichamelijke zaak’ in de zin van artikel 14 van de btw-richtlijn, omdat, zoals de advocaat-generaal in punt 17 van haar conclusie heeft opgemerkt, deze virtuele valuta geen ander doel heeft dan als betaalmiddel te worden gebruikt.
25
Dit geldt ook voor de traditionele valuta's, wanneer dit geldeenheden met de hoedanigheid van wettig betaalmiddel betreft (zie in die zin arrest First National Bank of Chicago, C-172/96, EU:C:1998:354, punt 25).
26
Derhalve vallen de handelingen die in het hoofdgeding aan de orde zijn en bestaan in het inwisselen van verschillende betaalmiddelen, niet onder het begrip ‘levering van goederen’ van artikel 14 van de richtlijn. In deze omstandigheden vormen deze handelingen diensten in de zin van artikel 24 van de btw-richtlijn.
27
Wat in de tweede plaats de vergoeding voor een dienst betreft, moet eraan worden herinnerd dat een dienst enkel ‘onder bezwarende titel’ in de zin van artikel 2, lid 1, onder c), van de btw-richtlijn wordt verricht, en dus alleen aan btw is onderworpen, indien er een rechtstreeks verband bestaat tussen de verrichte dienst en de door de belastingplichtige ontvangen tegenwaarde (arresten Loyalty Management UK en Baxi Group, C-53/09 en C-55/09, EU:C:2010:590, punt 51 en aldaar aangehaalde rechtspraak, en Serebryannay vek, C-283/12, EU:C:2013:599, punt 37). Een dergelijk rechtstreeks verband ontstaat wanneer tussen de verrichter en de ontvanger een rechtsbetrekking bestaat waarbij over en weer prestaties worden uitgewisseld, en de door de dienstverrichter ontvangen vergoeding de werkelijke tegenwaarde vormt voor de aan de ontvanger verleende dienst (arrest Le Rayon d'Or, C-151/13, EU:C:2014:185, punt 29 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
28
In de zaak in het hoofdgeding komt uit de gegevens in het aan het Hof voorgelegde dossier naar voren dat tussen de vennootschap van Hedqvist en zijn wederpartijen een wederkerige rechtsverhouding bestaat, waarin de partijen bij de handeling zich er onderling toe verplichten bedragen in een bepaalde valuta over te dragen en de tegenwaarde ervan in een virtuele valuta met een ‘bidirectional flow’ te ontvangen, of andersom. Ook is uiteengezet dat deze vennootschap in ruil voor haar dienstverrichting een vergoeding ontvangt bestaande uit de marge die zij opneemt in de berekening van de wisselkoersen waartegen zij de betreffende valuta's wil aan- en verkopen.
29
Het Hof heeft reeds geoordeeld dat om te bepalen of een dienst onder bezwarende titel is verricht, het feit dat een dergelijke vergoeding niet de vorm heeft van een betaling van een provisie of van specifieke kosten, irrelevant is (arrest First National Bank of Chicago, C-172/96, EU:C:1998:354, punt 33).
30
Gelet op een en ander moet worden geoordeeld dat handelingen zoals die aan de orde in het hoofdgeding, diensten vormen die worden verricht tegen een vergoeding die rechtstreeks verband houdt met de verrichte dienst, dat wil zeggen diensten die onder bezwarende titel worden verricht in de zin van artikel 2, lid 1, onder c), van de btw-richtlijn.
31
Derhalve moet op de eerste vraag worden geantwoord dat artikel 2, lid 1, onder c), van de btw-richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat handelingen zoals die aan de orde in het hoofdgeding — die bestaan in het inwisselen van traditionele valuta's tegen eenheden van de virtuele valuta ‘bitcoin’ en omgekeerd, die worden verricht tegen betaling van een bedrag dat overeenkomt met de marge die ontstaat uit het verschil tussen de prijs waarvoor de betrokken marktdeelnemer de valuta's koopt en de prijs waarvoor hij deze verkoopt aan zijn klanten —, diensten onder bezwarende titel in de zin van deze bepaling vormen.
Tweede vraag
32
Met zijn tweede vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 135, lid 1, onder d), tot en met f), van de btw-richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat diensten zoals die aan de orde in het hoofdgeding — die bestaan in het inwisselen van traditionele valuta's tegen eenheden van de virtuele valuta ‘bitcoin’ en omgekeerd, die worden verricht tegen betaling van een bedrag dat overeenkomt met de marge die ontstaat uit het verschil tussen de prijs waarvoor de betrokken marktdeelnemer de valuta's koopt en de prijs waarvoor hij deze verkoopt aan zijn klanten —, van de btw zijn vrijgesteld.
33
Vooraf moet eraan herinnerd dat, volgens de rechtspraak van het Hof, de vrijstellingen van artikel 135, lid 1, van de btw-richtlijn autonome begrippen van het Unierecht vormen, die tot doel hebben verschillen in de toepassing van het btw-stelsel tussen de lidstaten te voorkomen (zie met name arresten Skandinaviska Enskilda Banken, C-540/09, EU:C:2011:137, punt 19 en aldaar aangehaalde rechtspraak, en DTZ Zadelhoff, C-259/11, EU:C:2012:423, punt 19).
34
Het is tevens vaste rechtspraak dat de bewoordingen die worden gebruikt ter omschrijving van deze vrijstellingen strikt moeten worden uitgelegd, daar deze vrijstellingen afwijkingen zijn van het algemene beginsel dat btw wordt geheven over elke dienst die onder bezwarende titel door een belastingplichtige wordt verricht (arresten Ludwig, C-453/05, EU:C:2007:369, punt 21, en DTZ Zadelhoff, C-259/11, EU:C:2012:423, punt 20).
35
De uitlegging van die bewoordingen moet evenwel in overeenstemming zijn met de doeleinden die door de vrijstellingen van artikel 135, lid 1, van de btw-richtlijn worden nagestreefd en stroken met de eisen van het beginsel van fiscale neutraliteit, dat inherent is aan het gemeenschappelijke btw-stelsel. Dit beginsel van strikte uitlegging betekent dus niet dat de bewoordingen die ter omschrijving van de vrijstellingen van artikel 135, lid 1, zijn gebruikt, aldus moeten worden uitgelegd dat zij geen effect meer sorteren (zie met name arresten Don Bosco Onroerend Goed, C-461/08, EU:C:2009:722, punt 25; DTZ Zadelhoff, C-259/11, EU:C:2012:423, punt 21, en J.J. Komen en Zonen Beheer Heerhugowaard, C-326/11, EU:C:2012:461, punt 20).
36
In dat verband blijkt uit de rechtspraak van het Hof dat de vrijstellingen in artikel 135, lid 1, onder d), tot en met f), met name tot doel hebben de moeilijkheden in verband met de vaststelling van de belastbare grondslag en het bedrag van de aftrekbare btw te verhelpen (zie met name arrest Velvet & Steel Immobilien, C-455/05, EU:C:2007:232, punt 24, alsmede beschikking Tiercé Ladbroke, C-231/07 en C-232/07, EU:C:2008:275, punt 24).
37
Overigens zijn handelingen die op grond van deze bepalingen van de btw zijn vrijgesteld, naar hun aard financiële diensten, ofschoon zij niet noodzakelijkerwijs door banken of financiële instellingen behoeven te worden verricht (zie arresten Velvet & Steel Immobilien, C-455/05, EU:C:2007:232, punten 21 en 22 en aldaar aangehaalde rechtspraak, en Granton Advertising, C-461/12, EU:C:2014:1745, punt 29).
38
Wat in de eerste plaats de vrijstellingen van artikel 135, lid 1, onder d) van de btw-richtlijn betreft, moet eraan worden herinnerd dat de lidstaten volgens deze bepaling vrijstelling verlenen voor handelingen die met name betrekking hebben op ‘deposito's, rekening-courantverkeer, betalingen, overmakingen, schuldvorderingen, cheques en andere handelspapieren’.
39
De handelingen waarvoor krachtens deze bepaling vrijstelling wordt verleend, worden dus bepaald aan de hand van de aard van de geleverde diensten. Om als vrijgestelde handeling te worden aangemerkt, moeten de betrokken diensten over het geheel genomen een afzonderlijk geheel vormen, dat de kenmerkende en essentiële functies van een in deze bepaling beschreven dienst vervult (zie arrest Axa UK, C-175/09, EU:C:2010:646, punten 26 en 27 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
40
Uit de tekst van artikel 135, lid 1, onder d), van de btw-richtlijn, gelezen in het licht van het arrest Granton Advertising (C-461/12, EU:C:2014:1745, punten 37 en 38), blijkt dat de in deze bepaling bedoelde handelingen betrekking hebben op diensten of instrumenten waarvan een geldoverdracht onderdeel is.
41
Daarenboven is deze bepaling, zoals de advocaat-generaal in de punten 51 en 52 van haar conclusie heeft uiteengezet, niet gericht op de handelingen die de munt zelf betreffen, aangezien daarvoor een specifieke bepaling geldt, te weten artikel 135, lid 1, onder e), van de btw-richtlijn.
42
Daar de virtuele valuta ‘bitcoin’ een contractueel betaalmiddel is, kan zij, ten eerste, niet worden beschouwd als een rekening-courant, noch als een deposito, betaling of overschrijving. Ten tweede vormt zij, anders dan de in artikel 135, lid 1, onder d), van de btw-richtlijn bedoelde schuldvorderingen, cheques en andere handelspapieren, een rechtstreeks betaalmiddel tussen de marktdeelnemers die haar accepteren.
43
Handelingen als die in het hoofdgeding vallen dus niet binnen de werkingssfeer van de in deze bepaling vastgestelde vrijstellingen.
44
Wat in de tweede plaats de vrijstellingen van artikel 135, lid 1, onder e), van de btw-richtlijn betreft, verlenen de lidstaten krachtens deze bepaling vrijstelling voor handelingen betreffende met name ‘deviezen, bankbiljetten en munten die wettig betaalmiddel zijn’.
45
In dat verband moet eraan worden herinnerd dat de in deze bepaling gebruikte begrippen uniform moeten worden uitgelegd en toegepast in het licht van de tekst in alle talen van de Unie (zie in die zin arresten Velvet & Steel Immobilien, C-455/05, EU:C:2007:232, punt 16 en aldaar aangehaalde rechtspraak, en Commissie/Spanje, C-189/11, EU:C:2013:587, punt 56).
46
Zoals de advocaat-generaal in de punten 31 tot en met 34 van haar conclusie heeft uiteengezet, kan aan de hand van de verschillende taalversies van artikel 135, lid 1, onder e), van de btw-richtlijn niet ondubbelzinnig worden vastgesteld of deze bepaling slechts van toepassing is op handelingen die traditionele valuta's betreffen of dat zij daarentegen tevens is gericht op handelingen waarbij een andere valuta betrokken is.
47
Gezien deze taalkundige verschillen, kan de strekking van die uitdrukking niet worden vastgesteld op basis van een letterlijke uitlegging alleen. Deze uitdrukking moet worden uitgelegd op basis van de context waarin zij wordt gebruikt, alsook van de doelstellingen en de opzet van de btw-richtlijn (zie arresten Velvet & Steel Immobilien, C-455/05, EU:C:2007:232, punt 20 en aldaar aangehaalde rechtspraak, en Commissie/Spanje, C-189/11, EU:C:2013:587, punt 56).
48
Zoals hierboven in de punten 36 en 37 van dit arrest in herinnering is geroepen, hebben de vrijstellingen in artikel 135, lid 1, onder e), van de btw-richtlijn met name tot doel de moeilijkheden te verhelpen in verband met de vaststelling van de belastbare grondslag en het bedrag van de aftrekbare btw, die ontstaan bij de belasting van financiële handelingen.
49
De handelingen betreffende niet-traditionele valuta's, dat wil zeggen andere dan de munten die in een of meerdere landen het wettelijke betaalmiddel vormen, voor zover deze valuta's door de partijen bij een transactie zijn aanvaard als alternatief betaalmiddel op de wettelijke betaalmiddelen en geen andere doel hebben dan te worden gebruikt als betaalmiddel, vormen financiële handelingen.
50
Daarenboven kunnen, zoals Hedqvist ter terechtzitting in wezen heeft betoogd, in het bijzondere geval van handelingen als wisselhandelingen, de moeilijkheden in verband met de vaststelling van de belastbare grondslag en het bedrag van de aftrekbare btw, dezelfde zijn, of het nu gaat om het wisselen van traditionele valuta's, die normaliter zijn vrijgesteld krachtens artikel 135, lid 1, onder e), van de btw-richtlijn, of het inwisselen van dergelijke valuta's tegen virtuele valuta's met ‘bidirectional flow’, die, zonder een wettig betaalmiddel te zijn, een betaalmiddel vormen dat door de partijen bij een transactie wordt geaccepteerd, en omgekeerd.
51
Uit de context en de doelstelling van dit artikel 135, lid 1, onder e), volgt dus dat deze bepaling gedeeltelijk zou worden uitgehold indien zij aldus wordt opgevat dat zij enkel is gericht op handelingen die betrekking hebben op de traditionele valuta's.
52
In het hoofdgeding staat vast dat de virtuele valuta ‘bitcoin’ enkel tot doel heeft als betaalmiddel te worden gebruikt en met dat doel door sommige marktdeelnemers wordt geaccepteerd.
53
Dientengevolge moet worden vastgesteld dat artikel 135, lid 1, onder e), van de btw-richtlijn tevens is gericht op diensten, zoals die aan de orde in het hoofdgeding, die bestaan in het inwisselen van traditionele valuta's tegen eenheden van de virtuele valuta ‘bitcoin’ en omgekeerd, en worden verricht tegen betaling van een bedrag dat overeenkomt met de marge die ontstaat uit het verschil tussen de prijs waarvoor de betrokken marktdeelnemer de valuta koopt en de prijs waarvoor hij deze verkoopt aan zijn klanten.
54
Wat in de laatste plaats de vrijstellingen van artikel 135, lid 1, onder f), van de btw-richtlijn betreft, hoeft er enkel aan te worden herinnerd dat deze bepaling met name ziet op handelingen inzake ‘aandelen, deelnemingen in vennootschappen of verenigingen [en] obligaties’, dus titels die een eigendomsrecht op een rechtspersoon verlenen, alsook op ‘andere waardepapieren’ die als naar hun aard vergelijkbaar zijnde moeten worden beschouwd met de titels die specifiek in deze bepaling worden genoemd (arrest Granton Advertising, C-461/12, EU:C:2014:1745, punt 27).
55
Het staat echter vast dat de virtuele valuta ‘bitcoin’ noch een titel vormt die een eigendomsrecht op rechtspersonen verleent, noch een titel van een vergelijkbare aard.
56
De handelingen die in het hoofdgeding aan de orde zijn vallen dan ook niet binnen de werkingssfeer van de vrijstellingen in artikel 135, lid 1, onder f), van de btw-richtlijn.
57
Gelet op het voorgaande moet op de tweede vraag worden geantwoord dat:
- —
artikel 135, lid 1, onder e), van de btw-richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat diensten zoals die aan de orde in het hoofdgeding — die bestaan in het inwisselen van traditionele valuta's tegen eenheden van de virtuele valuta ‘bitcoin’ en omgekeerd, die worden verricht tegen betaling van een bedrag dat overeenkomt met de marge die ontstaat uit het verschil tussen de prijs waarvoor de betrokken marktdeelnemer de valuta koopt en de prijs waarvoor hij deze verkoopt aan zijn klanten —, van de btw vrijgestelde handelingen vormen in de zin van deze bepaling;
- —
artikel 135, lid 1, onder d), en f), van de btw-richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat dergelijke diensten niet binnen de werkingssfeer van deze bepalingen vallen.
Kosten
58
Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Het Hof (Vijfde kamer) verklaart voor recht:
- 1)
Artikel 2, lid 1, onder c), van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde moet aldus worden uitgelegd dat handelingen zoals die aan de orde in het hoofdgeding — die bestaan in het inwisselen van traditionele valuta's tegen eenheden van de virtuele valuta ‘bitcoin’ en omgekeerd, die worden verricht tegen betaling van een bedrag dat overeenkomt met de marge die ontstaat uit het verschil tussen de prijs waarvoor de betrokken marktdeelnemer de valuta's koopt en de prijs waarvoor hij deze verkoopt aan zijn klanten —, diensten onder bezwarende titel in de zin van deze bepaling vormen.
- 2)
Artikel 135, lid 1, onder e), van richtlijn 2006/112 moet aldus worden uitgelegd dat diensten zoals die aan de orde in het hoofdgeding — die bestaan in het inwisselen van traditionele valuta's tegen eenheden van de virtuele valuta ‘bitcoin’ en omgekeerd, die worden verricht tegen betaling van een bedrag dat overeenkomt met de marge die ontstaat uit het verschil tussen de prijs waarvoor de betrokken marktdeelnemer de valuta koopt en de prijs waarvoor hij deze verkoopt aan zijn klanten —, van de btw vrijgestelde handelingen vormen in de zin van deze bepaling.
Artikel 135, lid 1, onder d), en f), van richtlijn 2006/112 moet aldus worden uitgelegd dat dergelijke diensten niet binnen de werkingssfeer van deze bepalingen vallen.
ondertekeningen
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 22‑10‑2015
Conclusie 16‑07‑2015
J. Kokott
Partij(en)
Zaak C-264/141.
Skatteverket
tegen
David Hedqvist
[verzoek van de Högsta förvaltningsdomstol (Zweden) om een prejudiciële beslissing]
I — Inleiding
1.
In de onderhavige procedure zal het Hof zich voor de eerste keer buigen over de vraag hoe de ruil van de virtuele valuta ‘bitcoin’ tegen traditionele valuta's vanuit btw-oogpunt dient te worden behandeld. In dit verband dient in het bijzonder het toepassingsgebied van de belastingvrijstellingen voor financiële transacties nader te worden verduidelijkt.
II — Rechtskader
2.
Ingevolge artikel 2, lid 1, onder c), van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (hierna: btw-richtlijn) zijn aan de btw onderworpen:
- ‘c)
de diensten die binnen het grondgebied van een lidstaat door een als zodanig handelende belastingplichtige onder bezwarende titel worden verricht’.
3.
Overeenkomstig artikel 135, lid 1, van de btw-richtlijn verlenen de lidstaten echter vrijstelling voor de volgende handelingen:
‘[…]
- d)
handelingen, bemiddeling daaronder begrepen, betreffende deposito's, rekening-courantverkeer, betalingen, overmakingen, schuldvorderingen, cheques en andere handelspapieren met uitzondering van de inning van schuldvorderingen;
- e)
handelingen, bemiddeling daaronder begrepen, betreffende deviezen, bankbiljetten en munten die wettig betaalmiddel zijn, met uitzondering van munten en biljetten die verzamelobject zijn, namelijk gouden, zilveren of uit een ander metaal geslagen munten, alsmede biljetten, die normaal niet als wettig betaalmiddel worden gebruikt of die een numismatische waarde hebben;
- f)
handelingen, bemiddeling daaronder begrepen, uitgezonderd bewaring en beheer, inzake aandelen, deelnemingen in vennootschappen of verenigingen, obligaties en andere waardepapieren, met uitzondering van documenten die goederen vertegenwoordigen en van de in artikel 15, lid 2, bedoelde rechten of effecten;
[…]’
4.
Artikel 13, B, onder d), punten 3 tot en met 5, van de tot en met 31 december 2006 toepasselijke Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag2. stemt met deze belastingvrijstellingen overeen. Voor zover het Hof laatstgenoemde bepaling heeft uitgelegd, kunnen zijn bevindingen ook in de onderhavige zaak worden toegepast.
5.
Het Zweedse Recht bevat bepalingen die overeenstemmen met de aangehaalde Unierechtelijke bepalingen.
III — Hoofdgeding
6.
Hedqvist is van plan om via het internet de aan- en verkoop van de virtuele valuta ‘bitcoin’ (hierna: bitcoins) tegen Zweedse kronen aan te bieden. De prijs van de bitcoins zal daarbij berusten op de wisselkoers van een bepaalde wisselsite plus respectievelijk min een bepaald percentage als vergoeding voor de ruil.
7.
Zoals de verwijzende rechter heeft vastgesteld, aanvaardt een aantal particulieren en internethandelaren bitcoins als betaalmiddel. Bitcoins worden als data op de computer van een gebruiker of van een derde dienstverrichter opgeslagen en uitsluitend elektronisch overgedragen. Zij worden niet uitgegeven door een bepaalde emittent, maar gecreëerd door een algoritme op internet die een tot dusver onbekende persoon heeft geprogrammeerd. Bitcoins zijn in geen enkele staat als wettig betaalmiddel aanvaard.
8.
Voorafgaand aan het begin van zijn werkzaamheden verzocht Hedqvist de Zweedse commissie voor fiscale vraagstukken (Skatterättsnämnd) om een prealabel advies om te weten te komen of hij btw over de aan- en verkoop van bitcoins moest betalen. In het prealabel advies werden de aan- en verkoop van bitcoins als diensten onder bezwarende titel aangemerkt die evenwel van belasting vrijgesteld was, aangezien bitcoins een betaalmiddel zijn dat zoals wettige betaalmiddelen wordt gebruikt. Tegen dit prealabel advies heeft de Zweedse belastingdienst echter beroep ingesteld.
IV — Procedure voor het Hof
9.
De Högsta förvaltningsdomstol, die het geschil inmiddels behandelt, acht het btw-recht van de Unie beslissend voor het geding en heeft het Hof om die reden op 2 juni 2014 krachtens artikel 267 VWEU de volgende vragen voorgelegd:
- 1)
Moet artikel 2, lid 1, van de btw-richtlijn aldus worden uitgelegd dat transacties die worden omschreven als ruil van een virtuele valuta tegen een traditionele valuta en omgekeerd, waarvoor een vergoeding dient te worden betaald die de dienstverrichter meerekent bij de vaststelling van de wisselkoersen, een dienst onder bezwarende titel vormen?
- 2)
Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, moet artikel 135, lid 1, van de btw-richtlijn dan aldus worden uitgelegd dat voormelde wisseltransacties vrijgesteld zijn van belasting?
10.
Met betrekking tot deze vragen hebben in de procedure voor het Hof de Zweedse belastingdienst (Skatteverket), Hedqvist, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland en de Europese Commissie schriftelijke opmerkingen ingediend. Ter terechtzitting van 17 juni 2015 hebben Hedqvist, het Koninkrijk Zweden, de Bondsrepubliek Duitsland en de Commissie mondelinge opmerkingen gemaakt.
V — Juridische beoordeling
11.
De onderhavige procedure betreft twee verschillende vragen. Enerzijds gaat het om de belastbaarheid van wisseltransacties, dat wil zeggen de vraag of deze werkzaamheden voldoen aan de voorwaarden van de btw-richtlijn (zie onder A). Anderzijds dient voor het geval dat wisseltransacties belastbaar zijn, te worden vastgesteld of deze ook belastingplichtig zijn, dus niet vrijgesteld zijn van belasting (zie onder B).
A — De ruil van bitcoins als dienst onder bezwarende titel
12.
Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen of een activiteit zoals door Hedqvist beoogd als verrichting van diensten onder bezwarende titel in de zin van artikel 2, lid 1, onder c), van de btw-richtlijn dient te worden beschouwd en dus in beginsel aan de btw onderworpen is.
13.
Het Hof heeft reeds in de zaak First National Bank of Chicago met betrekking tot een vergelijkbare vraag beslist dat de ruil van deviezen waarbij een bank verschillende koersen voor de aan- en verkoop van de betrokken deviezen vaststelt, een dienst onder bezwarende titel is.3. De belaste prestatie van de bank bestond in die zaak alleen in de feitelijke ruil, niet in de overdracht van de deviezen zelf. Het Hof heeft deze overdracht namelijk noch als levering van lichamelijke zaken noch als dienst aangemerkt, omdat deviezen wettige betaalmiddelen zijn.4. De vergoeding voor de belastbare wisseldienst is volgens het Hof in beginsel het verschil tussen de aan- en de verkoopprijs van de betrokken deviezen.
14.
Het arrest berust op de vaststelling dat algemeen wordt erkend dat de overdracht van wettige betaalmiddelen als zodanig niet voldoet aan de voorwaarden voor heffing van btw.5. Deze overdracht kan in beginsel6. slechts de tegenprestatie voor een belaste handeling zijn. De btw is immers een belasting op het eindverbruik van goederen.7. De huidige wettige betaalmiddelen hebben evenwel in beginsel — anders dan bijvoorbeeld goud of sigaretten, die direct of indirect ook als betaalmiddel worden of werden gebruikt — geen andere praktische gebruiksmogelijkheid dan die van betaalmiddel. Bij de verrichting van een transactie is hun functie beperkt tot de vergemakkelijking van de uitwisseling van goederen in een economie; zij worden echter als zodanig niet als goederen verbruikt of gebruikt.
15.
Hetgeen geldt voor wettige betaalmiddelen, dient ook van toepassing te zijn op andere betaalmiddelen die dezelfde beperkte functie hebben. Hoewel dergelijke zuivere betaalmiddelen niet wettelijk gewaarborgd en gecontroleerd hoeven te worden, vervullen zij toch vanuit btw-oogpunt dezelfde functie als wettige betaalmiddelen en dienen zij derhalve volgens het beginsel van fiscale neutraliteit, dat een uitdrukking vormt van het beginsel van gelijke behandeling8., in principe gelijk te worden behandeld.
16.
Dit is in overeenstemming met de rechtspraak. Deze behandelt wettige en overige zuivere betaalmiddelen — zoals waardebonnen met een nominale waarde9. of ‘Points Rights’ die worden verworven om later te worden gebruikt ten behoeve van een verblijf in hotels of residenties10. — in wezen11. gelijk, door ook in laatstgenoemde gevallen de overdracht van de betaalmiddelen niet als belastbare handeling te beschouwen.
17.
Ook bitcoins zijn naar de opvatting van de verwijzende rechter een zuiver betaalmiddel. Het bezit van bitcoins heeft geen ander doel dan dat ze op een gegeven moment wederom als betaalmiddel worden gebruikt. Om die reden dienen zij in het kader van de btw net zo te worden behandeld als wettige betaalmiddelen.
18.
Uit het bovenstaande volgt dat het arrest First National Bank of Chicago ook geldt voor bitcoins. De overdracht van bitcoins voldoet als zodanig weliswaar niet aan de voorwaarden voor de heffing van btw, maar omdat Hedqvist van plan is om de aan- en verkoop van de bitcoins tegen Zweedse kronen voor een prijs te verrichten waarin een opslag is begrepen ten opzichte van de op een bepaalde wisselsite vastgestelde wisselkoers, omvat deze activiteit, in de vorm van een ruil, het verrichten van diensten onder bezwarende titel in de zin van artikel 2, lid 1, onder c), van de btw-richtlijn.
B — Belastingvrijstelling van de ruil van bitcoins
19.
Ten tweede dient duidelijk te worden gemaakt of de dienst die bestaat in de ruil van bitcoins tegen Zweedse kronen valt onder één van de belastingvrijstellingen van artikel 135, lid 1, van de btw-richtlijn. In de verwijzingsbeslissing worden terecht als hiervoor in aanmerking komende belastingvrijstellingen de in artikel 135, lid 1, onder d), e) en f), bedoelde vrijstellingen genoemd. Deze zal ik in omgekeerde volgorde bespreken.
1. Handelingen betreffende waardepapieren (onder f)
20.
Artikel 135, lid 1, onder f), van de btw-richtlijn stelt handelingen ‘inzake aandelen, deelnemingen in vennootschappen […], obligaties en andere waardepapieren’ vrij van belasting.
21.
De ruil van bitcoins tegen Zweedse kronen zou alleen onder deze vrijstelling kunnen vallen, als ten minste één van de twee gekwalificeerd kan worden als ‘andere waardepapieren’ in de zin van deze bepaling.
22.
Zoals het Hof evenwel laatstelijk heeft vastgesteld, omvat artikel 135, lid 1, onder f), van de btw-richtlijn alleen eigendomsrechten op rechtspersonen, geldvorderingen op een bepaalde schuldenaar alsmede met deze rechten verband houdende rechten.12. Noch Zweedse kronen noch bitcoins vallen onder één van deze drie categorieën.
23.
De belastingvrijstelling van artikel 135, lid 1, onder f), van de btw-richtlijn is derhalve niet van toepassing op het onderhavige geval.
2. Handelingen betreffende betaalmiddelen (onder e)
24.
Verder rijst de vraag of de belastingvrijstelling van artikel 135, lid 1, onder e), van de btw-richtlijn van toepassing is. Op grond van dit artikel zijn vrijgesteld van belasting handelingen betreffende ‘deviezen, bankbiljetten en munten die wettig betaalmiddel zijn’.
25.
Voorwaarde voor de belastingvrijstelling is allereerst dat een verband bestaat met betaalmiddelen, ongeacht of het om contante of niet-contante betaalmiddelen gaat. Voorts blijkt uit de Engelse taalversie van artikel 135, lid 1, onder e), van de btw-richtlijn, waarin sprake is van ‘currency, bank notes and coins’, dat deze bepaling in beginsel van toepassing is op iedere valuta en niet — zoals bijvoorbeeld de Duitse taalversie vanwege het gebruik van de term ‘Devisen’ suggereert — uitsluitend op buitenlandse valuta's.
26.
Het is echter niet eenvoudig te bepalen welke handelingen onder de belastingvrijstelling vallen, indien alle handelingen ‘betreffende’ betaalmiddelen zijn bedoeld. Deze bewoordingen zijn uiterst ruim, omdat uiteindelijk iedere met geld betaalde handeling ook betaalmiddelen betreft. Dit is ook het geval indien — overeenkomstig de rechtspraak in verband met de belastingvrijstelling van artikel 135, lid 1, onder f), van de btw-richtlijn voor handelingen inzake waardepapieren13. — wordt verlangd dat de handeling rechten en verplichtingen voor partijen inzake betaalmiddelen kan doen ontstaan, wijzigen of doen tenietgaan.
27.
Om te beginnen is het duidelijk dat de belastingvrijstelling niet van toepassing kan zijn indien slechts één van de bij een transactie betrokken partijen betaalmiddelen overdraagt en de andere partij goederen overdraagt of diensten verricht. In dat geval vormt de overdracht van de betaalmiddelen immers de tegenprestatie voor een levering van goederen of diensten. Indien men de belastingvrijstelling zou toepassen op een dergelijke eenzijdige overdracht van betaalmiddelen, zouden alle handelingen — met uitzondering van ruilhandelingen — vrijgesteld zijn van btw.
28.
De belastingvrijstelling kan echter wel van toepassing zijn als een betaalmiddel, zoals in het onderhavige geval, tegen een ander betaalmiddel wordt geruild en hiervoor een vergoeding wordt gevraagd. De belaste handeling is dan — zoals gezegd14. — de wisseldienst. Deze dienst vormt een handeling ‘betreffende’ betaalmiddelen in de zin van artikel 135, lid 1, onder e), van de btw-richtlijn, namelijk de ruil hiervan, die ook rechten en verplichtingen voor partijen inzake betaalmiddelen doet ontstaan.
29.
In het onderhavige geval, waarin Zweedse kronen, die in het Koninkrijk Zweden wettige betaalmiddelen zijn, en bitcoins, die in geen enkele staat wettige betaalmiddelen zijn, worden geruild, rijst evenwel de volgende vraag: moeten beide betaalmiddelen die bij de ruil betrokken zijn, wettige betaalmiddelen zijn?
30.
De bewoordingen van artikel 135, lid 1, onder e), van de btw-richtlijn geven geen eenduidig antwoord op deze vraag.
31.
Inzonderheid de Duitse taalversie van deze bepaling kan aldus worden opgevat dat beide bij de ruil betrokken betaalmiddelen wettige betaalmiddelen moeten zijn (‘Devisen […], die gesetzliches Zahlungsmittel sind’).
32.
In de Engelse taalversie is echter uitsluitend sprake van ‘currency’ in het enkelvoud. Aan de Engelse bewoordingen voldoet derhalve ook een ruil waarbij slechts één wettig betaalmiddel is betrokken, zoals in het onderhavige geval de Zweedse kroon.
33.
Nog ruimer geformuleerd is de Finse taalversie, die niet vereist dat de deviezen een wettig betaalmiddel zijn, maar deze eis slechts stelt ten aanzien van bankbiljetten en munten.15. Volgens deze versie kunnen alle valuta's in niet-contante vorm — ook virtuele zoals bitcoins — onder de belastingvrijstelling vallen.
34.
De Italiaanse taalversie doet bovendien de vraag rijzen of de betrokken betaalmiddelen überhaupt een wettige status moeten hebben. Op grond daarvan zijn handelingen die betaalmiddelen ‘con valore liberatorio’ betreffen, vrijgesteld van belasting. De schuldbevrijdende werking van het betaalmiddel is volgens deze taalversie dus doorslaggevend. Daarentegen wordt geen gebruik gemaakt van de uitdrukking ‘corso legale’, waarmee in het Italiaans wettige betaalmiddelen worden aangeduid, hetgeen onder meer blijkt uit artikel 10, lid 2, van verordening nr. 974/98.16. Deze uitdrukking wordt ook gebruikt in artikel 344, lid 1, punt 2, van de btw-richtlijn. Ook bitcoins kunnen evenwel bevrijdende werking hebben, mits dit door de betrokken partijen is overeengekomen.
35.
Gezien de uiteenlopende taalversies kan de vraag welke betaalmiddelen onder de belastingvrijstelling van artikel 135, lid 1, onder e), van de btw-richtlijn vallen, alleen aan de hand van het doel van deze vrijstelling worden beantwoord.17. Hierbij dient in casu alleen te worden onderzocht of de ruil van een wettig betaalmiddel tegen een zuiver, maar niet wettig betaalmiddel valt onder het met de belastingvrijstelling beoogde doel.
36.
Zoals het Hof herhaaldelijk heeft vastgesteld, wordt met de belastingvrijstellingen die inmiddels zijn vastgelegd in artikel 135, lid 1, onder b) tot en met g), van de btw-richtlijn, beoogd ‘financiële transacties’ vrij te stellen.18. De ruil van zuivere betaalmiddelen waarbij — zoals in casu — slechts één wettig betaalmiddel betrokken is, is hoe dan ook eveneens een financiële transactie. Dit blijkt alleen al uit het feit dat de overdracht van zuivere betaalmiddelen — zoals gezegd19. — vanuit btw-oogpunt slechts een betaalfunctie heeft.
37.
Het Hof heeft tot dusver echter nog geen uitspraak gedaan over het bijzondere doel van de thans uit te leggen belastingvrijstelling van artikel 135, lid 1, onder e), van de btw-richtlijn.
38.
Het gevolg van een btw-vrijstelling is steeds dat de kosten van de prestatie lager worden. In casu betreft deze kostenverlaging diensten die bestaan in de ruil van zuivere betaalmiddelen. Doel en strekking van de vrijstelling van handelingen betreffende betaalmiddelen is naar mijn mening dat de converteerbaarheid van zuivere betaalmiddelen niet wordt belemmerd door de heffing van btw. Dit is tevens van wezenlijk belang voor de interne markt. Voor zover grensoverschrijdende prestaties vereisen dat de besteller valuta's ruilt, zouden door de heffing van btw over de wisseldienst de grensoverschrijdende prestaties immers nog duurder worden ten opzichte van de binnenlandse prestaties.
39.
De belastingvrijstelling is echter niet beperkt tot binnen de Unie geldende valuta's. Alle valuta's van de hele wereld vallen onder de belastingvrijstelling. Derhalve moet worden vastgesteld dat artikel 135, lid 1, onder e), van de btw-richtlijn ertoe strekt dat alle valuta's in het belang van de goede werking van het betalingsverkeer zoveel mogelijk onbelast converteerbaar zijn.
40.
Het is in overeenstemming met dit doel, ook de ruil van wettige betaalmiddelen tegen betaalmiddelen die geen wettige status hebben, maar wel — zoals in casu bitcoins — zuivere betaalmiddelen zijn, vrij te stellen van belasting. Voor zover er betaalmiddelen bestaan die aan het betalingsverkeer deelnemen omdat zij in het handelsverkeer dezelfde betaalfunctie hebben als wettige betaalmiddelen, zou het betalingsverkeer immers extra worden belast door de heffing van btw op de ruil van deze betaalmiddelen.
41.
Voorts dient artikel 135, lid 1, onder e), van de btw-richtlijn in overeenstemming met het primaire recht20. en inzonderheid met het algemene beginsel van gelijke behandeling van artikel 20 van het Handvest van de grondrechten te worden uitgelegd. In dit opzicht refereert het Hof veelvuldig aan het beginsel van fiscale neutraliteit en verlangt het dat gelijke handelingen ter verzekering van de mededingingsneutraliteit van de btw ook gelijk worden belast.21.
42.
Tegen deze achtergrond zou in het onderhavige geval een verschil in behandeling slechts gerechtvaardigd zijn indien er een wezenlijk verschil bestond tussen de ruil van wettige betaalmiddelen tegen eveneens wettige betaalmiddelen en de ruil van wettige betaalmiddelen tegen andere zuivere betaalmiddelen, zoals in casu bitcoins. Beide vormen van betaalmiddelen hebben immers dezelfde betaalfunctie, voor zover zij in het handelsverkeer als betaalmiddel worden aanvaard.
43.
Een dergelijk voor de btw wezenlijk verschil kan ik echter niet ontdekken.
44.
De met name door de Bondsrepubliek Duitsland aangevoerde argumenten inzake de volatiliteit en fraudegevoeligheid van bitcoins kunnen een verschil in behandeling niet rechtvaardigen. Ongeacht of dergelijke risico's afhankelijk van de valuta niet ook in gelijke mate bestaan bij wettige betaalmiddelen, zijn dergelijke overwegingen alleen aan de orde in het kader van het staatstoezicht op de financiële markten. Het btw-recht staat hier echter los van. Uit de rechtspraak blijkt namelijk dat, zelfs wanneer een gedraging volgens het toezichtrecht verboden is, dit geen invloed heeft op de beoordeling daarvan op grond van het btw-recht.22. Of bitcoins een ‘goede’ of ‘slechte’ valuta zijn, is voor de onderhavige procedure dus niet van belang.
45.
Per saldo is de belastingvrijstelling van artikel 135, lid 1, onder e), van de btw-richtlijn dus ook van toepassing als — zoals in casu — een valuta die wettig betaalmiddel is, tegen een andere valuta wordt geruild die weliswaar geen wettig betaalmiddel is, maar wel als zuiver betaalmiddel binnen het betalingsverkeer wordt gebruikt.
3. Handelingen betreffende handelspapieren (onder d)
46.
Mogelijk komt het Hof anders dan ik tot de conclusie dat de belastingvrijstelling voor betaalmiddelen van artikel 135, lid 1, onder e), van de btw-richtlijn in casu niet van toepassing is, omdat bitcoins geen wettige betaalmiddelen zijn. Dan zou aanvullend moeten worden onderzocht of eventueel de belastingvrijstelling van artikel 135, lid 1, onder d), van de btw-richtlijn in casu van toepassing kan zijn.
47.
Voor zover deze bepaling handelingen betreffende ‘betalingen [en] overmakingen’ betreft, zijn de onderhavige wisseldiensten niet vrijgesteld op grond van deze bepaling. De onderhavige diensten omvatten immers niet het verrichten van contante of niet-contante betalingen aan een bepaalde derde-ontvanger.
48.
Volgens artikel 135, lid 1, onder d), van de btw-richtlijn zijn evenwel ook handelingen betreffende ‘schuldvorderingen, cheques en andere handelspapieren’ vrijgesteld van belasting. Derhalve rijst in casu de vraag of bitcoins ‘andere handelspapieren’ zijn in de zin van deze belastingvrijstelling.
49.
Het Hof heeft in het arrest Granton Advertising te kennen gegeven dat de belastingvrijstelling verschillende vormen van geldoverdracht omvat.23. Ook ik heb in mijn conclusie destijds vastgesteld dat het de bedoeling van de belastingvrijstelling is rechten die in het handelsverkeer net als geld worden beschouwd, voor de toepassing van de btw te behandelen als de overdracht van geld zelf en derhalve vrij te stellen van belasting.24.
50.
Desondanks dient de toepassing van deze belastingvrijstelling in casu om twee redenen te worden geweigerd.
51.
Ten eerste betreft artikel 135, lid 1, onder d), van de btw-richtlijn alleen derivaten van valuta's — zoals schuldvorderingen en cheques alsmede andere ‘papieren’ — maar niet de valuta zelf. In het onderhavige geval worden evenwel niet rechten op bitcoins, maar de bitcoins zelf geruild. Tegen deze achtergrond is het helemaal niet nodig om te onderzoeken of deze belastingvrijstelling — zoals de Republiek Estland heeft aangevoerd — uitsluitend rechten omvat die wettige betaalmiddelen betreffen.
52.
Ten tweede bestaat voor de belastingvrijstelling van handelingen die een valuta zelf betreffen, een specifiekere bepaling, namelijk de belastingvrijstelling van artikel 135, lid 1, onder e), van de btw-richtlijn. De toepasselijkheid hiervan heb ik in de punten 24 en volgende besproken. Mocht het Hof echter tot de conclusie komen dat handelingen die rechtstreeks betrekking hebben op een virtuele valuta zoals de bitcoin, niet onder deze specifiekere bepaling vallen, omdat alleen de ruil van wettige betaalmiddelen vrijgesteld dient te zijn, zou de beslissing van de wetgever dienaangaande terzijde worden geschoven, als in plaats daarvan een andere belastingvrijstelling ruim zou worden uitgelegd. Handelingen die rechtstreeks valuta's betreffen, zijn ofwel volgens de hiervoor speciaal geldende bepaling van artikel 135, lid 1, onder e), van de btw-richtlijn vrijgesteld, mits aan de voorwaarden hiervan is voldaan, ofwel niet. Anders zouden de aan deze belastingvrijstelling gestelde voorwaarden uiteindelijk zonder betekenis zijn.
53.
De belastingvrijstelling van artikel 135, lid 1, onder d), van de btw-richtlijn is derhalve in casu geenszins van toepassing.
VI — Conclusie
54.
Gelet op het bovenstaande geef ik het Hof in overweging de prejudiciële vragen van de Högsta förvaltningsdomstol als volgt te beantwoorden:
- 1)
De ruil van een zuiver betaalmiddel tegen een wettig betaalmiddel en omgekeerd, waarvoor een vergoeding dient te worden betaald die de dienstverrichter meerekent bij de vaststelling van de wisselkoersen, is een dienst onder bezwarende titel in de zin van artikel 2, lid 1, onder c), van de btw-richtlijn.
- 2)
Dergelijke handelingen zijn op grond van artikel 135, lid 1, onder e), van de btw-richtlijn vrijgesteld van belasting.
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 16‑07‑2015
Oorspronkelijke taal: Duits.
PB L 145, blz. 1.
Arrest First National Bank of Chicago (C-172/96, EU:C:1998:354, punten 25–35).
Arrest First National Bank of Chicago (C-172/96, EU:C:1998:354, punt 25).
Zie in die zin ook arrest Mirror Group (C-409/98, EU:C:2001:524, punt 26).
Dit kan anders zijn bij de overdracht van wettige betaalmiddelen die verzamelobjecten zijn in de zin van artikel 135, lid 1, onder e), van de btw-richtlijn.
Zie in die zin arresten Netto Supermarkt (C-271/06, EU:C:2008:105, punt 21 en aldaar aangehaalde rechtspraak) en Dresser Rand (C-606/12, EU:C:2014:125, punt 28 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
Zie onder meer arresten Commissie/Frankrijk (C-481/98, EU:C:2001:237, punt 22), NCC Construction Danmark (C-174/08, EU:C:2009:669, punt 44) en Zimmermann (C-174/11, EU:C:2012:716, punt 48).
Zie in die zin arrest Argos Distributors (C-288/94, EU:C:1996:398).
Arrest Macdonald Resorts (C-270/09, EU:C:2010:780, inzonderheid punten 21 en 32).
Het arrest Astra Zeneca UK (C-40/09, EU:C:2010:450) kan anders worden opgevat.
Arrest Granton Advertising (C-461/12, EU:C:2014:1745, punten 27 en 31).
Zie onder meer arresten CSC Financial Services (C-235/00, EU:C:2001:696, punt 33) en Deutsche Bank (C-44/11, EU:C:2012:484, punt 37).
Zie hierboven, punt 18.
De Finse versie spreekt van ‘valuuttaa sekä laillisina maksuvälineinä käytettäviä seteleitä ja kolikoita’, wat zoveel betekent als ‘deviezen en als wettig betaalmiddel gebruikte bankbiljetten en munten’.
Verordening (EG) nr. 974/98 van de Raad van 3 mei 1998 over de invoering van de euro (PB L 139, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij verordening (EU) nr. 827/2014 van de Raad van 23 juli 2014.
Zie arrest T. (C-373/13, EU:C:2015:413, punt 62 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
Arrest Granton Advertising (C-461/12, EU:C:2014:1745, punt 29 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
Zie boven, punten 14–16.
Zie in die zin arresten Sturgeon e.a. (C-402/07, EU:C:2009:716, punt 48), Chatzi (C-149/10, EU:C:2010:534, punt 43) en Commissie/Strack (C-579/12 RX-II, EU:C:2013:570, punt 40).
Zie onder meer arresten Commissie/Duitsland (C-109/02, EU:C:2003:586, punt 20), JP Morgan Fleming Claverhouse Investment Trust en The Association of Investment Trust Companies (C-363/05, EU:C:2007:391, punt 46) en Commissie/Zweden (C-480/10, EU:C:2013:263, punt 17).
Zie arrest GfBk (C-275/11, EU:C:2013:141, punt 32).
Zie in die zin arrest Granton Advertising (C-461/12, EU:C:2014:1745, punt 37).
Zie mijn conclusie in de zaak Granton Advertising (C-461/12, EU:C:2013:700, punt 41).