NJ 1925, p. 780
HR, 02-06-1925
HR 02-06-1925, ECLI:NL:HR:1925:89
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
2 juni 1925
- Magistraten
Mrs. Fentener v. Vlissingen, Segers, Hesse, Taverne en Kirberger.
- Zaaknummer
[02061925/NJ_1925,_p._780]
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS121478:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1925:89, Uitspraak, Hoge Raad, 02‑06‑1925
- Wetingang
(Sr art. 346.)
Samenvatting
Uit de bewijsmiddelen kan de rechter afleiden, dat bekl. wist, dat hij door zijn handeling op ongeoorloofde wijze zijn schuldeischers benadeelde en zoo hun rechten bedriegelijk verkortte. Art. 346 Sr. eischi niet dat dit verkorten des daders doel is geweest.
Voorgaande uitspraak
H. J. D. enz., requirant van cassatie tegen een te zijnen laste gewezen arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 19 Februari 1925, waarbij in hooger beroep is bevestigd een vonnis van den Politierechter te Zutphen van 17 December 1924, bij hetwelk hij als schuldig aan: „het zonder koopman te zijn, in staat van faillissement verklaard ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.