Einde inhoudsopgave
Het voorlopig getuigenverhoor (BPP nr. XVII) 2015/204
204 Regeling; de rechter die de getuigen hoort
Mr. E.F. Groot, datum 01-01-2015
- Datum
01-01-2015
- Auteur
Mr. E.F. Groot
- JCDI
JCDI:ADS455838:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Voetnoten
Voetnoten
Art. 181 Rv geldt als het bewijs wordt verzameld in een hoofdzaak in eerste aanleg en van de beslissing in eerste aanleg geen appel kan worden ingesteld. Deze regel voor niet appellabele kantonzaken beoogt het griffiepersoneel te ontlasten. Van Nispen 2014 (T&C Rv), art. 181, aant. 1. Naar mijn mening kan deze regel ook gevolgd worden indien, zoals in ontbindingszaken wel gebeurt, de kantonrechter direct voorafgaand aan de behandeling van de hoofdzaak een voorlopig getuigenverhoor houdt (zie nr. 124 en 128).
Rutgers (Burgerlijke Rechtsvordering), art. 189, aant. 2.
De rechtbank laat deze taak doorgaans over aan een rechter-commissaris, zie nr. 184.
Hof ’s Hertogenbosch 5 december 1991, ECLI:NL:GHSHE:1991:AB9256, NJ 1992, 483.
Zie bijvoorbeeld Hof Amsterdam 8 januari 1998, ECLI:NL:GHAMS:1998:AC0175, NJ 1998, 750. In deze zaak wees het hof in hoger beroep alsnog een voorlopig getuigenverhoor toe. Aangezien de hoofdzaak inmiddels aanhangig was gemaakt bij de rechtbank Utrecht, moesten de getuigen door de rechtbank Utrecht worden gehoord.
Rb. Dordrecht 6 augustus 1980, ECLI:NL:RBDOR:1980:AB9477, NJ 1981, 221. Een verzoek tot het horen van getuigen door een rogatoire commissie werd afgewezen, omdat van dergelijke feiten of omstandigheden niet was gebleken en de getuigen varenslieden waren die ook regelmatig in Nederland voeren.
Het voorlopig getuigenverhoor verloopt volgens dezelfde regels als het normale getuigenverhoor (art. 189 Rv). De bijzondere aard van het voorlopig getuigenverhoor kan ertoe leiden dat van deze regels wordt afgeweken (zo is art. 168 Rv over de contra-enquête slechts ten dele van toepassing (zie hierover par. 5.12), zal ondanks art. 181 Rv in beginsel altijd een proces-verbaal van het getuigenverhoor moeten worden opgemaakt1 en is art. 185 Rv niet van toepassing, omdat het voorlopig getuigenverhoor een zelfstandige procedure is en geen incident in een aanhangige hoofdzaak2 (zie nr. 110)).
Als de hoofdzaak nog niet aanhangig is worden de getuigen gehoord door de rechtbank.3 Dit geldt ook als de rechtbank een verzoek tot een voorlopig getuigenverhoor in eerste aanleg afwijst, waarna het hof het verzoek in hoger beroep toewijst.4 Zodra de hoofdzaak aanhangig is, hoort de rechter die de hoofdzaak behandelt de getuigen. Dit geldt zowel als een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor wordt gedaan tijdens een aanhangig geding als wanneer na de toewijzing van een voorlopig getuigenverhoor een hoofdzaak aanhangig wordt gemaakt.5 Van deze regel behoort slechts te worden afgeweken als van daartoe redengevende feiten of omstandigheden is gebleken.6